2019Z24794
(ingezonden 11 december 2019)
Vragen van het lid Van Weyenberg (D66) aan de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid over de gevolgen van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB)
voor payroll en detacheringscontracten
1. Bent u bekend met signalen dat werknemers die nu op detacheringsbasis
werken bericht krijgen van hun werkgever dat ze door de WAB voortaan op een
uitzendcontract zullen werken?
2. Kunt u bevestigen dat dit een keuze is van de werkgever en niet een
direct gevolg van de WAB?
3. Klopt het dat het onderscheidende kenmerk van een payrollovereenkomst
ten opzichte van een uitzendovereenkomst met de WAB is vastgelegd in de WAB
als “
een overeenkomst waarbij de overeenkomst van opdracht tussen de
werkgever en de derde niet tot stand is gekomen in het kader van het
samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en waarbij de
werkgever alleen met toestemming van de derde bevoegd is de werknemer
aan een ander ter beschikking te stellen
”?
4. Deelt u de mening dat als bij een bestaande detacheringsovereenkomst het
werk vanaf 1 januari wordt voortgezet als uitzendovereenkomst, het heel
onwaarschijnlijk is dat de overeenkomst tot stand is gekomen in het kader
van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, gezien het
feit dat de driehoeksrelatie al langer bestond?
5. Wat kunnen vanaf 1 januari ongeveer de kostenverschillen zijn tussen een
uitzendovereenkomst en een payrollovereenkomst voor een werkgever?
6. Waar kunnen werknemers zich melden als zij het idee hebben dat hun
payroll- of detacheringsovereenkomst onterecht wordt omgezet naar een
uitzendovereenkomst?
7. Bent u bereid om met de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en de
Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) in
gesprek te gaan over deze ontwikkeling en onder de aandacht te brengen dat
detacherings- en payrollovereenkomsten niet zomaar kunnen worden omgezet
naar uitzendovereenkomsten?