2019Z26169
(ingezonden 23 december 2019)
Vragen van de leden Wörsdörfer en Tielen (beiden VVD) aan de minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief getiteld ‘Kamervragen van
het lid Van Kent (SP), het lid Gijs van Dijk (PvdA) en het lid Van
Weyenberg (D66) over het bericht dat het concurrentiebeding vaak
oneigenlijk wordt gebruikt’ van 18 december 2019 (referentie
2019-0000183382).
1
Herinnert u zich het debat over de begroting Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en hetgeen daar gewisseld en toegezegd is over het
onderzoek op welke manier het gebruik van het concurrentiebeding tot het
strikt noodzakelijke kan worden beperkt?
2
Hoe gaat de toezegging dat er goede redenen kunnen zijn om een
concurrentiebeding op te nemen, bijvoorbeeld omdat het gaat over
intellectueel eigendom, netwerk, contacten of sales, meegenomen worden in
het onderzoek?
3
Hoe gaat in het onderzoek ook rekening gehouden worden met de positie van
kleine (innovatieve) ondernemers, zoals in het debat aan de orde is gesteld
als onderdeel van de uitleg van de motie?
4
Kunt u het onderzoek zo inrichten dat specifiek voor alle sectoren, per
sector en per type functie in kaart wordt gebracht hoe vaak
concurrentiebedingen voorkomen?
5
Kunt ook kwalitatief onderzoeken wat de waarde is van het
concurrentiebeding voor werkgevers/ondernemers in die sectoren?