2019Z26163
(ingezonden 23 december 2019)
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de minister voor Rechtsbescherming
over de pilot met rechtsbijstandverlening door Achmea
1. Hoe verhoudt de inhoud van de openbaar gemaakte stukken over de pilot
met rechtsbijstandverlening door Achmea zich tot uw antwoorden op eerdere
Kamervragen hierover, gelet op het feit dat het filmpje dat tijdens uw
werkbezoek is opgenomen niet alleen een initiatief was van uw ministerie,
maar dat ook Achmea het mede initieerde? 1)
2. Denkt u dat de betrokkenheid van Achmea bij het filmpje geschiedde op
grond van commerciële belangen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
3. Betekent het commerciële belang van Achmea van uw werkbezoek dan in
feite dat u reclame liep voor dat bedrijf, in tegenstelling tot wat u
beweerde in de beantwoording van eerdere Kamervragen? Hoe moet de volgende
uiting van één van uw ambtenaren in de openbaar gemaakte stukken in dat
kader worden beschouwd:
"Zoals gezegd; het filmpje is bedoeld voor Facebook, de linked-in
discussie pagina over de herziening van rechtsbijstand en voor
verspreiding via twitter. Daarbij kunnen we elkaar versterken."
? 1) 2)
4. Hoe ver terug verliepen de contacten tussen de Raad voor de
Rechtsbijstand en Achmea, voordat de overeenkomst tot de pilot is gesloten?
5. Hoe kan het dat uit de openbaar gemaakte stukken geconcludeerd moet
worden dat ambtenaren pas laat in het proces het winstoogmerk van Achmea
ontdekten? Concludeert u achteraf dat deze kennis eerder in het proces tot
een andere partner voor de pilot had kunnen leiden? 2)
6. Wat was de reactie van de Raad voor de Rechtsbijstand op aanmeldingen
van individuele advocaten voor deelname aan de pilot met Achmea? Waarom
zijn deze uiteindelijke afgewezen als partner?
7. Is het plafondbedrag gekozen om zo een publieke aanbesteding te
voorkomen om daarmee de garantie te krijgen dat de pilot met Achmea
doorgang kan vinden, gelet op het feit dat uit de openbaar gemaakte stukken
kan worden opgemaakt dat er een plafond van €750.000 is ingesteld? Hoe kunt
u dit verantwoorden, aangezien publieke aanbesteding juist willekeur in het
verlenen van diensten moet voorkomen?
8. Waarom blijkt uit de openbaar gemaakte stukken dat het problematisch is
dat in eerdere Kamervragen over Achmea werd gesproken en niet over
LegalGuard of Stichting Achmea Rechtszekerheid?
9. Hoe verhoudt de beantwoording van eerdere Kamervragen inzake deze pilot
zich tot het feit dat uit de openbaar gemaakte stukken blijt dat een
goedkope stelsel wel degelijk één van de doelstellingen is? Waarom beweerde
u eerder iets anders?
10. Waarom was u eerder niet eerlijk en open over de expliciete
doelstellingen, nu uit de openbaar gemaakte stukken blijkt dat de pilot ook
aan moet tonen of het stelsel goedkoper kan?
11. Kunt u helderheid verschaffen over hoe de constructie voor het
vergoeden van tolken is geregeld in de pilot aangezien dit niet helder
blijkt uit de openbaar gemaakte stukken? Is dit op correcte wijze geregeld?
12. Bent u bekend met de blogs ‘Jantje-van-Leiden’ en ‘Dekker’s doodzone’?
Wat is uw reactie op beide artikelen? 3) 4)
13. Welke conclusies mogen getrokken worden uit het feit dat de pilot wordt
bekostigd uit het eigen vermogen van de Raad voor de Rechtsbijstand en dus
niet uit het bestaande budget voor toevoegingen, zoals de auteur van de
blogs beweert? Is dat in lijn met de juridische status van de overeenkomst
tussen de Raad voor de Rechtsbijstand en Achmea?
14. Hoe verhoudt uw eerdere antwoord dat de pilot is gestart om ‘
ervaring op te doen met een andere aanbieder van juridische
dienstverlening – in casu een rechtsbijstandsverzekeraar – die geen
deel uitmaakt van het huidige stelsel van rechtsbijstand’,
zich tot de Wet op de rechtsbijstand en in het bijzonder het treffen van
voorzieningen door het bestuur van de Raad voor de Rechtsbijstand zoals
beschreven in artikel 7 en 8? Valt deze pilot dan niet eigenlijk buiten de
wettelijke kaders waardoor deze per direct stop gezet zou moeten worden? 5)
15. Hoe kan het dat u in uw brief van 1 november 2019 schrijft dat niet
LegalGuard, maar de pilot, de voorziening is als bedoeld in artikel 7 Wet
op de rechtsbijstand en dat u in diezelfde brief schrijft dat medewerkers
van een voorziening rechtsbijstand mogen verlenen volgens artikel 13, lid
1, onder b, en tweede lid Wet op de rechtsbijstand? Hoe kan het dan dat de
pilot als rechtspersoon geen eigen medewerkers heeft, maar gebruik maakt
van medewerkers van LegalGuard, dan is dat toch niet conform artikel 13 Wet
op de rechtsbijstand? Wat is hierop uw reactie? 6)
16. Klopt het dat de overeenkomst tussen de Raad voor de Rechtsbijstand en
LegalGuard een privaatrechtelijke overeenkomst betreft? Zo ja, wat zijn de
implicaties daarvan?
17. Betreft de overeenkomst tussen de Raad voor de Rechtsbijstand en
LegalGuard een overeenkomst als bedoeld in artikel 13, lid 3 Wet op de
rechtsbijstand? Zo ja, heeft het bestuur van de Raad voor de Rechtsbijstand
regels gesteld met betrekking tot deze overeenkomst als bedoeld in artikel
13, lid 3 Wet op de rechtsbijstand? Zo nee, wat zijn volgens u daarvan de
consequenties?
18. Wat zijn de gevolgen van het vermeende privaatrechtelijke karakter van
de overeenkomst tussen de Raad voor de Rechtsbijstand en LegalGuard met
betrekking tot de discussie of de pilot wel een voorziening is zoals
beschreven in artikel 7 en 8 Wet op de rechtsbijstand?
19. Klopt het dat u de Kamer verkeerd heeft geïnformeerd met uw brief van 1
november 2019 zoals de auteur van de blogs beweert? 6)
20. In hoeverre is de Raad voor de Rechtsbijstand beïnvloed geweest door de
programma’s ‘Redesign Rechtsbijstand’ en/of ‘Versterken van Regie’ van het
Ministerie van Justitie en Veiligheid gezien het feit dat u eerder aan de
Kamer schreef dat de pilot tot stand is gekomen op verzoek van de Raad voor
de Rechtsbijstand? Wat zegt dit over de zelfstandigheid van de Raad?
21. Bent u bekend met het blog ‘Fiasco dreigt voor consumentenpilot met
LegalGuard’? Wat is daarop uw reactie? 7)
22. Kunt u toelichten waarom het aantal deelnemers zo laag ligt?
23. Toont het geringe aantal deelnemers volgens u aan dat rechtszoekenden
geen vertrouwen hebben in commerciële partijen? Waarom niet?
24. Gaat u, al het bovenstaande overwegende, de pilot per direct
stopzetten? Waarom niet?
25. Deelt u de mening dat een pilot met een dusdanige respons niet
representatief is, waardoor een evaluatie bij voorbaat overbodig is? Waarom
niet?
26. Wat zegt deze lage respons over de validiteit van de pilot?
27. Kan aan de hand van dit lage aantal deelnemers geconcludeerd worden dat
deze pilot een mislukking is? Wat zijn hiervan de gevolgen op zowel de
planning als de inhoud van de herziening stelsel rechtsbijstand?
28. Kunt deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
1) Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2018-2019, nr. 112
2) Kamerstuk 31757, nr. 189
3) Vrije Interpretatie, 2 november 2019,
https://www.vrije-interpretatie.nl/jantje-van-leiden
4) Vrije Interpretatie, 29 november 2019,
https://vrije-interpretatie.nl/dekkers-doodzonde
5) Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2018-2019, nr. 3907
6) Kamerstuk 31753, nr. 179
7) MR. , 19 december 2019,
https://www.mr-online.nl/fiasco-dreigt-voor-consumentenpilot-met-legal-guard/