2019Z21694
Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en van Financiën over het bericht 'Nederland draait op
voor Antilliaanse douanefraude' (ingezonden 11 november 2019)
1. Hebt u kennisgenomen van het bericht 'Nederland draait op voor
Antilliaanse douanefraude'? (1)
2. Kunt u kortheidshalve (inclusief tijdlijn) beschrijven en duiden om
welke casus het hier ging. Kunt u daarbij aangeven welke activiteiten
ondernomen zijn door, en verantwoordelijkheden er lagen bij, afzonderlijke
landen in het Koninkrijk dan wel bij het Koninkrijk der Nederlanden als
geheel?
3. Welke consequenties heeft de uitspraak van het Europese Hof, dat Aruba
en Curaçao geen ‘derde landen’ zijn, maar integraal onderdeel van het
Koninkrijk der Nederlanden dat lid is van de EU en dat het Koninkrijk
verantwoordelijk is voor nakoming van de verplichtingen die bij dit
lidmaatschap horen? (2)
4. Kunt u kort uiteenzetten wat de LGO-status (Landen en Gebieden Overzee)
van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten inhoudt? In welk juridisch
verband heeft deze status betekenis? Geldt dit alleen voor het verband van
de Europese Unie of ook voor andere (supra- of) internationale verbanden,
zoals de Raad van Europa?
5. Hoe is in het kader van de LGO-status de verdeling van bevoegdheden en
verantwoordelijkheden binnen het Koninkrijk tussen de landen en het
Koninkrijk als eigen entiteit geregeld? Geeft deze uitspraak van het Hof
van Justitie het kabinet – maar ook de Rijksministerraad – aanleiding om
deze verdeling op andere wijze te interpreteren?
6. Heeft de strekking van het arrest van het Hof van Justitie alleen
betekenis voor dit specifieke issue op het vlak van douanerecht, of heeft
het, binnen de werking van het EU-verdrag inclusief alle beleidsterreinen
die daaronder vallen, een bredere betekenis? Kunt u voorbeelden geven van
andere issues en beleidsterreinen die door deze uitspraak in een ander
daglicht komen te staan?
7. Heeft de uitspraak van het Hof van Justitie betekenis voor andere
verbanden en verdragen waarbij het Koninkrijk der Nederlanden partij is?
Heeft deze uitspraak – dan wel de gedachten en denklijnen die ten grondslag
liggen aan deze uitspraak – bijvoorbeeld betekenis voor de
verantwoordelijkheden die voortvloeien uit het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens, meer in het bijzonder het verbod op refoulement en de
waarborging van mensenrechten?
(1) NRC Handelsblad, 6 november 2019, 'Nederland draait op voor
Antilliaanse douanefraude'
(2)
http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=219665&pageIndex=0&doclang=NL&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=9557897