Het bericht ‘Geen zorgtoeslag door mogelijke fraude met de Basisregistratie Personen’

2019Z25158

(ingezonden 13 december 2019)

Vragen van het lid Hijink (SP) aan de minister voor Medische Zorg, de staatssecretaris van Financiën en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht ‘Geen zorgtoeslag door mogelijke fraude met de Basisregistratie Personen’.

 


Wat is uw reactie op de onderhands meegestuurde casus van een huurder die zorgtoeslag is misgelopen omdat de huiseigenaar en haar kind nog op het adres bleken ingeschreven te zijn? 1)

 


Is hier volgens u sprake van fraude met de Basisregistratie Personen (BRP), aangezien de betreffende persoon niet in de door haar verhuurde woning woont, maar nog wel staat ingeschreven op het adres waar zij kamers verhuurt? Wat zijn de gevolgen van een dergelijke situatie voor de daadwerkelijke huurders van de woning, zowel voor de hoofdhuurder als de onderhuurders?

 


Wat vindt u ervan dat ondanks dat deze huurders middels een huurovereenkomst kunnen aantonen dat zij de woning huren én dat mevrouw met haar kind niet op dat adres woont, zij toch geen recht hebben op zorgtoeslag omdat mevrouw en kind nog wel op dat adres staan ingeschreven? Is dit de gewone gang van zaken?

 


Wat vindt u ervan dat de Belastingdienst dezelfde informatie gebruikt om deze persoon het recht op zorgtoeslag te weigeren én als bewijs om bij de betreffende mevrouw tegelijkertijd hypotheekrenteaftrek te weigeren? Vindt u dat terecht? Kunt u toelichten waarom hetzelfde bewijs enerzijds wordt verworpen en anderzijds wel wordt geaccepteerd?

 


Vindt u dat deze huurder(s) recht heeft/hebben op zorgtoeslag? Zo ja, wat gaat u doen om dat te realiseren? Zo nee, waarom niet?

 


Komen dergelijke zaken vaker voor? Zo ja, hoe vaak? Wat is de standaardprocedure in dergelijke gevallen? Wat is de termijn voor bezwaarschriften? Kunt u uw antwoord toelichten?

 


Zijn bij deze casus de juiste bezwaartermijnen gehanteerd door de Belastingdienst en heeft de Belastingdienst tijdig geantwoord? Zo ja, waarom duurde het antwoord zo lang en kwam er pas een antwoord nádat de huurder een beroep bij de rechtbank had ingesteld? Zo nee, welke consequenties heeft dat? 2)

 


Hoe verhoudt de lange behandeling van het bezwaarschrift zich tot het verbeteren van de handelswijze Toeslagen en het ‘sturen op een tijdige afhandeling van bezwaarschriften’, zoals de staatssecretaris van Financiën had aangekondigd in 2017? 3)

 


In hoeverre vindt u de beschikkingen en de terugvordering in deze casus proportioneel? Kunt u uw antwoord toelichten, mede in het kader van de uitkomsten van de Commissie Donner?

 

 

1) Casus onderhands meegestuurd

2) Commissie Donner, 14 november 2019, 'Advies ‘Omzien in Verwondering’'.

3) Brief staatssecretaris van Financiën aan de Nationale ombudsman d.d. 7 november 2017, kenmerk 2017-0000211077 (bijlage bij de reactie op het rapport van de Nationale ombudsman 'Geen powerplay maar fair play, 31 066, 21322, nr. 387).

Indiener(s)