Antwoord op vragen van het lid Rudmer Heerema over het bericht ‘Islamitisch onderwijs groeit: aantal leerlingen in tien jaar tijd met 60 procent toegenomen’

2019Z25841

(ingezonden 19 december 2019)

Vragen van het lid Rudmer Heerema (VVD) aan de minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht ‘Islamitisch onderwijs groeit: aantal leerlingen in tien jaar tijd met 60 procent toegenomen’

Vraag 1
Bent u bekend met het bericht ‘Islamitisch onderwijs groeit: aantal leerlingen in tien jaar tijd met 60 procent toegenomen’? [i]

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de wenselijkheid van de groei van het islamitisch onderwijs? En kunt u aangeven welke richtingen binnen de islam groei, danwel krimp in het onderwijs doormaken?

De vrijheid van onderwijs is grondwettelijk vastgelegd. In Nederland staat het iedereen vrij om een school op te richten. Op dit moment is het zo dat elke school in het funderend onderwijs een erkende richting moet hebben. Islamitisch-liberaal en islamitisch-orthodox zijn twee van de erkende richtingen. Er wordt niet per richting bijgehouden of scholen groeien of krimpen.

Het wetsvoorstel Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen - momenteel in behandeling bij de Eerste Kamer - regelt dat richting geen doorslaggevende factor meer zal zijn bij de stichting van scholen. Het blijft echter wel van belang dat er duurzame belangstelling is voor scholen.

Vraag 3

Kunt u cijfers geven waaruit blijkt dat islamitische scholen al vijf jaar op rij het beste op de Cito-toets scoren? In hoeverre wegen hier indicatoren met betrekking tot achterstand in mee, zoals beschreven in het artikel? Wat is de reden dat deze indicatoren worden meegewogen? Op welke manier wordt dit binnen de score voor leerling of school meegewogen? En kan door deze systematiek een school een gunstigere score krijgen dan de praktijk in feite uitwijst? Welke Cito-scores krijgen scholen als deze indicatoren niet worden meegewogen? Kunt u hiervan een overzicht geven?

Deze cijfers kan ik u niet geven. Ik verwijs u graag naar de open onderwijsdata op de website van DUO [ii], waar u de gemiddelde eindtoetsscore per school kunt vinden. Op grond van deze data kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat islamitische scholen al vijf jaar op rij het beste scoren op de eindtoets, er zijn geen indicatoren met betrekking tot achterstand meegewogen. Het is mij onbekend in hoeverre en welke indicatoren met betrekking tot achterstand zijn meegenomen in het artikel waarnaar u verwijst. Voor meer informatie over hoe de Inspectie van het Onderwijs de eindtoetsscores weegt in haar kwaliteitsoordeel verwijs ik u naar het onderwijsresultatenmodel.

Vraag 4

Hoeveel islamitische scholen presteren nog ondermaats in Nederland? Welke scholen zijn dit? Is dit percentage hoger dan bij een school met een bijzondere richting? Kunt u dit uitsplitsen per bijzondere inrichting?

Zoals op de website van de Inspectie van het Onderwijs te vinden is [iii], heeft, van de 59 islamitische basisscholen in Nederland, één school het oordeel ‘zeer zwak’ en heeft één school het oordeel ‘onvoldoende’. Het gaat om respectievelijk Al Islaah in Harderwijk en Aboe Da’oed in Utrecht.

Hieronder ziet u per richting hoeveel scholen het oordeel ‘onvoldoende’ en ‘zeer zwak’ hebben. Omdat het absolute aantal vaak heel laag is, kunnen aan deze percentages geen conclusies worden verbonden.

Richting

Aantal scholen

Totaal aantal onvoldoende of zeer zwak (stand 01-01-2020)

Percentage

Algemeen bijzonder

392

13

3,3%

Antroposofisch

76

3

3,9%

Evangelisch

9

1

11,1%

Hindoeïstisch

7

2

28,5%

Islamitisch

59

2

3,3%

Openbaar

2225

59

2,6%

Overige

33

2

6,0%

Protestants-Christelijk

1710

31

1,8%

Rooms-Katholiek

2039

31

1,5%

Samenwerking Opb.- PC

5

1

20,0%

Samenwerking PC - RK

58

2

3,4%

Eindtotaal

6613

147

2,2%

Vraag 5

Hoe beoordeelt u het boek 'Help ik word volwassen' van Asma Claassen? Vindt u dit geschikt lesmateriaal? En hoeveel islamitische scholen geven nog steeds les uit dit boek? Worden er nog meer omstreden boeken gebruikt binnen het islamitisch onderwijs?

Het is niet aan het kabinet om de inhoud van leermiddelen te beoordelen. We hebben, via de vrijheid van onderwijs, grondwettelijk verankerd dat scholen het onderwijs zelf mogen inrichten en daarbij leermiddelen naar keuze mogen gebruiken. Dit past bij de autonomie van scholen en bij de professionele ruimte van leraren om daarin hun eigen afwegingen te maken. Die grondwettelijke vrijheid van scholen is echter niet onbegrensd; zij wordt bijvoorbeeld begrensd door het strafrecht of de Algemene wet gelijke behandeling. Indien er strafrechtelijke grenzen worden overschreden is het aan het Openbaar Ministerie om op te treden. Met het wetsvoorstel verduidelijking burgerschap stel ik daarnaast voor dat scholen leerlingen kennis en respect bijbrengen van de basiswaarden van de Nederlandse samenleving: vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Dat betekent dat van scholen wordt verwacht dat zij leerlingen ook kennis bijbrengen van andere denkwijzen en voor anders denkenden.

Vraag 6

Kunt u reageren op de stelling van onderwijsdeskundige Cok Bakker die stelt dat een divers samengestelde school goed is voor de ontwikkeling van kinderen, omdat ze hierdoor leren om te gaan met een pluriforme samenleving? In hoeverre komen leerlingen van islamitische scholen in aanraking met pluriformiteit en diversiteit?

Scholen hebben de maatschappelijke opdracht om aandacht te besteden aan burgerschapsvorming. De burgerschapsopdracht is erop gericht dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving, dat actief burgerschap en sociale integratie worden bevorderd en dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten. Dat is voor alle scholen verplicht, ongeacht de richting van de school. Recent heb ik een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gezonden dat de wettelijke burgerschapsopdracht voor scholen in het funderend onderwijs verder verduidelijkt.



Indiener(s)