1335
Vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de tekortschietende aanpak van armoede in Nederland (ingezonden 11 december 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 16 januari 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Aantal kinderen in
armoede bleef in 2018 gelijk, langdurige armoede daalde»1 en
van het bericht «Aantal huishoudens met laag inkomen 3 jaar
gelijk gebleven»?2
Antwoord 1 Ja.
Vraag 2
Hoe kan het dat de economie volop draait, bedrijven
recordwinsten boeken, en we een uitzonderlijk lange tijd van
begrotingsoverschotten kennen, maar nog steeds een miljoen
mensen moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen? Hoe
verklaart u dat het aantal huishoudens met een risico op
armoede niet verder daalt, terwijl de economie volop groeit?
Antwoord 2
De daling van de armoede sinds 2013, is in 2018 gestabiliseerd.
Dat komt enerzijds doordat de koopkracht niet veel is gestegen
en anderzijds doordat er meer statushouders in de bijstand zijn
gekomen. Gelukkig blijkt ook dat veel mensen de stap naar werk
kunnen zetten en zet het kabinet in op verbetering van de
koopkracht door de lasten van burgers te verlichten. Daarom ben
ik ook blij met de verwachting van het CPB dat de armoede in
2019 en 2020 weer gaat dalen.
Vraag 3
Is er direct een spoedoverleg georganiseerd op het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het verschijnen van de
cijfers van het CBS? Heeft u politieke ruimte om noodzakelijke
extra spoedmaatregelen te treffen? Heeft u beschikking over
extra budget voor noodzakelijke spoedmaatregelen?
Antwoord 3
Ook op het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
volgen we de cijfers nauwgezet. Dat de daling van armoede
stagneert is niet wat het kabinet beoogt. Integendeel. Veel
mensen kunnen de eindjes maar moeilijk aan elkaar knopen. We
moeten er gezamenlijk aan blijven werken om armoede in ons land
verder terug te dringen, om mensen meer perspectief te bieden.
De aanpak van armoedeproblematiek staat dan ook hoog op de
agenda van het kabinet en er zijn al diverse maatregelen
genomen om armoede te bestrijden. Het kabinet heeft in het
regeerakkoord 80 miljoen euro extra uitgetrokken voor het
voorkomen van schulden en het bestrijden van armoede, in het
bijzonder onder kinderen.
Dit kabinet ondersteunt daarnaast de koopkracht van minima en
middeninko- mens door het verlagen van lasten3. Om gezinnen met
lage inkomens te ondersteunen steken we tijdens deze
kabinetsperiode 1 miljard euro in de kinderbijslag, de
kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Daarbij
verhoogt het kabinet de algemene heffingskorting en de
arbeidskorting, waardoor werkenden meer van hun loon overhouden
en uitkeringsgerechtig- den een hogere netto-uitkering krijgen.
In 2020 zullen de maximale algemene heffingskorting en
arbeidskorting nog verder omhoog gaan. Hiervan profiteren met
name de middeninkomens. Specifiek voor personen met lage
inkomens zal de zorgtoeslag verhoogd worden en vervalt de harde
afbouw- grens in de huurtoeslag.
Hiernaast blijft het kabinet zich inspannen om meer mensen de
weg te laten vinden naar de arbeidsmarkt. Met het Breed
offensief4 en het project Simpel Switchen5 onderneem ik op tal
van fronten acties om mensen met een afstand tot de
arbeidsmarkt te helpen om aan het werk te komen en te blijven.
Ook investeert het kabinet bijvoorbeeld in het versterken van
de positie van ZZP’ers6 en mensen met een flexcontract. Met het
programma VIA werkt het kabinet ook aan het verbeteren van de
arbeidsmarktpositie van nieuwkomers7. Bovendien ontwikkelt het
kabinet breder arbeidsmarktbeleid dat ook bij zal dragen aan de
participatie van deze groep, zoals het Actieplan
Arbeidsmarkdiscriminatie.
Er is veel gaande en ik ben blij dat de verwachting van het CPB
is dat de armoede weer gaat dalen in 2019 en 2020. Uiteraard
blijft het kabinet voortdurend kritisch kijken of wat we doen
het juiste en voldoende is.
Vraag 4
Vreest u ook dat het beleid tekortschiet, als zelfs tijdens
hoogconjunctuur het aantal mensen met een laag inkomen en het
risico op armoede niet verder daalt?
Antwoord 4
Dat de daling van armoede in 2018 is gestagneerd komt enerzijds
doordat de koopkracht niet veel is gestegen en anderzijds
doordat er meer statushouders in de bijstand zijn gekomen. In
het antwoord op 3 heb ik aangegeven welke maatregelen het
kabinet, o.a. op het terrein van koopkracht en de arbeids-
markt, neemt om armoede terug te dringen.
Vraag 5
Vindt u ook dat ieder kind in onze samenleving volwaardig moet
kunnen meedoen, ongeacht de financiële situatie van het gezin?
Bent u ook van mening dat kinderen laten opgroeien in armoede
een verspilling van talent is, generatie op generatie?
Antwoord 5
Hier kan ik volmondig ja op antwoorden. Het kabinet is samen
met VNG, gemeenten en andere partijen aan de slag met de
ambities kinderarmoede. Deze ambities zijn er op gericht
armoede onder kinderen te reduceren én het bereik van het
aantal kinderen in armoede met het gemeentelijke beleid te
verhogen8.
Gemeenten krijgen sinds 2017 structureel jaarlijks extra € 85
miljoen om kinderen in armoede te ondersteunen. Het
uitgangspunt is dat gemeenten de middelen primair inzetten voor
ondersteuning aan kinderen in natura. Naast deze middelen heeft
het kabinet € 80 mln. extra beschikbaar gesteld voor de
bestrijding van armoede en schulden, specifiek onder kinderen.
Hiervan gaat eveneens het grootste gedeelte naar gemeenten. In
aanvulling op de middelen voor gemeenten krijgen de vier
landelijke armoedepartijen (Leergeld, Jarige Job, Jeugdfonds
Sport en Cultuur en Nationaal Fonds Kinderhulp) middelen van
SZW om meer kinderen ondersteuning te bieden zodat ze mee
kunnen doen met leeftijdsgenootjes.
Vraag 6
Deelt u ook de mening dat een fundamentele verhoging van het
bestaansmi- nimum noodzakelijk is voor alle werkenden,
waaronder zelfstandigen, maar ook voor mensen die niet (meer)
kunnen werken, zoals ouderen of mensen met gezondheidsklachten?
Onderschrijft u de analyse van het CPB dat een verhoging van
het minimumloon en daarmee van de uitkeringen de armoede kan
verminderen? Bent u derhalve bereid over te gaan tot verhoging
van het minimumloon?
Antwoord 6
Het SCP heeft in het onderzoek «Als werk weinig opbrengt» laten
zien dat de voornaamste oorzaak van armoede onder werkenden
ligt in het werken van weinig uren per week of het maken van
weinig winst als zelfstandige. Werk biedt echter nog steeds de
grootste kans om uit armoede te komen, zo laat het SCP ook
zien. Ook het CBS laat in Armoede en Sociale Uitsluiting 2019
zien dat de kans op armoede aanzienlijk lager is voor
huishoudens met vooral inkomen uit werk. Een verhoging van het
minimumloon zie ik daarom niet als noodzakelijk.
Het risico op armoede onder uitkeringsgerechtigden is inderdaad
hoger dan onder werkenden. Zo bestaan de huishoudens met een
laag inkomen voor ongeveer 50% uit huishoudens in de bijstand;
de bijstandsnorm ligt onder de lage-inkomensgrens van het CBS.
Kanttekening is dat gemeentelijke regelingen niet meegenomen
worden in deze cijfers. Voor mensen met een laag inkomen is het
belangrijk dat zij weten dat er gemeentelijke regelingen zijn
waar ze mogelijk recht op hebben, zoals bijzondere bijstand en
schuld- hulpverlening, maar ook zaken als een stadspas of
kindpakket. Hierbij is ook de aard van de bijstand als ultiem
vangnet van belang. Doel is om zoveel mogelijk mensen vanuit de
bijstand naar werk toe te leiden. Gemeenten ondersteunen mensen
hierbij vanuit de re-integratiemiddelen.
Op 7 januari jl. heeft de Minister van SZW een evaluatie van
het Wettelijk Minimumloon met kabinetsreactie naar uw Kamer
gestuurd9. Uit de evaluatie komen geen factoren naar voren die
een bijzondere aanpassing van het wettelijk minimumloon (WML)
wenselijk maken. Overigens blijkt wel uit de evaluatie dat er
behoefte is aan onderzoek naar de werkgelegenheidseffecten van
een aanpassing van het WML. Daarom vraagt het kabinet het CPB
nader onderzoek te doen naar de bredere economische doorwerking
van een aanpassing van het WML.
Vraag 7
Hoeveel ouders van gezinnen die in armoede leven, hebben een
baan gevonden als gevolg van het gevoerde beleid? Hoeveel
gezinnen hebben zich daarmee aan de armoede ontworsteld?
Antwoord 7
Volgens het CBS moesten in 2018 rond de 584 duizend huishoudens
rondkomen van een laag inkomen (7,9%). Van deze huishoudens
moesten er 232 duizend al ten minste vier jaar achtereen
rondkomen met een laag inkomen. Het aandeel huishoudens met een
langdurig laag inkomen kwam in 2018 uit op 3,3%, wat gelijk is
aan het aandeel van 2017. Tussen 2014 en 2017 steeg door de
economische crisis het aantal huishoudens met een laag inkomen.
Momenteel weet dus meer dan de helft van de gezinnen met een
laag inkomen zich binnen vier jaar (in ieder geval tijdelijk)
hieraan te ontworstelen. De huishoudens met een laag inkomen
bestaan voor ongeveer 50% uit huishoudens in de bijstand. In
2018 registreerde CBS bijna 112.000 startende banen vanuit de
bijstand.
Vraag 8
Welk deel van de kinderen die opgroeien in armoede heeft
werkende ouders? Hoe verklaart u dat zelfs werkende mensen niet
voldoende inkomen hebben om rond te komen? Wat voor
functiebetrekkingen hebben zij doorgaans en hoe hoog is hun
inkomen? Hoe zorgt u ervoor dat werken fundamenteel meer gaat
lonen voor mensen die het minimumloon verdienen of zelfs
aanzienlijk minder?
Antwoord 8
Uit de CBS rapportage Armoede en Sociale uitsluiting 2019
blijkt dat in 2018 bijna 90 duizend minderjarige kinderen
opgroeiden met een risico op armoede in een huishouden waarvan
een ouder werkzaam is. Dat komt overeen met bijna een derde van
alle minderjarige kinderen met een armoederisico in dat jaar.
Uit het SCP rapport «Als werk weinig opbrengt» blijkt dat het
hebben van een klein aantal arbeidsuren bij werknemers of het
hebben van een laag uurtarief als zelfstandige de voornaamste
redenen zijn van armoede. Met name kinderen uit
eenoudergezinnen lopen risico. Veelal is het hoofd van deze
gezinnen vrouwelijk. Het kabinet zet dan ook in op het
vergroten van de financiële zelfstandigheid van vrouwen10.
Op verzoek van het kabinet voert de SER een verkenning uit naar
mensen die werken, maar toch in armoede leven. In deze
verkenning wordt ingegaan op de achterliggende (institutionele)
redenen van in deeltijd werken van werknemers in armoede en het
lage tarief van zelfstandigen in armoede, de werking van de
sociale zekerheid dan wel sociale voorzieningen, mogelijke
oplossingen voor geïdentificeerde barrières en de
verantwoordelijkheidsver- deling op het terrein van werkenden
in armoede op dit moment en in de toekomst. De verkenning wordt
begin 2020 verwacht.
Om ervoor te zorgen dat meer uren werken gaat lonen zet dit
kabinet in op het verlagen van de lasten op werk, het kabinet
verhoogt de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Daarnaast investeert het kabinet bijvoorbeeld in het versterken
van de positie van ZZP’ers en met de Wet arbeidsmarkt in balans
ook in mensen met een onzeker contract.
Vraag 9
Welke maatregelen treft u voor gezinnen waarvan de ouders niet
(meer) kunnen werken, bijvoorbeeld door gezondheidsklachten? Op
welke wijze verbetert u structureel hun inkomenspositie?
Antwoord 9
Voor werknemers die, niet door eigen toedoen, werkloos worden,
bestaat er inkomensondersteuning via de WW-uitkering. Voor
werknemers die niet (meer) kunnen werken als gevolg van
gezondheidsklachten bestaat deze inkomensondersteuning via de
Ziektewet en/of (aansluitend) de WIA. Een jonggehandicapte kan
inkomensondersteuning ontvangen via de Wajong. Als deze
uitkeringen leiden tot een uitbetaling onder het geldend
sociaal minimum, kan er een aanvulling plaatsvinden vanuit de
Toeslagenwet. Vanuit de WW, ZW, WIA en Wajong kan er
begeleiding plaatsvinden bij het vinden van passend werk om de
inkomenspositie van de uitkeringsgerech- tigde te verbeteren.
Daarnaast ontvangen uitkeringsgerechtigden van de WIA, WAO, Wajong en WAZ jaarlijks een tegemoetkoming voor de extra ziektekosten die zij maken. Mocht iemand niet (meer) in aanmerking komen voor deze uitkeringen, bijvoorbeeld omdat niet aan de voorwaarden voor toekenning wordt voldaan of vanwege beëindiging van de uitkering, dan is de Participatiewet via de gemeente de voorliggende voorziening. Binnen gemeenten bestaan er diverse minimaregelingen om huishoudens met een laag inkomen te ondersteunen.
Vraag 10
Kunt u per maatregel kwantificeren in welke mate deze maatregel
bijdraagt aan het bestrijden van armoede onder kinderen, zowel
voor het totale financiële tekort, als het aantal kinderen dat
opgroeit in armoede?
Antwoord 10
Dit kan ik niet kwantificeren. Via de vier ambities
kinderarmoede werkt het kabinet samen met VNG en gemeenten aan
een afname van het aantal gezinnen in armoede én het beter
bereiken van kinderen in armoede met het gemeentelijke
kinderarmoedebeleid.11 Een van de ambities van het kabinet
richt zich specifiek op de daling van het aantal huishoudens
met kinderen met een laag inkomen in de armoedecijfers zoals
die gepresenteerd worden door het CBS en SCP. In het antwoord
op vraag 3 staan diverse maatregelen opgesomd die de
inkomenspositie van ouders verbeteren. Een verbetering van de
inkomenspositie van huishoudens met kinderen is echter van vele
factoren afhankelijk, zoals baanverlies of een scheiding, en
biedt in de ogen van het kabinet onvoldoende garanties voor
álle kinderen om maatschappe- lijk mee te kunnen doen. Daarom
heeft het kabinet als afzonderlijke ambitie geformuleerd dat
ieder kind dat in een gezin met een laag inkomen opgroeit kan
meedoen. Dit biedt kinderen de kans zich breder te ontwikkelen
en verkleint de kans op sociale uitsluiting. De genoemde € 85
miljoen als antwoord op vraag 5 is erop gericht om gezinnen met
kinderen te ondersteu- nen.
Vraag 11
Welke gemeenten maken gebruik van een zogenaamde «glijdende
schaal» om het recht op aanvullende inkomensondersteuning te
hanteren? Waarom hebben andere gemeenten deze aanbeveling niet
overgenomen?
Antwoord 11
Het kabinet is conform het Regeerakkoord in gesprek met
gemeenten over het terugdringen van de armoedeval. Daartoe is
eerst onderzoek gedaan naar de wijze waarop centrale
(toeslagen) en decentrale inkomensondersteunende voorzieningen
zijn vormgegeven. Dit onderzoek is onlangs aangeboden als
bijlage bij mijn brief van 20 november 2019 aan uw Kamer over
de Voortgang van Simpel Switchen in de Participatieketen12. Het
onderzoek heeft landelijke en lokale regelingen in kaart
gebracht en heeft gekeken naar de mate waarin het samenspel
tussen centrale inkomensondersteunende voorzieningen
(heffingskortingen en toeslagen) en decentrale
inkomensondersteunende voorzieningen bijdraagt aan een
eventuele armoedeval. Wat betreft de decentrale
inkomensondersteunende voorzieningen van gemeenten blijkt dat
de meeste gemeenten gebruik maken van een combinatie van een
inkomens- toetsgrens en het draagkrachtprincipe. Het behoort
tot de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van gemeenten hoe
zij het decentrale inkomensonder- steunende beleid en het
armoedebeleid vormgeven zonder daarbij het inkomensbeleid van
het Rijk te doorkruisen. Het gesprek dat het kabinet met
gemeenten voert over het terugdringen van de armoedeval gaat er
daarom vooral over dat inkomensondersteuning (zowel centraal
als decentraal) geen remmende werking heeft op re-integratie en
arbeidsparticipatie. Het project Simpel Switchen past bij deze
dialoog. Zie over de voortgang hiervan bovengenoemde brief.
Vraag 12
Bent u ook van mening dat kinderen niet de dupe mogen worden
van de gevolgen van falend beleid? Hoe zorgt u ervoor dat elk
kind in elke gemeente volwaardig mee kan doen?
Antwoord 12
Elk kind, ongeacht de thuissituatie, moet mee kunnen doen.
Zoals aangege- ven in het antwoord op vraag 5 heeft het kabinet
hiervoor financiële middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten
en de vier landelijke grote armoedepartijen en werkt het
kabinet via de ambities kinderarmoede samen met VNG en
gemeenten aan een afname van het aantal gezinnen in armoede én
het beter bereiken van kinderen in armoede met het
gemeentelijke kinderarmoedebeleid. Per brief van 2 oktober 2019
is uw Kamer geïnformeerd over de nadere uitwerking van deze
ambities.
Vraag 13
Op welke wijze gaat u de motie Van Dijk/Bruins, die beoogt dat
besteding van de Klijnsmagelden bijdragen aan de bestrijding
van kinderarmoede, uitvoeren?13
Antwoord 13
Uw Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2020 geïnformeerd
over de wijze waarop de motie Van Dijk/Bruins zal worden
uitgevoerd.
1 CBS, 9 december 2019, https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/50/aantal-kinderen-in-armoede- bleef-in-2018-gelijk-langdurige-armoede-daalde
2 NRC, 9 december 2019, https://www.nrc.nl/nieuws/2019/12/08/aantal-huishoudens-met-laag- inkomen-3-jaar-gelijk-gebleven-a3982977
3 Kamerstuk 24 515, nr. 499
4 Kamerstuk 34 352, nr. 181
5 Kamerstuk 34 352, nr. 188
6 Kamerstuk 31 311, nr. 220
7 Kamerstuk 29 544, nr. 960
8 Kamerstuk 24 515, nr. 494
9 Kamerstuk 29 544, nr. 968
10 Kamerstuk 30 420, nr. 334
11 Kamerstuk 24 515, nr. 484
12 Kamerstuk 34 352, nr. 188
13 Kamerstuknummer 35 300 XV, nr. 65