2019Z19204
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Groothuizen (D66) aan de minister
van Justitie en Veiligheid over het tappen van de klokkenluider in de
WODC-affaire (ingezonden 9 oktober 2019)
-
Vanaf welk moment precies liep de telefoontap naar mevrouw Van Ooyen,
de klokkenluider in de WODC-affaire? 1)
-
Wist u tijdens het algemeen overleg over de rapporten inzake het WODC
op 6 maart 2019, waar u haar zo uitvoerig complimenteerde en
publiekelijk lof toezwaaide, dat er een tap liep? 2) Zo nee, had zij
dit graag willen weten op dat moment?
-
Heeft u spijt van deze woorden in het algemeen overleg of staat u hier
nog steeds achter?
-
Wat is nou volgens u de rechtvaardiging om uitgerekend in deze kwestie
aangifte te doen?
-
Erkent u dat het doen van aangifte in uitgerekend de WODC-affaire een
keuze is geweest, geen onoverkomelijke wetmatigheid die u overkomt, of
waar u toe verplicht was?
-
Herinnert u zich uw brief van 24 juni 2019 waarin u schrijft “dat in
deze aangifte […] duidelijk [is] aangegeven dat het stuk buiten
medeweten van de klokkenluidster (mevrouw Van Ooyen) is gelekt en dat
deze niet tegen haar is gericht”?3)
-
Erkent u dat u met het doen van aangifte het risico heeft genomen dat
mevrouw Van Ooyen (desondanks) zou worden betrokken in een
strafrechtelijk onderzoek? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft u
de aangifte desondanks gedaan?
-
Heeft u zich op het moment van het doen van de aangifte gerealiseerd
dat het mogelijk was dat mevrouw Van Ooyen in een strafrechtelijk
onderzoek zou worden betrokken? Zo ja, waarom heeft u dat risico niet
expliciet aan de Kamer gemeld? Zo nee, hoe kijkt u hier op terug? Vindt
u dat u met voldoende prudentie heeft gehandeld?
-
Hoe kijkt u aan tegen de aangifteplicht van artikel 162 Wetboek van
Strafvordering in samenhang met het belang klokkenluiders te
beschermen? Hoe reflecteert u op dit wetsartikel in het licht van deze
casus?
-
Waarom heeft u steeds volgehouden dat deze aangifte niet tegen mevrouw
Van Ooyen was gericht, die deze misstanden naar buiten heeft gebracht?
Hoe kon u dat eigenlijk weten, nu het ging om een onbekende verdachte,
het toch niet uit te sluiten was dat men wel op enig moment bij mevrouw
Van Ooyen uit zou komen?
-
Wat vindt u van de gevolgen voor mevrouw Van Ooyen, dat nadat zij een
misstand heeft onthuld waar de samenleving veel aan heeft gehad
meegeluisterd is door Justitie met al haar privégesprekken en adviseurs
en experts met betrekking tot het luiden van de klok?
-
Hoe gaat u het goed maken richting mevrouw Van Ooyen?
-
Wat is uw reactie op de vrees van mevrouw Van Ooyen dat de ambtenaren
die haar en andere onderzoekers onder druk hebben gezet ermee wegkomen
terwijl er jacht wordt gemaakt op de melders? Dat is toch inderdaad de
omgekeerde wereld? Wanneer breekt eindelijk het inzicht door dat
misstanden niet worden opgelost door ze te ontkennen en de melders aan
te pakken? 4)
-
Op welke wijze heeft u inmiddels uitvoering gegeven aan de aangenomen
motie-Van Nispen c.s. over voorkomen van negatieve gevolgen van de
WODC-affaire die wijst op het risico dat klokkenluiders zich niet meer
durven te melden en dit een angstcultuur op het ministerie van Justitie
en Veiligheid in de hand kan werken, met het verzoek aan de regering te
doen wat er in de mogelijkheden ligt om deze negatieve gevolgen te
voorkomen?5) Wat is daar nog meer voor nodig?
-
Welke gevolgen heeft de nieuwe Europese richtlijn over klokkenluiders
op casuïstiek, zoals deze?
1) NOS.nl/nieuwsuur, 8 oktober 2019,
https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2305248-justitie-tapte-klokkenluider-in-onderzoek-naar-de-wodc-affaire.html
2) Kamerstuk 28844, nr. 177: "Ik begin met direct te zeggen dat de
klokkenluidster in deze zaak complimenten verdient. En complimenten is
misschien nog wat stijfjes uitgedrukt. Het verdient groot respect dat je
als individu op enig moment in een organisatie aan de kaak stelt dat je de
stellige overtuiging hebt dat iets niet goed loopt."… "Dit is het individu
tegen organisatie. En ik vind dat dat altijd bescherming verdient."
3) Kamerstuk 28844, nr. 184
4)
https://www.nrc.nl/nieuws/2019/10/08/klokkenluider-ik-werd-afgeluisterd-toen-de-minister-mij-rehabiliteerde-a3975994
5) Kamerstuk 35200-VI, nr. 11