De mogelijke inzet van niet-duurzame biobrandstoffen zoals palmolie binnen het ontwerp-Klimaatakkoord

2019Z08760


Vragen van het lid Kröger (GroenLinks) aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de mogelijke inzet van niet-duurzame biobrandstoffen zoals palmolie binnen het ontwerp-Klimaatakkoord. (ingezonden 26 april 2019)

1. Op welke wijze wordt verankerd dat er geen biobrandstoffen, geproduceerd uit palm- en sojaolie, in Nederland worden ingezet?

2. Hoe voorkomt u dat vóór het tweede kwartaal van 2020, wanneer het duurzaamheidskader biomassa wordt opgeleverd, niet-duurzame biobrandstoffen worden ingezet vanwege de grote vraag naar biobrandstoffen in het ontwerp-Klimaatakkoord?

3. Zijn de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen in transport uit de Renewable Energie Directive II (RED II) van toepassing op alle gebruik van biobrandstoffen in transport? Of gelden deze criteria alléén op de biobrandstoffen die geboekt worden als hernieuwbare energie?

4. Interpreteert u de zin “De huidige praktijk waarbij geen inzet plaatsvindt van biobrandstoffen geproduceerd uit palm- en sojaolie in Nederland, wordt voortgezet” in het ontwerp-Klimaatakkoord als het volledige uitsluiten van de inzet van deze brandstoffen vanwege het akkoord, of als het uitsluiten van deze brandstoffen voor de hernieuwbare energiedoelstelling in de transportsector?

5. Op welke wijze gaat u garanderen dat de inzet van biobrandstoffen, onder meer vanwege het ontwerp-Klimaatakkoord, niet leidt tot ontbossing?

6. Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Duurzaam vervoer op 14 mei 2019 plaatsvindt?

Indiener(s)

Suzanne  Kröger