Tekortschietende aanpak van armoede in Nederland

2019Z24796

(ingezonden 11 december 2019)

Vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de tekortschietende aanpak van armoede in Nederland



1. Heeft u kennisgenomen van het bericht ‘Aantal kinderen in armoede bleef in 2018 gelijk, langdurige armoede daalde’ (1) en van het bericht ‘Aantal huishoudens met laag inkomen 3 jaar gelijk gebleven’? (2)


2. Hoe kan het dat de economie volop draait, bedrijven recordwinsten boeken, en we een uitzonderlijk lange tijd van begrotingsoverschotten kennen, maar nog steeds een miljoen mensen moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen? Hoe verklaart u dat het aantal huishoudens met een risico op armoede niet verder daalt, terwijl de economie volop groeit?

3. Is er direct een spoedoverleg georganiseerd op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het verschijnen van de cijfers van het CBS? Heeft u politieke ruimte om noodzakelijke extra spoedmaatregelen te treffen? Heeft u beschikking over extra budget voor noodzakelijke spoedmaatregelen?


4. Vreest u ook dat het beleid tekortschiet, als zelfs tijdens hoogconjunctuur het aantal mensen met een laag inkomen en het risico op armoede niet verder daalt?


5. Vindt u ook dat ieder kind in onze samenleving volwaardig moet kunnen meedoen, ongeacht de financiële situatie van het gezin? Bent u ook van mening dat kinderen laten opgroeien in armoede een verspilling van talent is, generatie op generatie?

6. Deelt u ook de mening dat een fundamentele verhoging van het bestaansminimum noodzakelijk is voor alle werkenden, waaronder zelfstandigen, maar ook voor mensen die niet (meer) kunnen werken, zoals ouderen of mensen met gezondheidsklachten? Onderschrijft u de analyse van het CPB dat een verhoging van het minimumloon en daarmee van de uitkeringen de armoede kan verminderen? Bent u derhalve bereid over te gaan tot verhoging van het minimumloon?

7. Hoeveel ouders van gezinnen die in armoede leven, hebben een baan gevonden als gevolg van het gevoerde beleid? Hoeveel gezinnen hebben zich daarmee aan de armoede ontworsteld?


8. Welk deel van de kinderen die opgroeien in armoede heeft werkende ouders? Hoe verklaart u dat zelfs werkende mensen niet voldoende inkomen hebben om rond te komen? Wat voor functiebetrekkingen hebben zij doorgaans en hoe hoog is hun inkomen? Hoe zorgt u ervoor dat werken fundamenteel meer gaat lonen voor mensen die het minimumloon verdienen of zelfs aanzienlijk minder?


9. Welke maatregelen treft u voor gezinnen waarvan de ouders niet (meer) kunnen werken, bijvoorbeeld door gezondheidsklachten? Op welke wijze verbetert u structureel hun inkomenspositie?


10. Kunt u per maatregel kwantificeren in welke mate deze maatregel bijdraagt aan het bestrijden van armoede onder kinderen, zowel voor het totale financiële tekort, als het aantal kinderen dat opgroeit in armoede?


11. Welke gemeenten maken gebruik van een zogenaamde ‘glijdende schaal’ om het recht op aanvullende inkomensondersteuning te hanteren? Waarom hebben andere gemeenten deze aanbeveling niet overgenomen?


12. Bent u ook van mening dat kinderen niet de dupe mogen worden van de gevolgen van falend beleid? Hoe zorgt u ervoor dat elk kind in elke gemeente volwaardig mee kan doen?


13. Op welke wijze gaat u de motie Van Dijk/Bruins, die beoogt dat besteding van de Klijnsmagelden bijdragen aan de bestrijding van kinderarmoede, uitvoeren? 3)

(1) CBS, 9 december 2019, https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/50/aantal-kinderen-in-armoede-bleef-in-2018-gelijk-langdurige-armoede-daalde

(2) NRC, 9 december 2019, https://www.nrc.nl/nieuws/2019/12/08/aantal-huishoudens-met-laag-inkomen-3-jaar-gelijk-gebleven-a3982977

(3) Kamerstuknummer 35 300 XV, nr. 65

Indiener(s)