2019Z03882
Vragen van het lid Van den Berg (CDA) aan de Minister voor Medische Zorg
over de voorgenomen verplaatsing van OK-dagbehandelingen van Woerden naar
Utrecht en Nieuwegein. (Ingezonden 27 februari 2019)
1
Bent u bekend met het voornemen om vanaf medio 2020 de OK-dagbehandelingen
van Woerden te verplaatsen naar Utrecht en Nieuwegein? 1)
2
Klopt het dat door deze beslissing jaarlijks drieduizend patiënten voor hun
ingreep naar Utrecht of Nieuwegein moeten? 2)
3
Kunt u aangeven waarom het ziekenhuis in Woerden destijds gesloten moest
worden? Kunt u dit onderbouwen met adherentiecijfers?
4
Kunt u aangeven wat destijds de toezeggingen waren aan Woerden bij de
sluiting van het ziekenhuis? Welke behandelingen zouden bijvoorbeeld
overblijven in Woerden?
5
Klopt het dat het St. Antoniusziekenhuis aangeeft juist over het algemeen
tevreden te zijn over hoe het loopt in Woerden?
6
Kunnen de cijfers voor de drie locaties (Woerden, Utrecht en Nieuwegein) in
beeld gebracht worden qua adherentie en het aantal behandelingen per
specialisme?
7
Waarom wordt niet gekozen voor aanpassingen in een van de andere twee
locaties?
8
Is het zorgbeeld van deze regio al in kaart gebracht, conform de aangenomen
motie van den Berg/Segers? 3)
9
Deelt u de mening dat het St. Antoniusziekenhuis geen onomkeerbare stappen
moet zetten over het verplaatsen van zorg zolang het zorgbeeld van de regio
nog niet in kaart is gebracht? Zo nee, waarom niet?
10
Deelt u de mening dat het St. Antonius ziekenhuis deze beslissing sowieso
niet had moeten nemen voordat er met vertegenwoordigers van zorgaanbieders
en inwoners van Woerden e.o. gesproken is over een passend en innovatief
zorgaanbod? Zo nee, waarom niet?
11
Wie voert het onderzoek uit naar hoe de locatie Woerden op langere termijn
ingevuld moet worden? Op welke wijze zijn vertegenwoordigers van
zorgaanbieders en inwoners van Woerden e.o. hierbij betrokken?
1) St. Antonius, “Medio 2020: OK-dagbehandeling Woerden naar
Utrecht/Nieuwegein”, 22 februari 2019
2) AD, “Drieduizend operaties gaan weg uit Woerden”, 26 februari 2019
3) Kamerstuk 31 016, nr. 124