Een tankstationhouder die af wil van zijn “wurgcontract”

2019Z08644


Vragen van de leden Van Kent en Laçin (beiden SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een tankstationhouder die af wil van zijn “wurgcontract” (ingezonden 25 april 2019)

1

Kent u het bericht van een franchisenemer van twee tankstations in Arnhem en Groesbeek die af wil van zijn “wurgcontract” met een oliemaatschappij? 1) Wat is uw reactie daarop?

2

Heeft u zicht op de inhoud van franchiseovereenkomsten die oliemaatschappijen sluiten met tankstationhouders? Kunt u uw antwoord toelichten?

3

Aan welke voorwaarden dient een franchiseovereenkomst te voldoen zodat er daadwerkelijk sprake is van ondernemerschap in plaats van schijnzelfstandigheid?

4

Klopt het dat in veel overeenkomsten staat dat alle opbrengsten boven een bepaalde grens volledig naar de oliemaatschappij gaan? Zo ja, is hier volgens u sprake van ondernemerschap?

5

Acht u het wenselijk dat een franchisenemer onder het minimumloon verdient omdat hij of zij beknot wordt door de met een oliemaatschappij gesloten overeenkomst?

6

Acht u het wenselijk dat een franchisenemer grote schulden heeft bij een oliemaatschappij, zeker als er feitelijk sprake is van een werkgever/werknemer-relatie?

7

Heeft de Inspectie SZW ook het risico op deze mogelijke vorm van schijnzelfstandigheid bij franchisenemers in beeld? Kunt u uw antwoord toelichten?

8

Hoe vaak zijn de afgelopen jaren franchiseovereenkomsten gecontroleerd door de Inspectie SZW, hoe vaak was hier iets mis mee en hoe vaak heeft dit tot een boete geleid?

9

Bent u aangezien het aanpakken van schijnzelfstandigheid prioritair is, bereid de Inspectie SZW op te roepen ook te controleren of hier bij franchiseovereenkomsten sprake van is?

1) Gelderlander, Tankstationhouder wil af van ‘wurgcontract’, d.d. 16 april 2019

Indiener(s)