1338
Vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het korten op de Wajong-uitkering bij het krijgen van een eindejaarsuitkering (ingezonden 13 december 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 16 januari 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Verstandelijk beperkte Jan (32)
werkt 12,5 jaar in supermarkt, maar moet zijn bonus
inleveren»?1
Antwoord 1 Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat alle werkenden een behandeling verdienen
gelijk aan hun collega’s? Deelt u de mening dat ook mensen met
een Wajong-uitkering extraatjes moeten kunnen houden? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 2
Ik heb kennisgenomen van het genoemde bericht en kan mij goed
voorstellen dat het wrang is dat een Wajonger een eenmalige
beloning na jarenlange inzet voor een werkgever gelijk moet
inleveren, terwijl dat voor een niet Wajonger die werkt niet
het geval is. Omdat ik de mening deel dat ook mensen met een
Wajonger-uitkering extraatjes moeten kunnen houden, heb ik in
mijn beantwoording van de vragen van de leden Nijkerken-de Haan
en Aukje de Vries (beiden VVD)2 een verkenning aangekondigd om
extra’s (zoals een bonus of gratificatie) boven het
maandinkomen niet te verrekenen met de inkomensondersteuning.
Vraag 3
Hoe gaat u de breed aangenomen motie Van Brenk c.s. uitvoeren
die hierom vraagt?3
Antwoord 3
Uit eerdergenoemde verkenning is naar voren gekomen dat binnen
het huidige wettelijke kader niet mogelijk is om extra’s boven
het maandinkomen zoals bonussen en gratificaties volledig vrij
te stellen. Met de voorgestelde geharmoniseerde
inkomensregeling behouden Wajongers bij het ontvangen van
extra’s boven het maandinkomen in ieder geval minimaal 30
procent. Voor de Wajongers die in het kader van de
garantieregeling een uitkering ontvangen ter hoogte van het
garantiebedrag, geldt dat zij eenmalige beloningen volledig
kunnen behouden. Bij een (tijdelijke) toename van het inkomen
door bijvoorbeeld een extra bovenop het maandinkomen blijft het
garantiebedrag van toepassing. Hiermee geef ik binnen de Wajong
uitvoering aan de motie van Brenk c.s. De uitvoering van de
motie van Brenk c.s. in relatie tot de Participatiewet komt
terug in het antwoord op vraag 6.
Vraag 4
Constaterende dat u in de kabinetsbrief over Wijziging van Wet
arbeidsonge- schiktheidsvoorziening jonggehandicapten4 aangeeft
mee te leven met mensen die gekort worden op Wajong als ze een
bonus of andere gratificatie krijgen en u vervolgens aangeeft
dat regels aanpassingen van de wet niet toestaan, welke regels
staan in de weg? En bent u bereid deze regels aan te passen? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 4
UWV geeft aan dat alleen aanpassing van de Wet op de
loonbelasting 1964 uitvoerbaar en handhaafbaar is om extra’s
boven het maandinkomen volledig vrij te laten. Alleen door
naast een extra uitkering voor 25- en 40-jaar dienstjubilea ook
andere extra’s uit te sluiten van het loonbegrip, kunnen deze
inkomsten buiten de verrekening van de uitkering blijven. Dit
zou ertoe leiden dat deze extra uitkering en andere extra’s
niet worden meegenomen in de verrekening van de uitkering. Een
dergelijke uitbreiding acht het kabinet, zoals ook aangegeven
in de nota naar aanleiding van het verslag, vanwege de
generieke doorwerking naar alle werknemers disproportioneel.
Vraag 5
Bent u bereid u tot het uiterste in te spannen en desnoods met
creatieve oplossingen te komen om ervoor te zorgen dat ook
mensen met een Wajong-uitkering een extra beloning kunnen
krijgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Met UWV heb ik uitgebreid gekeken naar uitvoerbare en
handhaafbare alternatieven. Hieruit is naar voren gekomen dat
het binnen het huidige wettelijke kader niet mogelijk is om
extra’s boven het maandinkomen zoals bonussen en gratificaties
volledig vrij te stellen. Wel biedt de in het wetsvoor- stel
vereenvoudiging Wajong voorgestelde regeling voor
inkomensondersteu- ning gedeeltelijk soelaas. Met de
voorgestelde geharmoniseerde inkomensre- geling behouden
Wajongers bij het ontvangen van extra’s boven het maandinkomen
in ieder geval minimaal 30 procent.
Vraag 6
Bent u bereid om het mogelijk te maken eenmalige gratificaties
te ontvangen, zonder gekort te worden op je uitkering, voor
iedereen die binnen de Participatiewet valt? En bent u dus
bereid dit mee te nemen in de aangekon- digde wetswijziging
Participatiewet? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De Participatiewet is – anders dan de Wajong – ingericht als
vangnet van de Nederlandse sociale zekerheid. Het uitgangspunt
is dan ook dat de bijstand altijd complementair is aan de eigen
middelen (inkomen/vermogen) van de belanghebbende. In het
wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet tot uitvoeren
van het «Breed offensief» dat ik dit voorjaar bij de Kamer wil
indienen is er specifiek voor mensen die met loonkostensubsidie
in deeltijd werkzaam zijn en daardoor op aanvullende bijstand
zijn aangewezen, een uitzondering op dit
complementariteitsbeginsel gemaakt. Voor hen wordt met dit
wetsvoorstel namelijk een tijdelijke vrijlatingsregeling voor
inkomsten uit arbeid geïntroduceerd met de uitdrukkelijke
mogelijkheid van verlenging daarvan voor personen waarbij
uitbreiding van arbeidsuren (nog) niet aan de orde is. Deze
vrijlatingsregeling zal ook van toepassing worden op bijstands-
gerechtigde personen jonger dan 27 jaar die met
loonkostensubsidie werkzaam zijn. Naast het reguliere inkomen
uit arbeid, vallen ook inkomens- bestanddelen zoals
gratificaties, dertiende maand, bonussen e.d. onder inkomen uit
arbeid en dus óók onder de vrijlatingsregeling. Omdat aan de
15 procent vrijlating van de arbeidsinkomsten een maximumbedrag
per maand is verbonden, betekent dat dat een incidentele
verhoging van het inkomen (bijvoorbeeld door een
gratificatie/bonus/of extra uren werken) alléén gevolgen voor
het totale inkomen van de belanghebbende heeft indien het
maximumvrijlatingsbedrag nog niet is bereikt. Bovendien kan het
in de uitvoeringspraktijk voorkomen dat de genoemde incidentele
extra inkomsten leiden tot een inkomen dat de toepasselijke
bijstandsnorm (maand) over- schrijdt. In dit kader wijs ik
uitdrukkelijk op de reeds in de Participatiewet bestaande
mogelijkheid van de colleges om in individuele gevallen een
stimuleringspremie gericht op arbeidsinschakeling te
verstrekken. Deze een- of tweemalige premie van ten hoogste €
2.570,00 per kalenderjaar wordt vrijgelaten5 bij de berekening
van het recht op bijstand. Ik zie derhalve géén aanleiding om
een aparte vrijlating voor de eerdergenoemde inkomensbe-
standdelen in de Participatiewet op te nemen.
1 AD van 4 december 2019
2 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2471
3 29 817, nr. 148: Motie van Brenk c.s. over wegnemen van demotiverende effecten van wet- en regelgeving voor mensen met een arbeidsbeperking
4 35 213 kabinetsbrief Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong
5 Artikel 31 tweede lid, onder j van de Participatiewet.