Antwoord op vragen van het lid Van der Graaf over het rapport 'EU Drug Markets Report 2019'

Antwoorden van de minister van Justitie en Veiligheid op de vragen van het lid Van der Graaf (ChristenUnie) over het rapport 'EU Drug Markets Report 2019'

(ingezonden 27 november 2019, nr. 2019Z23382)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het rapport 'EU Drug Markets Report 2019' van het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction en Europol? [1]

Antwoord vraag 1

Ja.

Vraag 2

Wat vindt u van het gegeven dat Nederland, naast Spanje, een centrale rol speelt in de cannabishandel binnen de Europese Unie (EU) en vaak het bronland vormt van inbeslaggenomen cannabis? Hoe verklaart u dit en denkt u dat het Nederlandse softdrugsbeleid bijdraagt aan deze negatieve koploperspositie?

Antwoord vraag 2

Het gedoogbeleid dat Nederland sinds de jaren ’70 kent is gericht op de verkoop van cannabis in coffeeshops aan consumenten, vanuit het doel om een scheiding te creëren tussen de markten van soft- en harddrugs. De productie van cannabis wordt niet gedoogd, maar is verboden en wordt ook vervolgd. Elk jaar worden duizenden hennepkwekerijen opgerold.

Nederland is een belangrijk transport- en distributieland met belangrijke logistieke knooppunten, zoals de Rotterdamse haven. De keerzijde hiervan is dat criminele samenwerkingsverbanden (CSV’s) de Nederlandse infrastructuur en korte distributielijnen naar het buitenland misbruiken voor de handel in drugs. Dat is een serieus probleem. De aanpak van georganiseerde ondermijnende drugscriminaliteit in Nederland is dan ook één van mijn prioriteiten.

Vraag 3

Wat vindt u van het gegeven dat Nederland, naast België en Spanje, een centrale rol speelt in de binnenkomst en verhandeling van cocaïne en heroïne? Hoe verklaart u dit? Op welke wijze draagt de normalisering van harddrugsgebruik bij aan een “gunstig ondernemersklimaat” voor cocaïnehandelaren in Nederland?

Antwoord vraag 3

Zoals in het antwoord op vraag 2 vermeld, is Nederland een belangrijk transport- en distributieland met belangrijke logistieke knooppunten zoals de Rotterdamse haven. De keerzijde hiervan is dat CSV’s hier misbruik van maken voor de handel in drugs.

Uit de Nationale Drug Monitor 2018 van het Trimbos-instituut blijkt dat het aantal mensen in Nederland in de leeftijdscategorie van 15 tot en met 64 jaar dat ooit cocaïne heeft gebruikt, in de periode 2014-2017 is toegenomen van 5,1% naar 6,2%. Vergeleken met andere landen in de Europese Unie is dit bovengemiddeld hoog. Voor de Europese Unie als geheel bedroeg dit 5,1% in 2017. Het toegenomen gebruik van cocaïne in Nederland wijst erop dat het gebruik van deze drug in bepaalde groepen in de samenleving meer geaccepteerd is geraakt.

Uiteraard spinnen cocaïnehandelaren garen bij de groei van hun afzetmarkt. Ik spreek gebruikers van harddrugs voortdurend aan op het feit dat zij met hun levensstijl criminaliteit financieren die onze samenleving ontwricht. Samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bezie ik momenteel op welke wijze extra kan worden ingezet op het tegengaan van de normalisering van drugsgebruik. Hierover zal ik uw Kamer in het voorjaar nader infomeren.[2]

In mijn brief van 18 oktober jl. heb ik uw Kamer voorts geïnformeerd over het breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit. [3] Het breed offensief bestaat uit een combinatie van preventieve en repressieve maatregelen: oprollen, afpakken en voorkomen. Nederland heeft een open economie, een gunstige geografische ligging en een goede logistieke, financiële en digitale infrastructuur die gunstig zijn voor het ondernemersklimaat. De aanpak is dan ook gericht op zowel bron-, transit- en bestemmingslanden als op logistieke knooppunten en op samenwerking met private partijen en branches. Een plan waarin deze contouren worden uitgewerkt volgt in het voorjaar.

Daarnaast heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in zijn brief aan uw Kamer van 16 december jl. laten weten een strategische verkenning te laten uitvoeren naar specifiek het gebruik van cocaïne in Nederland.[4] Doel van deze verkenning is het krijgen van zicht op de verschillende groepen cocaïnegebruikers en op de meest effectieve preventieaanpak voor deze groepen.

Vraag 4

Wat vindt u van het gegeven dat Nederland het centrale land is geworden voor de productie van MDMA en amfetaminen? Hoe verklaart u deze ontwikkeling? Op welke wijze draagt de normalisering van harddrugsgebruik bij aan een “positief ondernemersklimaat” voor producenten van, en handelaren in MDMA en amfetaminen in Nederland?

Antwoord vraag 4

Zoals eerder genoemd is Nederland een belangrijk transport- en distributieland met belangrijke logistieke knooppunten. Dat maakt Nederland in algemene zin ook aantrekkelijk voor de productie en doorvoer van drugs. Waarom Nederland zich in het bijzonder heeft ontwikkeld tot veruit het grootste productieland van MDMA en amfetaminen in Europa kan ik niet verklaren. Dat het gebruik van MDMA door bepaalde groepen in de samenleving steeds normaler wordt gevonden, betekent niet dat de samenleving als geheel tolerant is ten aanzien van de productie van synthetische drugs en de daar onlosmakelijk mee verbonden criminaliteit, onveiligheid en milieuschade. Dat neemt niet weg dat de normalisering van het gebruik van drugs mij grote zorgen baart. In dat kader verwijs ik graag naar de in het antwoord van vraag 3 genoemde afspraak met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake het tegengaan van de normalisering van drugsgebruik.

Vraag 5

Wat vindt u van het gegeven dat 61% van het online aanbod van heroïne in de Europese Unie, 47% van het online aanbod van cocaïne en 50% van het online aanbod van MDMA vanuit Nederland wordt aangeboden?

Antwoord vraag 5

Gezien de positie van Nederland als belangrijk productie- en doorvoerland van drugs binnen de Europese Unie is een prominente aanwezigheid van Nederlandse handelaren op het Darkweb niet verwonderlijk. In het rapport wordt opgemerkt dat het totale aantal handelaren en transacties niet kan worden afgeleid uit het aantal aanbiedingen voor een bepaalde drug die op het Darkweb zijn aangetroffen. De genoemde percentages moeten daarom met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. In het bijzonder kunnen zij niet zo worden gelezen dat 61% van alle heroïne, 47% van alle cocaïne en 50% van alle MDMA in de Europese Unie uit Nederland afkomstig zouden zijn. Tegelijkertijd vraagt de sterke vertegenwoordiging van Nederlandse drugshandelaren op het Darkweb om een passende reactie. Om die reden is door dit kabinet ook geïnvesteerd in extra expertise en onderzoek op het Darkweb, onder meer met het oog op drugswinsten en criminele geldstromen. Er wordt hierbij door de politie ook samengewerkt met Europol.

Vraag 6

Hoe duidt u de ontwikkeling dat Mexicaanse drugsbendes steeds nauwer betrokken lijken te raken bij de Europese drugsmarkt en de Nederlandse in het bijzonder? Bent u bereid de aanbeveling over te nemen om de bedreigingen die dit met zich meebrengt in kaart te brengen om hier vervolgens indien nodig tegen op te treden?

Antwoord vraag 6

Op dit moment is het beeld dat sommige Nederlandse drugsproducenten, vooral in Brabant, naast MDMA ook het meer winstgevende methamfetamine (crystal meth) gaan produceren of daarop overstappen. Gebleken is dat zij voor wat betreft de productie in enkele gevallen gebruik hebben gemaakt van expertise uit Mexico. Zoals ik uw Kamer berichtte in mijn brief van 10 september 2019[5] en in mijn beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Laan-geselschap d.d. 28 augustus 2019 houd ik de betrokkenheid van de Mexicaanse kartels scherp in het oog. De politie staat in nauw contact met de Mexicaanse autoriteiten, de Amerikaanse DEA, maar ook met bijvoorbeeld Canada en Australië en landen met mogelijke afzetmarkten in Oost-Europa om ontwikkelingen op dit vlak doorlopend te monitoren.

Eind november is de politie nog voor overleg in Mexico geweest. Zoals uit het EU Drug Markets Report blijkt is de toename van de productie van en de handel in methamfetamine geen exclusief Nederlands probleem, maar een probleem dat meerdere EU-landen raakt. Daarom is de bestrijding van methamfetamine één van de onderwerpen binnen het project EMPACT Synthetische Drugs. De EU-landen delen actief informatie via Europol, waarna analyse plaatsvindt. Op basis daarvan wordt ook met niet-EU-landen de samenwerking gezocht naar aanleiding van concrete uitkomsten. Binnen het project EMPACT Synthetische Drugs wordt ook met de EMCDDA samengewerkt.

Vraag 7

Heeft u kennisgenomen van de constatering dat naast grote havens (zoals Rotterdam) ook kleinere havens (zoals Vlissingen) gebruikt worden in de drugshandel? In hoeverre vindt er samenwerking en afstemming plaats tussen havensteden op landelijk en internationaal niveau ten einde gezamenlijk, consistente maatregelen te treffen tegen drugshandel? Kan een nadere intensivering van deze uitwisseling gewenst zijn zoals ook de onderzoekers adviseren?

Antwoord vraag 7

Dat ook kleinere havens worden misbruikt voor de handel in drugs is al enige tijd bekend. Het Nationaal Dreigingsbeeld 2017 maakte melding van het feit dat cocaïne bestemd voor Nederlandse criminelen ook het land binnenkomt via kleinere havens zoals Vlissingen en Amsterdam. [6] In de strijd tegen maritieme smokkel werken de grotere havens zoals Rotterdam met een aantal kleinere zeehavens samen.

De samenwerking vindt plaats via de leden van de Kerngroep Cocaïnestromen, een operationeel overleg van de Nederlandse zeehavens en de zeehavens van Antwerpen en Gent. Hieraan nemen betrokkenen van politie, Openbaar Ministerie, Douane, en de Koninklijke Marechaussee van Nederland en België deel. In het overleg wordt kennis – over cocaïnestromen, modus operandi, netwerken e.d. – gedeeld. Ook worden gezamenlijke projecten opgezet, zowel regionaal als landelijk en internationaal (‘upstream disruption’). In juli dit jaar is op initiatief van burgemeester Aboutaleb de joint governance conferentie van zeehavens Antwerpen en Rotterdam georganiseerd, waarbij ook betrokkenen van andere havens waren uitgenodigd. Doelstelling van deze conferentie was het verbeteren van de samenwerking, kennisuitwisseling, handelingsperspectief en het opwerpen van barrières tegen georganiseerde criminaliteit.

Verder neemt Nederland deel aan het Maritiem Analyse en Operatie Centrum – Narcotica (MAOC-N), een maritiem samenwerkingsverband van zeven EU-lidstaten dat als doel heeft om de drugssmokkel in Europa tegen te gaan. Net als de overige landen heeft de politie een liaisons officer in het MAOC in Lissabon geplaatst om de informatie-uitwisseling tussen de deelnemende landen te faciliteren. Binnen MAOC-N wordt samengewerkt bij de bestrijding van de smokkel van verdovende middelen over zee (irreguliere vaart) en door de lucht over de Atlantische Oceaan naar Europa en de westkust van Afrika, met de mogelijkheid de operaties uit te breiden naar onder andere het westelijk deel van het Middellandse Zeegebied.

Ook in diverse landen buiten de Europese Unie zijn liaison officers van de politie en Koninklijke Marechaussee geplaatst, waaronder Colombia en Peru. De liaison officers werken nauw samen met de politiële autoriteiten van deze landen met als doel informatie uit te wisselen over verdachten en criminele organisaties die zich bezighouden met cocaïneproductie en -handel in deze regio. Tot slot werkt de politie samen met strategische partners zoals de Amerikaanse Drug Enforcement Administration. Door effectief en slim in te grijpen in het begin van de keten vermindert de toestroom van cocaïne naar Nederland.

Vraag 8

Heeft u kennisgenomen van de vele aanbevelingen die toezien op het creëren van groter bewustzijn ten aanzien van gezondheidsschade, financiële schade, milieuschade, corruptie en werving van kwetsbare jongeren? Ziet u deze aanbevelingen als een ondersteuning om te komen tot meer bewustwording en een stevige aanpak van normalisering van drugs conform de aangenomen motie Voordewind/Van Dam? [7]

Antwoord vraag 8

In de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit neemt

vergroting van het bewustzijn in de samenleving een centrale plaats in. Bestuurders, beleidsmakers, ondernemers en professionals moeten hun rol bij het ontstaan én tegengaan van ondermijnende criminaliteit herkennen en daarnaar kunnen handelen. Ook de gebruiker van drugs moet zich van de gevolgen van zijn of haar gebruik bewust zijn. Zo is het in de eerste plaats van groot belang dat de individuele gebruiker zich bewust is van de gezondheidsschade die gepaard gaat met drugsgebruik. Dat de gezondheidsrisico’s groot zijn blijkt uit het aantal geregistreerde gezondheidsincidenten als gevolg van drugsgebruik in Nederland. Tussen 2009 en 2018 zijn er ruim 45000 acute gezondheidsincidenten geregistreerd, in 2018 waren dit er 6100 (Monitor Drugs Incidenten 2018, Trimbos instituut). Het drugspreventiebeleid van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport richt zich daarom voor een groot deel op het geven van voorlichting aan (potentiële) gebruikers en hun omgeving over de gezondheidsrisico’s van drugsgebruik. Drugsgebruik heeft echter ook gevolgen die de individuele gebruiker overstijgen en de samenleving als geheel raken. De productie van en handel in drugs vergiftigen onze leefomgeving met geweld en intimidatie, en soms ook letterlijk, met drugsafval dat in de natuur wordt gedumpt of in het riool wordt geloosd. Individuele gebruikers moeten niet langer van deze gevolgen van hun gedrag weg kunnen kijken. Ik zet daarom in op bewustwording, en weet me daarin gesteund door de aanbevelingen uit het rapport van de EMCDDA. Overigens ben ik me er daarbij van bewust dat bewustwording bij gebruikers nog niet vanzelfsprekend betekent dat zij hun gedrag zullen veranderen. Op dit moment ontwikkelt het Trimbos-instituut in opdracht van de voorzitter van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) een pilotaanpak om na te gaan op welke wijze gebruikers van partydrugs effectief op hun verantwoordelijkheid kunnen worden aangesproken. Deze pilot wordt medio 2020 uitgevoerd. Verder zal ik uw Kamer in het voorjaar in het kader van de uitwerking van het breed offensief tegen georganiseerde criminaliteit informeren op welke wijze de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik verder kunnen inzetten op het tegengaan van normalisering, zoals bedoeld in de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Voordewind en Van Dam [8].

Vraag 9

Heeft u kennisgenomen van de aanbevelingen die toezien op de relatie van drugshandel en andere criminele handelingen zoals mensenhandel? Bent u bereid zich in te spannen om in Europees verband de aanbeveling over te nemen om partnerschappen in de bestrijding van deze vormen van criminaliteit te versterken?


Antwoord vraag 9

In de EU-beleidscyclus voor bestrijding van georganiseerde criminaliteit is bestrijding van de drugscriminaliteit één van de prioriteiten. In de onder de beleidscyclus vallende EMPACT-projecten wordt operationele actie ondernomen, waarbij voor een aanzienlijk deel wordt gefocust op het uitschakelen van zogeheten ‘High Value Targets’: personen en/of infrastructuur die voor internationaal opererende CSV’s onmisbaar zijn om hun criminele praktijken voort te kunnen zetten. Dergelijke CSV’s zijn zeer vaak bij meerdere vormen van criminaliteit betrokken, zoals mensenhandel en witwassen. De EMPACT-projecten kennen daarom een multidisciplinaire aanpak. Eerder informeerde ik uw Kamer dat Nederland in 2019 trekker is geworden van het EMPACT-project Trafficking in Human Beings (THB; mensenhandel). De deelname aan het EMPACT-project is multidisciplinair, waarbij politie, inspectie SZW, Koninkelijke Marechaussee en OM nauw samenwerken. Als driver van EMPACT THB zet Nederland zich in om dit samenwerkingsverband meer multidisciplinair te maken; zo worden gemeenten bij EMPACT-activiteiten betrokken en wordt de samenwerking met NGO’s en opvangorganisaties bevorderd. Ook is er binnen EMPACT THB aandacht voor de relatie tussen migratie en uitbuiting. Nederland participeert bijvoorbeeld in het deelproject Nigeriaanse mensenhandel, dat wordt geleid door Duitsland. [9]

Met de EU-beleidscyclus ligt er een goede basis voor de aanpak van de zware internationale (drugs)criminaliteit. Ik maak mij er in Europa sterk voor om internationale en multidisciplinaire samenwerking verder uit te bouwen, zowel in multilateraal als in bilateraal verband. Zonder vooruit te lopen op de integrale besluitvorming over het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 van de Europese Unie en ingepast binnen de kabinetsinzet voor een modern en financieel houdbaar MFK, maak ik me daarbij in binnen- en buitenland sterk voor voldoende budget voor Europol en Eurojust, om zo deze agentschappen in samenwerking met de lidstaten zo goed mogelijk in staat te stellen de georganiseerde criminaliteit in samenhang te bestrijden.

Vraag 10

Deelt u de constatering dat het rapport duidelijk laat zien dat Nederland een zeer negatieve en prominente rol vervult binnen de Europese productie en handel van drugs? Welke mogelijkheden biedt dit gegeven, in combinatie met de aanbevelingen om juist te investeren in de bestrijding van drugscriminaliteit in drug hubs , om ook Europese financiële ondersteuning te vragen bij de aanpak van ondermijning en drugscriminaliteit?

Antwoord vraag 10

Die constatering acht ik gerechtvaardigd. Nederlandse opsporingsinstanties kunnen (net als die uit andere lidstaten), aanspraak maken op verschillende Europese gelden. Dit gebeurt ook regelmatig. De tweejaarlijkse internationale conferentie over de bestrijding van synthetische drugs, SYNDEC, voor het laatst gehouden afgelopen november, wordt grotendeels met Europees geld gefinancierd. De gelden zijn onder andere afkomstig uit het Fonds voor de Interne Veiligheid (Internal Security Fund (ISF)). De gelden uit het fonds worden op verschillende manieren besteed. Een deel van het geld, ongeveer € 342 miljoen, is in beheer van de Europese Commissie zelf. Hiervoor wordt elk jaar opnieuw een werkprogramma vastgesteld. De Commissie financiert hiermee kortlopende projecten die kunnen worden ingediend in het kader van specifieke calls. Het komt voor dat deze het terrein van drugsbestrijding bestrijken, maar dat is momenteel niet het geval.

Onderdeel van het deel dat in beheer is van de Europese Commissie is de financiering via Europol van acties in het kader van de EMPACT-projecten. Hieronder vallen ook projecten op het gebied van de bestrijding van drugscriminaliteit, waaraan ook door Nederlandse opsporingsinstanties wordt deelgenomen.

Een tweede deel van het ISF, ongeveer € 662 miljoen, wordt door de lidstaten zelf beheerd. In Nederland gebeurt dat door de Verantwoordelijke Autoriteit voor AMIF (Asylum, Migration and Integration Fund) en ISF, onderdeel van het ministerie van Justitie en Veiligheid. De Nederlandse subsidieregeling ISF bestaat uit twee onderdelen: (1) politiesamenwerking, criminaliteitsbeheersing en crisisbeheersing en (2) buitengrenzen/visa.

Ook vanuit het Justice-programma, het Health-programma en Horizon 2020 van de EU is periodiek voor dit doel geld beschikbaar. Deze programma’s zijn in beheer van de Europese Commissie zelf en er wordt elk jaar opnieuw een werkprogramma voor vastgesteld.

De bestrijding van drugshandel en –productie is in de JBZ-raad van 17 mei 2017, opnieuw als één van de EU-prioriteiten op het gebied van georganiseerde misdaad vastgesteld. Hiermee is verzekerd dat het onderwerp ook de komende jaren onderdeel zal uitmaken van de verschillende programma’s.



[1] European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, november

2019, http://www.emcdda.europa.eu/publications/joint-publications/eu-drug-markets-report-2019_en.

[2] Kamerstukken II 2019/20, 29911, nr. 254.

[3] Kamerstukken II 2019/20, 29911, nr. 254.

[4] Kamerstukken II 2019/20, 24077, nr. 456.

[5] Kamerstukken II 2018/19, 24077/29911, nr. 429.

[6] NDB 2017, p. 36.

[7] Kamerstukken II 2018/19, 24077, nr. 442.

[8] Kamerstukken II 2018/19, 24077, nr. 442.

[9] Kamerstukken II 2018/19, 28638, nr. 176.

Indiener(s)