Geachte voorzitter,
Hierbij ontvangt u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Gijs van Dijk
(PvdA) aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat over het niet handhaven
van het verbod op slapen in de vrachtwagen (ingezonden 29 november 2019).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht ‘Truckers kamperen gewoon in hun vrachtwagen,
ondanks verbod’?[1] En op de FNV-film over uitbuiting bij de Europese
wegtransporten van de automotive industrie? [2]
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van zowel het bericht als de film. Hierin wordt de suggestie
gewekt dat chauffeurs op grote schaal onvoldoende rust kunnen genieten en dat
het beleid van de ILT daar mede debet aan is. De ILT herkent dit beeld niet. De ILT handhaaft structureel de regels voor arbeids-, rij- en rusttijden, waaronder de regel dat de normale wekelijkse rust niet mag worden genoten in het voertuig.
Vraag 2
Voelt u na het zien van deze film ook het ongemak dat deze slechte
arbeidsomstandigheden van vrachtwagenchauffeurs nog steeds in Nederland
plaatsvinden? Vindt u het ook ongewenst dat het verbod op slapen in de cabine
niet of nauwelijks wordt gehandhaafd? Hoe verhoudt dit zich met de aangenomen
motie-Jasper van Dijk c.s., waarin werd opgeroepen structureel te handhaven?[3]
Antwoord 2
De ILT handhaaft sinds februari 2018 structureel het verbod op het doorbrengen
van de normale wekelijkse rust in de vrachtwagen, ook ten behoeve van de
arbeidsomstandigheden van chauffeurs. Inspecteurs controleren op
parkeerplaatsen langs snelwegen waar de kans het grootst is op het aantreffen
van chauffeurs die ten onrechte hun normale wekelijkse rust in de cabine
doorbrengen en waar de kans op overlast groot is.
Op parkeerplaatsen staan echter ook veel vrachtwagenchauffeurs die daar hun
dagelijkse of verkorte wekelijkse rust doorbrengen. Dit is toegestaan; alleen de
normale wekelijkse rust van minimaal 45 uur mag niet in de cabine worden
doorgebracht. Daardoor is het effect van deze handhaving op het aantal
chauffeurs dat op een parkeerplaats slaapt beperkt.
Vraag 3
Hoeveel inspecties hebben er de afgelopen tijd plaatsgevonden? Hoeveel boetes
zijn er tot op heden uitgedeeld? En hoeveel boetes zijn er tot nu toe daadwerkelijk
betaald?
Antwoord 3
Vanaf februari 2018 tot en met de eerste week van december 2019 hebben 881
controles plaatsgevonden op parkeerplaatsen. Voor het niet naleven van de
weekendrust zijn tot nu toe 153 (x 1500 = 229.500) boetes opgelegd door de
ILT. Daarvan zijn er momenteel 99 (x 1500 = 148.500) betaald. In twee
zaken zijn betalingsregelingen getroffen. Van andere lopende zaken is de
betalingstermijn nog niet verstreken.
In totaal zijn in deze periode 238 boeterapporten opgemaakt door de ILT. Het
uiteindelijke aantal opgelegde boetes door Bureau Bestuurlijke Boete (BBB) ligt
lager omdat (a) een deel van de boeterapporten nog in behandeling zijn, (b) een
deel van de opgemaakte boeterapporten twee overtredingen betreft (bij dubbele
bemanning), (c) BBB soms afziet van het opleggen van een boete en (d) het
bezwaar tegen de opgelegde boete soms gegrond wordt verklaard. In de gevallen
onder (c) en (d) was er sprake van een rust < 45 uur of bleek de rust niet juist
berekend.
Vraag 4
Hoe kan het zo zijn dat bij een inval bij een grote transportondernemer fraude
door de ILT geconstateerd wordt en bovendien chauffeurs worden gedwongen om
illegaal weken in hun cabines te leven, maar er vervolgens niet door de ILT wordt
gehandhaafd?
Antwoord 4
De ILT handhaaft wel degelijk. Sinds februari 2018 voert de ILT structureel
controles uit op het doorbrengen van de weekendrust in de vrachtwagen. Op dit
moment loopt er een bestuursrechtelijk en strafrechtelijk onderzoek naar bedoelde
transportondernemer. Over de inhoud van die onderzoeken doe ik daarom nu
geen uitspraken.
Vraag 5
Hoe gaat u de pakkans vergroten? Welke aanvullende en effectieve maatregelen
gaat u nemen, opdat het verbod op slapen in de cabine daadwerkelijk wordt
gehandhaafd?
Antwoord 5
De ILT dient vast te stellen dat de complete wekelijkse rust van minimaal 45 uur
in de cabine is doorgebracht alvorens een boete voor overtreding van dit verbod
te kunnen opleggen. De bewijsvoering en daarmee de handhaving is hierdoor
gecompliceerd.
Bewijs is alleen mogelijk als op heterdaad is vastgesteld dat minimaal 45 uur rust
in het voertuig is doorgebracht.
Ik zie op dit moment geen kans om met de huidige beschikbare middelen de
pakkans te vergroten. De ILT verkent de mogelijkheden om het probleem samen
met andere partijen aan te pakken.
Vraag 6
Waarom vordert de ILT geen staking van de arbeid, net als bij overige
overtredingen van de rij- en rusttijden? Bent u bereid om een vrachtwagen,
minimaal 45 uur, aan de ketting te leggen om ervoor te zorgen dat een chauffeur
voldoende uitgerust op weg kan?
Antwoord 6
Een bevel tot staken van arbeid kan worden opgelegd als een chauffeur op dat
moment arbeid verricht terwijl hij of zij niet voldoende of niet op tijd heeft gerust.
Wanneer een chauffeur de normale wekelijkse rust in de cabine doorbrengt, is dat
weliswaar een overtreding van de regel dat die rust buiten het voertuig moet
worden genoten, maar hij of zij verricht op dat moment geen arbeid. Een bevel tot
staken van arbeid kan dan niet worden opgelegd.
De wetgeving voorziet ook niet in de bevoegdheid om voertuigen aan de ketting te
leggen, noch om chauffeurs te dwingen naar bijvoorbeeld een hotel te rijden. Dit
nog los van de praktische problemen met parkeerruimte en lading.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u het dat slaapcabines van het bedrijf uit de EenVandaag-uitzending ook wel door chauffeurs worden omschreven als doodskisten? Deelt u
de mening dat de ILT moet controleren of cabines aan de in de rij- en
rusttijdenverordening opgenomen bepaling behoorlijke slaapfaciliteit voldoen? In
hoeverre gebeurt dit al? En bent u van mening dat als de cabines onbehoorlijk zijn
er dan een verbod moet komen op slapen in deze onbehoorlijke cabines?
Antwoord 7
De ILT controleert de naleving van de bedoelde regels voor arbeids- rij- en
rusttijden met name op de grote parkeerplaatsen waar vooral grote vrachtwagens
staan, die zijn vervaardigd en uitgerust door de grote fabrikanten. De ervaring
heeft geleerd dat die vrachtwagens slaapfaciliteiten bieden die chauffeurs als
adequaat ervaren. De ILT controleert momenteel niet gericht elke individuele
cabine, maar herkent het beeld van onbehoorlijke slaapfaciliteiten of zelfs
doodskisten dus niet.
Om de dagelijkse rust of de verkorte wekelijkse rust in het voertuig te mogen
doorbrengen, is al vereist dat de slaapfaciliteiten in dat voertuig behoorlijk zijn.
Een (nieuw) wettelijk verbod is dus niet nodig.
Vraag 8
Bent u niet bevreesd dat door het niet handhaven van het verbod op slapen in de
cabine en het versoepelen van de rij- en rusttijden de verkeersveiligheid
verslechtert? Zo ja, hoe kan het dan zo zijn dat Nederland heeft ingestemd met
een flexibilisering van de referentieperiode van vier weken in plaats van de
huidige referentieperiode van twee weken?
Antwoord 8
De veronderstelling dat niet wordt gehandhaafd is onjuist. Het toezicht van de ILT
richt zich op eerlijk en veilig wegtransport. Een deel van haar capaciteit zet de ILT
in voor inspecties op de wekelijkse rust. De focus is echter vooral ook gericht op
die chauffeurs die in het geheel niet rusten en/of te lang doorrijden, al dan niet
door middel van manipulatie van de tachograaf. De risico’s daarvan voor de
verkeersveiligheid zijn immers groot.
Op 20 december jl. heeft een meerderheid van (ambassadeurs van de) lidstaten (Coreper) positief beslist over het akkoord, dat bereikt was tussen het Voorzitterschap van de Raad en het Europees Parlement over een aantal belangrijke onderdelen van het eerste Mobiliteitspakket. In dit akkoord blijft de huidige regel voor het nemen van een verkorte wekelijkse rust elke tweede week gelden, maar er wordt enige flexibiliteit ingebouwd voor internationaal transport: onder bepaalde voorwaarden mogen 2 opeenvolgende verkorte wekelijkse rustperiodes achter elkaar worden doorgebracht. Het Europees Parlement moet nog definitief beslissen over dit akkoord. Dat zal naar verwachting in januari 2020 plaatsvinden. Ik verwacht niet dat deze regel tot verslechtering van de verkeersveiligheid zal leiden.
Vraag 9
Bent u, ten gunste van de verkeersveiligheid en de gezondheid van de chauffeur,
bereid om alsnog bij uw Europese vakcollega’s te pleiten voor de referentieperiode
van twee weken?
Antwoord 9
Zie vraag 8.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,
drs. C. van Nieuwenhuizen Wijbenga