2019Z13433
Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het recht op huurtoeslag van
cliënten in een beschermde woonvorm. (ingezonden 26 juni 2019)
-
Bent u bekend met het feit dat artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van
de Wet op de huurtoeslag bewoners van beschermde woonvormen belet om
huurtoeslag aan te vragen wanneer het gebouw waarin zij wonen eigendom
is van en verhuurd wordt door een rechtspersoon die niet zonder
winstoogmerk opereert?
-
Is het u bekend dat organisaties tegen deze specifieke regeling
aanlopen omdat er onvoldoende woningen bij woningcorporaties
beschikbaar zijn voor begeleid wonen?
-
Deelt u de mening dat, zeker gezien het tekort aan dit soort woningen,
het goed is dat ook commerciële partijen woningen aanbieden die worden
verhuurd aan instellingen voor begeleid/beschermd wonen? Zo nee, waarom
niet?
-
Deelt u de mening dat cliënten, door een gebrek aan woningen bij
woningcorporaties, niet altijd de keuze hebben voor een woning in een
woongebouw dat eigendom is van een rechtspersoon zonder winstoogmerk en
daardoor gedwongen worden om een woning te huren in een woongebouw dat
eigendom is van een commerciële partij?
-
Kunt u toelichten waarom bewoners van beschermde woonvormen, die
eigendom zijn van en verhuurd worden door een commerciële partij, geen
mogelijkheden hebben om huurtoeslag aan te vragen, zeker wanneer de
huren die gevraagd worden marktconform of zelfs lager zijn?
-
Bent u bereid te zoeken naar een alternatieve bepaling zodat beschermde
woonvormen in gebouwen die eigendom zijn van en verhuurd worden door
een commerciële partij, alsnog aangewezen kunnen worden als bijzondere
woonvorm, waardoor de bewoners huurtoeslag kunnen aanvragen wanneer de
huur marktconform of lager is? Zo nee, ziet u andere mogelijkheden om
deze bewoners de mogelijkheid te geven in aanmerking te komen voor
huurtoeslag?