2019Z21201
Vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) aan de staatssecretaris Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over het bericht 'Kidsplus onder verscherpt
toezicht' (ingezonden 5 november 2019)
1. Kent u het bericht ‘Kidsplus onder verscherpt toezicht’? 1)
2. Bent u ook van mening dat het zeer ongewenst is dat de vestigingen van
kinderopvangorganisatie Kidsplus nog steeds niet op orde zijn? Waarom zijn
deze vestigingen van Kidsplus niet al lang gesloten? Maakt u zich ook
zorgen over de veiligheid van de kinderen bij deze kinderopvangorganisatie?
3. Hoe kan het zo zijn dat Kidsplus, ondanks alle inspecties en slechte
rapportages, als slecht presterende grote kinderopvangorganisatie in
Nederland nog steeds open is? Kan het zo zijn dat door het lokale toezicht
op kinderopvangorganisaties, de landelijke GGD en de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) Kidsplus vanwege vestigingen in verschillende
gemeenten, niet in het vizier hebben?
4. In hoeverre hebben de eerdere misstanden bij Kidsplus geleid tot
inspecties bij alle locaties van Kidsplus? Kunt u aangeven in hoeverre er
op dit moment sprake is van bovenregionale afstemming tussen de
verschillende gemeenten en GGD’en inzake Kidsplus? Laat dit recente
voorbeeld volgens u ook zien dat de bovenregionale afstemming tussen de GGD
en gemeenten niet waterdicht is?
5. Bent u bereid om, nu rapportages laten zien dat het stelselmatig misgaat
bij Kidsplus, zelf ook maatregelen tegen Kidsplus te nemen? Hoe staat het
met uw zoektocht, waarbij er geen taboes zouden zijn, om misstanden bij
kinderopvangorganisaties aan te pakken? 2)
6. Welke stappen gaat u zetten om de handhaving in de kinderopvang te
optimaliseren? Bent u bereid om te onderzoeken of een wettelijke basis om
in te grijpen bij ernstige misstanden in de kinderopvang noodzakelijk is?
1) De Stentor, 4 november 2019, Opvangreus Kidsplus uit Apeldoorn onder
verscherpt toezicht: ‘Genoeg is genoeg’,
https://www.destentor.nl/apeldoorn/opvangreus-kidsplus-uit-apeldoorn-onder-verscherpt-toezicht-genoeg-is-genoeg~aeb3571c/
2) Kamerstuk 31 322, nr. 399