2019Z15207
Vragen van het lid Tielen (VVD) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap over het overzicht van de verdeling van het variabele deel van
de rijksbijdrage over verschillende studenttypen. (ingezonden 17 juli 2019)
-
Klopt het dat het in de tabellen genoemde groeipercentage gebaseerd is
op de groei van de cijfers in de kolom 2018 ten opzichte van 2014? 1)
Wat is de reden dat juist deze groei expliciet in percentages is
beschreven?
-
Is het mogelijk om met de cijfers uit de tabellen 1 en 2 uit te rekenen
wat het variabele deel van de bekostiging per ingeschreven student is?
Klopt het dat deze berekening gemaakt kan worden door de miljoenen in
tabel 2 te delen door de aantallen ‘bekostigde inschrijvingen en
graden’? Zo niet, op welke manier is dan mogelijk om dit te berekenen?
-
Klopt het dat met deze rekenmethode de bekostiging van het variabele
deel per wo-student in 2018 als volgt is: 6.158/alfa, 8.441/beta,
5.894/gamma en 19.924/medisch? Zo niet, wat zijn dan de bedragen?
-
Klopt het dat met deze rekenmethode de bekostiging van het variabele
deel per hbo-student in 2018 als volgt is: 6.808/alfa, 7.904/beta,
6.382/gamma, 6.573/medisch? Zo niet, wat zijn dan de bedragen?
-
Klopt het dat het bedrag dat vanuit het variabele deel aan medisch
ingeschrevenen wordt besteed, ten bate is van de bachelor- en
masteropleidingen? Zo niet, welke andere opleidingen worden dan
bedoeld? Is het mogelijk om het bedrag te corrigeren voor de andere
opleidingen?
-
Hoe worden de zogenoemde werkplaatsbudgetten voor de universitaire
medische studies berekend? Hoeveel geld is hier per bachelor-, master-
of andere student mee gemoeid? Wie is verantwoordelijk voor de
doelmatigheid en doeltreffendheid van deze budgetten; de bestuurders
van de universiteit of die van de universitaire medische centra? Op
welke wijze vindt de verantwoording over deze werkplaatsbudgetten
plaats?
-
Welke kostenanalyse ligt ten grondslag aan het variabele budget dat
wordt toegekend voor medische studenten? Kunt u dit toelichten?
-
Bent u op basis van deze analyse van mening dat het substantieel hogere
variabele bedrag voor medisch doeltreffend, doelmatig en rechtvaardig
is? Zo ja, waar zit in het kostencomponent de rechtvaardiging voor dit
verschil ten opzichte van bijvoorbeeld bèta-techniek?
-
In hoeverre bent u van mening dat de universitaire medische studies,
met bijvoorbeeld de afzonderlijke werkplaatsbudgetten, een soort
‘status aparte’ genieten binnen het bekostigingsmodel?
-
Deelt u de mening dat de ‘status aparte’ van de universitaire medische
studies ontwikkelingen in de gezondheidszorg, zoals interdisciplinair
werken, taakherschikking, verpleegkundig leiderschap en
technologisering, in potentie in de weg staat? Zo ja, bent u bereid om
de ‘status aparte’ te herijken?
1) Bijlage bij de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap d.d. 21 juni 2019 (Kamerstuk 31288, nr. 742)