De erkenning van gevangenisstraffen uit andere EU-landen

2019Z11064


Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de minister van Justitie en Veiligheid over de erkenning van gevangenisstraffen uit andere EU-landen. (ingezonden 4 juni 2019)

1. Bent u bekend met de zaak van de Nederlander de heer H., die in Hongarije is veroordeeld tot een gevangenisstraf waarvan de overname van de executie van die straf door Nederland, waarmee Nederland inmiddels heeft ingestemd, door Hongarije wordt geweigerd?

2. Klopt het dat op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (de WETS) uitgangspunt is dat lidstaten van de Europese Unie (EU) mee moeten werken aan de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in het land van herkomst van de veroordeelde?

3. Klopt het dat de WETS-procedure in deze zaak heel erg lang heeft geduurd en dat Hongarije uiteindelijk in deze kwestie de overname van de executie van de gevangenisstraf door Nederland weigert?

4. Hoe lang duren deze procedures gemiddeld en hoe lang mogen deze procedures naar uw mening maximaal duren?

5. Welke weigeringsgronden hebben EU-lidstaten op grond waarvan voorkomen wordt dat Nederlanders in het eigen land hun gevangenisstraf uit mogen zitten?

6. Komt het vaker voor dat de veroordelende lidstaat het niet eens is met de aanpassing van de straf door Nederland, met als gevolg dat de overname niet door gaat?

7. Welke gevolgen heeft een dergelijke opstelling van de staat van veroordeling voor de resocialisatieperspectieven van een veroordeelde wanneer deze uiteindelijk in Nederland terugkeert?

8. Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat andere lidstaten van de EU, op grond van de bestaande afspraken, er aan meewerken dat straffen die door Nederland erkend zijn ook in Nederland ten uitvoer gelegd kunnen worden? Bent u bereid over deze kwestie, en indien nodig ook in soortgelijke gevallen, uw buitenlandse ambtgenoten hierop aan te spreken?

1) Persoonsgegevens onderhands verstrekt aan de bewindspersoon

Indiener(s)