De berichten ‘Door de privacywetgeving verdwijnen de slachtoffers van menshandel massaal uit beeld’ en ‘Minder meldingen seksuele uitbuiting, niet minder zaken’

2019Z20134

Vragen van het lid Kuik (CDA) aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de berichten ‘Door de privacywetgeving verdwijnen de slachtoffers van menshandel massaal uit beeld’ en ‘Minder meldingen seksuele uitbuiting, niet minder zaken’ (ingezonden 21 oktober 2019)

1

Kent u het bericht uit Trouw van 18 oktober 2019 ‘Door de privacywetgeving verdwijnen de slachtoffers van menshandel massaal uit beeld & het bericht van het Algemeen Dagblad van 18 oktober 2019 ‘Minder meldingen seksuele uitbuiting, niet minder zaken’?

2

Wat is uw reactie op het gegeven dat het aantal geregistreerde slachtoffers van mensenhandel de afgelopen jaren bijna gehalveerd is?

3

Deelt u de conclusie dat de halvering van het aantal geregistreerde slachtoffers komt door de nieuwe privacywetgeving? Hoe beoordeelt u dat?

4

Wat heeft u in het werk gesteld om de nieuwe problemen die zijn ontstaan rondom de privacywetgeving op te lossen? Hoe wilt u slachtoffers weer beter in beeld krijgen?

5

Bent u het eens dat privacy een recht is dat bedoeld is om mensen te beschermen, maar in deze gevallen het juist tot een last is verworden die mogelijke slachtoffers meer kwaad dan goed doet? Zo nee, waarom niet?

6

Deelt u de stelling van de nationaal rapporteur mensenhandel dat minder registraties betekent dat er minder effectief tegen mensenhandel kan worden opgetreden? Zo nee, waarom niet?

7

Welke acties gaat u ondernemen om deze belemmeringen, die niet ten goede komen van het beschermen van slachtoffers, weg te nemen?

8

Bent u bereid met CoMensha en/of de nationaal rapporteur mensenhandel om tafel te gaan zitten om eventuele knelpunten rondom privacywetgeving weg te nemen?

9

Wat staat er in de weg aan het introduceren van een wettelijke grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens van slachtoffers van mensenhandel?

10

Ziet u mogelijk meerwaarde in het introduceren van een model-protocol dat een kader schept waarbinnen men over mag gaan tot informatie-uitwisseling tussen verschillende organisaties die zich bezighouden met het bijstaan van slachtoffers van mensenhandel en organisaties die zich bezig houden met bestrijden van mensenhandel? Zo nee, waarom niet?

11

Wat is uw reactie op de stelling van de nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen dat er bij het beleid sprake is van ‘los zand’ en dat het te weinig gericht is?

12

Zit er volgens u waarheid in de bewering dat er spanning zit tussen het plan van aanpak en de daadwerkelijke toepassing en uitvoering daarvan, zoals de nationaal rapporteur mensenhandel stelt? Indien u deze spanning niet signaleert, kunt u dit onderbouwd weerleggen?

13

Hoe plausibel acht u het cijfer van 29 minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting die zich het afgelopen jaar hebben gemeld? Deelt u de mening dat dit een onwaarschijnlijk laag aantal slachtoffers is?

Indiener(s)

Anne  Kuik