Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid
Van der Lee (GroenLinks) over het Interreg-programma op 20 december 2019, met het kenmerk 2019Z26058.
Hoogachtend,
mr. drs. M.C.G. Keijzer
Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
1
Bent u bekend met het Interreg-programma? [1]
Antwoord
Ja.
2
Deelt u de mening dat Interreg A-programma’s belangrijke instrumenten zijn
voor het wegnemen van grensbarrières en voor het benutten van kansen in de
grensregio?
3
Deelt u de mening dat de betreffende Europese middelen niet alleen ingezet
moeten worden voor innovatie, maar ook breder om grensknelpunten op te
lossen, bijvoorbeeld op het terrein van infrastructuur, arbeidsmarkt,
onderwijs, veiligheid, klimaat en grensbestuur?
4
Deelt u de mening dat er ook ruimte moet zijn voor ondersteuning van
grensoverschrijdende geïntegreerde gebiedsontwikkeling op het terrein van
ecologie, cultuur en veiligheid?
5
Bent u bereid in het overleg met de grensregio voor het nieuwe
Interreg-programma Vlaanderen – Nederland de genoemde thema`s hierin een
plek te geven en dat een deel van het budget hiervoor kan worden aangewend?
Antwoord op vragen 2 t/m 5
Het kabinet zet voor Interreg A-programma’s in op een verdere focus op de maatschappelijke thema`s innovatie, duurzaamheid, energietransitie en klimaatadaptatie en het verminderen van de barrièrewerking van grenzen. Deze inzet is in overleg met decentrale overheden tot stand gekomen.
Interreg A-programma’s nemen grensbarrières weg door grensregio’s met elkaar te verbinden, waarbij het benutten van het economisch potentieel van deze regio’s uiteraard een van de belangrijke aandachtspunten is. Daar zijn verschillende soorten interventies voor nodig. Het betreft hier geld uit het Meerjarig Financieel Kader van de EU. Het kabinet vindt het daarom van belang dat het, in lijn met de BNC-fiches over Interreg [2] en de gemeenschappelijke bepalingen voor alle ESI-fondsen [3], duidelijk is wat de toegevoegde waarde is van Europees geld voor deze investeringen en interventies en dat versnippering wordt voorkomen. Omdat Nederland en haar buurlanden hoogontwikkelde kenniseconomieën zijn, zal één van de aandachtspunten bij Interreg A-programma’s het verbinden en stimuleren van samenwerking zijn tussen innovatieve clusters van bedrijven en kennisinstellingen aan weerszijde van de grens, omdat dat tot hogere Europese toegevoegde waarde leidt. Dat is ook belangrijk voor het verdienvermogen en het creëren van werkgelegenheid in deze regio’s.
Het past daarnaast bij de inzet van het kabinet om ook grensbarrières aan
te pakken die deze en andere grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten in
de weg staan. Die grensbelemmeringen kunnen per regio verschillen en zullen
ook in de toekomst aandacht krijgen in de Interreg A-programma’s. De nieuwe
programma’s (waaronder Vlaanderen-Nederland) worden op dit moment in
samenwerking met de betreffende decentrale overheden en de partnerlanden
nog voorbereid. De beschikbare budgetten zullen afhankelijk zijn van de
lopende MFK-discussie op EU-niveau.