2019Z07287
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de staatssecretaris van Financiën over de behandeling van informeel-kapitaal-structuren in het vernieuwde rulingbeleid. (ingezonden 10 april 2019)
1
Op welke manier gaat de Belastingdienst bepalen of internationale
belastingbesparing de doorslaggevende beweegreden is voor een structuur of
transactie waarvoor een ruling wordt aangevraagd?
2
Wordt bij een analyse of internationale belastingbesparing de
doorslaggevende beweegreden is ook gekeken naar effecten voor derde landen
van waaruit een Nederlandse entiteit inkomsten ontvangt (zoals royalty’s,
rente of vergoedingen voor intra-groep diensten)?
3
Indien de Belastingdienst vaststelt dat een structuur of transactie leidt
tot dubbele niet-belasting, omdat tegenover een vrijstelling of neerwaartse
aanpassing van de belastinggrondslag in Nederland geen corresponderende
heffing in het buitenland staat, wordt dan vanaf 1 juli 2019 geen ruling
meer afgegeven voor een dergelijke structuur of transactie?
4
Indien de Belastingdienst vaststelt dat een structuur of transactie leidt
tot een vrijstelling of neerwaartse aanpassing van de belastinggrondslag in
Nederland, en hier tegenover wel een corresponderende heffing in het
buitenland staat, maar deze heffing tegen een (zeer) laag tarief
plaatsvindt, wordt dan vanaf 1 juli 2019 geen ruling meer afgegeven voor
een dergelijke structuur of transactie? Waar trekt de Belastingdienst in
dat geval de grens van een (zeer) laag tarief?
5
Zullen er na de door u voorgestelde maatregelen voor vernieuwing van de
rulingpraktijk nog informeel-kapitaal-rulings worden afgegeven? Zo ja, aan
welke inhoudelijke voorwaarden moet de structuur waarvoor de ruling wordt
aangevraagd dan voldoen?
6
Kunt u specifieke voorbeelden geven van informeel-kapitaal-structuren
waarvoor vanaf 1 juli 2019 geen ruling meer wordt verstrekt?
7
Indien van toepassing, kunt u specifieke voorbeelden geven van
informeel-kapitaal-structuren waarvoor vanaf 1 juli 2019 nog wel een ruling
wordt verstrekt?
8
Hoe gaat de Belastingdienst ermee om wanneer na afgifte van een ruling
blijkt dat in de praktijk bij de structuur of transactie waarvoor de ruling
is afgegeven er toch sprake lijkt te zijn van internationale
belastingbesparing als doorslaggevende beweegreden?
9
Hoe gaat de Belastingdienst ermee om wanneer na afgifte van een ruling
blijkt dat in de praktijk bij de structuur of transactie waarvoor de ruling
is afgegeven er toch sprake is van een dubbele vrijstelling?
10
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg over de vernieuwde rulingpraktijk op 24 april 2019?