2019Z00772
Vragen van de leden Kröger en Bromet (beiden GroenLinks) aan de ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid over de plannen voor grootschalige zandwinning in het IJsselmeer voor de kust van Friesland (ingezonden 18 januari 2019)
1
Heeft de huidige beoogde locatie de minste impact op (de omgeving van) het
IJsselmeer in relatie tot natuur-, milieu-, geluid- of andere hinder of
zijn er andere locaties waar ook geschikt zand is en waar de ingreep minder
impact heeft? 1)
2
Heeft Royal Smals IJsselmeer BV bij het onderzoek naar geologisch geschikte
locaties ook andere geschikte locaties in het IJsselmeer gevonden? Zo ja,
op basis waarvan is de keuze voor de huidige beoogde locatie bepaald? Door
wie? En welke nadelen en voordelen heeft deze locatie ten opzichte van de
origineel beoogde locatie?
3
Waarop baseren PWN-Drinkwaterbedrijf en Rijkswaterstaat (RWS) hun oordeel
dat geen of verwaarloosbare effecten te verwachten zijn van de zandwinning
op de drinkwatervoorziening?
4
In hoeverre is er sprake van cumulatieve negatieve effecten voor (de
omgeving van) het IJsselmeer bij de realisatie van de zandwinning voor
bijvoorbeeld vogels en de onderwaternatuur? In hoeverre is dat bij de
afweging van de locatiekeuze betrokken door Royal Smalls IJsselmeer BV? In
hoeverre is dat bij de afweging van de locatiekeuze betrokken door
Provincie Fryslân?
5
Zijn er alternatieven voor de verwerking van het zand ten opzichte van een
nieuw aan te leggen eiland met industriehallen, bijvoorbeeld winning in en
rond de vaargeulen van het IJsselmeer en verwerking in bestaande
industriële gebieden aan het IJsselmeergebied? Zo ja, zijn in die afweging
ook aspecten zoals de beoogde effecten voor natuur, milieu, geluid en
andere hinder betrokken?
6
Zijn er voor u bezwaren tegen zandwinning in het IJsselmeer op de origineel
beoogde locatie?
7
Zijn er voor RWS bezwaren tegen zandwinning in het IJsselmeer op de
origineel beoogde locatie?
8
Is het noodzakelijk een ADC-toets te doorlopen indien significante effecten
op Natura2000-doelstellingen bij voorgenomen projecten niet uitgesloten
kunnen worden? Zo ja, waarom heeft er geen ADC-toets plaatsgevonden?
9
Geeft de uitspraak van 25 juli 2018 door het Europese Hof in de zaak Grace
(zaak C164/17, ECLI:EU:C:2018:593) waaruit blijkt dat ook in
Vogelrichtlijngebieden de grens tussen mitigatie en compensatie is
aangescherpt, aanleiding om een ADC-toets te doorlopen?
10
In hoeverre heeft de provincie Fryslân commentaar van de Commissie m.e.r.
op versies van de MER in de definitieve MER of het vervolgproces betrokken?
Acht u dat voldoende?
11
Welke belangen, winning of natuurwaarden, moet RWS in haar besluitvorming
laten prevaleren, aangezien in natuurgebieden op het land beheer
(terreinbeheerder) en vergunningsverstrekking (provincie) gescheiden zijn
(de terreinbeheerder draagt verantwoordelijkheid voor de natuur, komt hier
voor op en adviseert bij de behandeling van vergunningaanvragen. RWS heeft
in het IJsselmeergebied zowel de rol als beheerder van het Natura
2000-gebied, is penvoerder van het Natura 2000-beheerplan en is betrokken
bij de vergunningverlening rondom zandwinning (watervergunning))?
12
In hoeverre is de voorgenomen zandwinning passend binnen de structuurvisie
van provincie Fryslân “Grutsk op ‘e Romte” en de afspraken die zijn gemaakt
in de Agenda IJsselmeergebied 2050, welke op 17 mei 2018 door 60 partijen
is ondertekend?
13
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat de besluitvorming in gemeente De Fryske Marren
geagendeerd staat?
1) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018-2019, nr. 1047