Extra belastingdruk voor scholen die het lerarentekort proberen op te vangen middels een RTC

2019Z06736

Vragen van de leden Rog, Omtzigt (beiden CDA), Bisschop en Stoffer (beiden SGP) aan de staatssecretaris van Financiën en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over extra belastingdruk voor scholen die het lerarentekort proberen op te vangen middels een RTC (ingezonden 4 april 2019)

1

Bent u bekend met de oprichting van Regionale Transfer Centra (hierna: RTC) in het primair onderwijs 1) en het feit dat het Ministerie van SZW dit aanmoedigt middels subsidiegelden 2) ?

2

Deelt u de mening dat een RTC als bovenbestuurlijke samenwerkingsvorm een goed middel is om boventallig personeel in het onderwijs voor de sector te behouden en de instroom in de WW in krimpregio’s te voorkomen door middel van begeleiding van werk naar werk?

3

Is er voor de heffing van omzetbelasting een verschil tussen het matchen van personeel (waarbij het onderwijsgevend personeel niet in dienst is van het RTC maar op de loonlijst staat van de aangesloten schoolbesturen) en het ter beschikking stellen van personeel (waarbij het onderwijsgevend personeel in dienst is van bijvoorbeeld een uitzendbureau)?

4

Is er voor de heffing van omzetbelasting een verschil tussen instellingen die uitsluitend de matchingskosten in rekening brengen aan het aangesloten schoolbestuur of instellingen die een commerciële vergoeding in rekening brengen?

5

Klopt het dat de Belastingdienst recent het standpunt heeft ingenomen dat matching niet rechtstreeks nodig is voor de onderwijsprestatie van de onderwijsinstelling en dat daarom de koepelvrijstelling niet van toepassing is voor RTC’s? Kunt u dit standpunt motiveren, aangezien onderwijzend personeel essentieel is om onderwijs te kunnen geven en basisscholen moeite hebben om voldoende gekwalificeerde onderwijzers voor de klas te krijgen?

6

Klopt het dat de Belastingdienst recent het standpunt heeft ingenomen dat het matchen van personeel gelijk moet worden gesteld aan het ter beschikking van personeel en daarom als concurrerende activiteit van de koepelvrijstelling is uitgesloten?

7

Hoe verhoudt dit standpunt zich tot de definitie van het ter beschikking stellen van personeel in het besluit van 14 december 2018 met nr. 2018-22809 namelijk: de situatie waarin de uitlener personeel ter beschikking stelt aan de inlener waarbij dat personeel onder toezicht of leiding van de inlener arbeid verricht?

8

Hoe kan een belastingplichtige te weten komen dat onder het ter beschikking stellen van personeel ook moet worden begrepen het matchen van personeel en hoe verhoudt dit zich tot het rechtszekerheidsbeginsel? Hoe verhoudt dit zich tot de uitspraak van Hof Amsterdam van 12 augustus 1985 3)?

9

Herinnert u zich de mededeling in het algemeen overleg btw bij samenwerkingsverbanden bij gemeenten van uw voorganger, dat de Belastingdienst in het kader van de vormgeving van samenwerkingsverbanden, om te voorkomen dat het samenwerken leidt tot een additionele btw-last gemeenten heeft ‘aangeboden ze hier zo goed mogelijk bij te assisteren, als een soort denktank, op een serviceachtige manier’? 4)

10

Deelt u de mening dat het ongewenst is dat schoolbesturen vanwege de samenwerking via een RTC voor de matchingsactiviteiten tegen een extra btw-last oplopen terwijl zij samenwerken om tekorten in het onderwijs zo efficiënt mogelijk tegen te gaan?

11

Bent u bereid bij scholenkoepels op eenzelfde manier mee te denken op welke manier zij kunnen samenwerken om personeelstekorten te verkleinen zonder dat dit leidt tot additionele btw-lasten?

1) https://www.povoorderegio.nl/

2) https://www.dus-i.nl/subsidies/regionale-aanpak-lerarentekort

3) Hof Amsterdam, 12 augustus 1985, nr. 1967/84, V-N 1986/711,25.

4) Kamerstukken II 2014-2015, 34 000 VII, nr. 30, blz. 12.