2019Z03669
Vragen van de leden De Lange en Laan-Geselschap (beiden VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht ‘Incidenten verwarde mensen heftiger’ (ingezonden 22 februari 2019)
1
Heeft u kennisgenomen van het artikel ‘Incidenten verwarde mensen
heftiger’? 1)
2
Wat is uw reactie op dit bericht en de constatering dat het aantal
meldingen in acht jaar tijd is verdubbeld naar 90.000?
3
Herkent u zich in het beeld van Henk van Dijk (landelijke programmaleider
bij de politie ‘mensen verward gedrag’) dat het aantal incidenten steeds
heftiger wordt? Zo ja, waar blijkt dat uit en hoe wordt hiermee omgegaan?
4
Is inmiddels een ‘eenduidige verklaring te geven voor het stijgen van de
incidenten’, waarvan u in uw brief van 9 april 2018 beschreef dat deze toen
nog niet bestond? 2) Wat heeft u de tussentijd gedaan om hier meer zicht op
te krijgen?
5
Is de aanname die u in dezelfde brief beschreef (‘volgens publicaties van
onder andere Trimbos-instituut heeft ongeveer 50% van deze mensen
psychische klachten’) nog steeds actueel en kunt u een uitsplitsing maken
naar aard van de melding?
6
Wat is na het onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM), waaruit bleek dat 13.000 mensen verantwoordelijk zijn voor
een groot gedeelte van de meldingen van personen met verward gedrag (E33
politiemeldingen), gedaan om zicht te krijgen op deze groep? Welke acties
hebben gemeenten hierin ondernomen? Wat zijn de resultaten hiervan?
7
Kunt u aangegeven waarom u gekozen heeft om aandacht te hebben voor een
kleinere groep (van ongeveer 5.700 unieke personen die verantwoordelijk
zijn voor een groot deel van de 80.000 E33-meldingen) 3) en niet voor de
hele groep van 13.000 mensen uit het RIVM-onderzoek? Wat is na die tijd
gedaan om zicht te krijgen op deze kleinere groep? Welke acties hebben
gemeenten hierin ondernomen? Wat zijn de resultaten hiervan?
8
Op welke manier bent u aan de slag gegaan met de ‘hoe-zit-je-erbij-toets’
bij de groep van de 13.000 personen, zoals is voorgesteld in het algemeen
overleg over GGZ van 6 december 2018? Welke acties hebben gemeenten hierin
ondernomen? Wat zijn de resultaten hiervan en wanneer zijn al deze mensen
in beeld?
9
Ziet u de omstandigheid dat ‘driekwart van de gemeenten een aanpakt
ontwikkelt in samenhang met thema’s zoals OGGZ, bemoeizorg,
maatschappelijke opvang en/of veiligheid’ als een goede oplossing op het
vraagstuk van een steeds complexere samenleving? Kunt u een overzicht geven
van de resultaten hiervan en wat gaat u doen met de gemeenten die deze
aanpak nog niet hebben ontwikkeld?
10
Staat u nog steeds achter de uitspraak ‘een oorzakelijk verband tussen de
stijging van het aantal meldingen en de wachtlijstproblematiek en
onderbesteding in de GGZ is niet aangetoond’ en ‘in tegenstelling tot wat
vaak wordt geschreven wordt er niet minder geld aan de GGZ uitgegeven’? Zo
ja, kunt u dit cijfermatig onderbouwen?
11
Zijn er op dit moment in de praktijk nog belemmeringen, zoals bijvoorbeeld informatie-uitwisseling, die een goede samenwerking tussen de politie, gemeenten en de zorgprofessionals in de weg staan? Zo ja, welke? Kunt u aangeven welke initiatieven het kabinet neemt om deze op te lossen?
1) NRC, 21 februari 2019, ‘Incidenten verwarde mensen heftiger’.
2) Kamerstuk 25424 nr. 394.
3) Kamerstuk 25424 nr. 445.