Leeftijdsontslag in het licht van het pensioenakkoord

2019Z15163

Vragen van de leden Van der Linde en Middendorp (beiden VVD) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over leeftijdsontslag in het licht van het pensioenakkoord. (ingezonden 16 juli 2019)

  1. Herinnert u zich de antwoorden op eerdere mondelinge vragen en schriftelijke vragen van de leden Wiersma en Middendorp over functioneel leeftijdsontslag bij de rijksoverheid 1) en de toezegging in het debat over de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd om na de zomer inzicht te geven in cao-afspraken over functioneel leeftijdsontslag?
  2. Hoeveel ambtenaren die onder de cao rijksoverheid en de CAR-UWO 2) vallen gaan de komende jaren eerder met pensioen door de minder snelle stijging van de AOW-leeftijd?
  3. Welke gevolgen heeft het eerder stoppen met werken voor de pensioenopbouw bij het ABP van deze groep ambtenaren?
  4. Hoe informeert het ABP de betreffende deelnemers over de gevolgen van deze maatregel? Worden de deelnemers hierbij ook op mogelijkheden gewezen om de gemiste pensioenopbouw te compenseren?
  5. In hoeverre kan deze groep ambtenaren –als ze besluiten om langer door te werken- nog aanvullend pensioen opbouwen? Welke eventuele belemmeringen spelen hierbij een rol?
  6. In hoeverre zijn de omstandigheden van de betreffende groep ambtenaren uniek voor de regelingen die bij het ABP zijn afgesloten? Zijn vergelijkbare gevallen bij u bekend in andere sectoren?
  7. Beschouwt u de gewijzigde AOW-leeftijd als een specifiek geval op basis waarvan langer doorwerken na de AOW-leeftijd mogelijk moet zijn? Zo nee, waarom niet?
  8. Beschouwt u de gewijzigde AOW-leeftijd als ‘persoonlijke en financiële omstandigheden van de medewerker’ waarvan u eerder heeft aangegeven die nadrukkelijk mee te wegen? Zo ja, hoe weegt u die mee? Zo nee, waarom niet?
  9. Bent u bekend met artikel 8:2 van het CAR-UWO, waarin is opgenomen dat standaard ontslag plaatsvindt bij het bereiken van de AOW-leeftijd en het college hiervan in ‘bijzondere omstandigheden’ kan afwijken?
  10. Vindt u het nog van deze tijd dat een dergelijk artikel is opgenomen in een cao? In hoeverre heeft u hier contact over met de VNG?
  11. Bent u van mening dat de gewijzigde AOW-leeftijd aan te merken is als een bijzondere omstandigheid? Zo nee, waarom niet?
  12. In hoeverre heeft u met gemeenten gesproken over de wenselijkheid om maatwerk toe te passen?
  13. Kunt u deze vragen begin september 2019 ofwel separaat beantwoorden, ofwel expliciet beantwoorden in uw brief over cao-afspraken over functioneel leeftijdsontslag indien u deze brief eerder of gelijktijdig toestuurt?

1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018-2019, nr. 2549
2) Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling ( CAR ) en Uitwerkingsovereenkomst ( UWO )

Indiener(s)