Antwoord op vragen van het lid Bromet over het beperken van ammoniak in de veehouderij via technieken

Geachte Voorzitter,

Hierbij ontvangt uw Kamer antwoorden op vragen van het lid Bromet (GroenLinks) over het beperken van ammoniak in de veehouderij via technieken (2019Z21422).

Carola Schouten

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit


2019Z21422

1

Kent u de opsomming in de Boerderij van technische maatregelen om ammoniakuitstoot in de veehouderij te beperken (emissiereducerende technieken)?

Antwoord

Ja.

2

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel subsidie er de afgelopen tien jaar is gegaan naar emissiereducerende technieken?

Antwoord

Zoals aangegeven door de minister van Economische Zaken en Klimaat in antwoorden op feitelijke vragen over de begrotingsbehandeling 2020 van

5 november jl. verstrekt de Rijksoverheid bijdragen aan investeringen die (mede) als doel hebben de emissies in de veehouderij te reduceren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de bijdragen van de Rijksoverheid op deze onderwerpen in de periode 2009-2018.


Rijksoverheidsuitgaven periode 2009-2018 (x1000)

Emissie reducerende technieken

Emissie reducerende huisvestingsystemen

Combinatie

MIA/Vamil (fiscaal voordeel)

€ 16.724

€ 442.836[1]

SBIR (subsidie)

€ 9.800

€ 4.900

MIDS (subsidie)

€ 181

Fijnstof (subsidie)

€ 15.306

Luchtwassers (subsidie)

€ 21.746[2]

IDSH (subsidie) [3]

€ 84.208

Ammoniakreductie 2018 kalverstallen (subsidie)

€ 178

Totaal

€ 26.524

€ 469.841

€99.514


3

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel emissiereductie hiermee behaald is en hoe kosteneffectief deze technieken zijn geweest?

Antwoord

De benodigde informatie is niet voorhanden. Nog niet alle regelingen zijn (recent) geëvalueerd. Daarnaast zien uitgaven in het kader van MIA/Vamil en ISDH niet uitsluitend op emissiereductie.

4

Deelt u de mening dat emissiereducerende technieken zoals mestvergisters, emissiearme vloeren en luchtwassers in het verleden niet altijd tot verwachte of gewenste resultaten hebben geleid? Zo nee, waar baseert u dat op?

Antwoord

De ammoniakemissie van de veehouderij is gedaald van zo’n 330 kton rond 1990 naar 110 kton nu. Dat is voor het grootste deel het resultaat van de inzet van emissiereducerende technieken. In grote lijnen hebben die technieken daarmee het gewenste resultaat opgeleverd. Voor alle technieken geldt dat goede naleving en handhaving nodig zijn om de potentie van deze technieken in de praktijk te realiseren.

5

Erkent u dat veel melkveehouders weinig reductie meer kunnen realiseren via technieken, doordat zij na de inwerkingtreding van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) veelal al emissiereducerende maatregelen hebben getroffen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Er zijn veel melkveehouders die in de afgelopen jaren hun bedrijf hebben gerenoveerd of uitgebreid. Om voor de daarvoor vereiste vergunningen in aanmerking te komen hebben deze melkveehouders veelal al emissiereducerende maatregelen getroffen. Tegelijk zijn er ook veel stallen waarin nog geen emissiereducerende maatregelen zijn getroffen, en worden er steeds nieuwe innovatieve technieken ontwikkeld. Met name door een brongerichte aanpak, waarbij ammoniak en methaan integraal worden meegenomen, is verdergaande reductie mogelijk.

6

Heeft u een beeld van bedrijven die wel een Natuurbeschermingswet-vergunning zouden moeten hebben maar die niet hebben, bijvoorbeeld door de lijst van bedrijven die redelijkerwijs een dergelijke vergunning nodig zouden moeten hebben te leggen naast het aantal afgegeven vergunningen?

Antwoord

Er is geen lijst van bedrijven die redelijkerwijs een vergunning zouden moeten hebben. Als het bevoegd gezag bedrijven kent die een vergunning nodig hebben, maar dat niet hebben, worden deze niet op een lijst gezet, maar zal handhavend moeten worden opgetreden.

7

Deelt u de constatering op pagina 17 van het recente memo van Wageningen University and Research dat de effectiviteit van de technische maatregelen niet altijd duidelijk is?

Antwoord

Van de technische maatregelen die zijn opgenomen in de Regeling Ammoniak en Veehouderij en die nu dus kunnen worden toegepast, is het effect gemeten en is op basis daarvan een emissiefactor vastgesteld. De verwachting is dat met nieuwe innovatie en brongerichte technieken een verdere reductie kan worden bereikt. Deze technieken worden nu op diverse plekken en door diverse bedrijven ontwikkeld en getoetst, de effectiviteit daarvan is vanzelfsprekend niet op voorhand vast te stellen.

8

Op welke wijze kan worden uitgesloten dat verdergaande inzet op emissiereducerende technieken leidt tot het niet halen van andere beleidsdoelen zoals klimaat, dierenwelzijn en natuurbescherming?

Antwoord

Het kabinet zet in op een brongerichte aanpak van emissies, door bijvoorbeeld het scheiden van mest en urine. Deze aanpak voorkomt ook emissies van methaan en leidt tot een beter stalklimaat (goed voor dierenwelzijn). De inzet op emissiereductie is onderdeel van de brede aanpak van de verduurzaming van de veehouderij, waar de verschillende doelen op het gebied van klimaat, dierenwelzijn, emissies en biodiversiteit integraal worden opgepakt. Daarover heb ik een samenhangend pakket aan afspraken gemaakt met de verschillende partijen. Voor een verdere toelichting verwijs ik uw Kamer naar mijn brief over duurzame veehouderij van 4 september 2019 [4].

9

Deelt u de zorgen dat dit soort emissiereducerende technieken het verder verdichten van stallen in de hand werkt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Nee, niet per definitie. Het is afhankelijk van het soort techniek dat wordt toegepast in de stal.

10

Hoe gaat u voorkomen dat verdere investeringen in emissiereducerende technieken andere beleidsthema’s tegen werken, zoals de transitie naar kringlooplandbouw, grondgebondenheid en toekomstperspectief voor kleinschalige boeren?

Antwoord

Het kabinet zet in op kringlooplandbouw en emissiearme landbouw. Daarbij hebben boeren verschillende mogelijkheden om stappen in die richting te zetten. Dat kan bijvoorbeeld gaan om voermaatregelen zoals het (nog) beter benutten van reststromen, extensivering, een ander type bedrijfsvoering of investeren in technische maatregelen die emissies brongericht voorkomen en een betere mestverwaarding mogelijk maken. Het kabinet ondersteunt daar op verschillende manieren in, bijvoorbeeld door ondersteuning voor jonge boeren of ondersteuning bij investeringen in innovaties.

11

Deelt u de mening dat inzet op technische maatregelen forse investeringen vergt, met name in de melkveehouderij? Zo ja, deelt u de zorgen dat, gezien de beperkte investeringsruimte, hierdoor de transitie naar kringlooplandbouw op achterstand wordt gezet? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Investeringen in techniek kunnen hand in hand gaan met de transitie naar kringlooplandbouw. Dit kan door onder andere emissies brongericht aan te pakken waardoor deze niet uit de kringloop verdwijnen en een nuttige functie krijgen, bijvoorbeeld als meststof voor akkerbouwers. Het kabinet zal financiële ondersteuning bieden voor investeringen die hieraan bijdragen.

12

Deelt u de mening dat inzet op technische maatregelen forse investeringen vergt, dat zo de kostprijs voor veehouders opgedreven wordt en dat dit bijdraagt aan verdere intensivering en schaalvergroting?

Antwoord

Ik deel de mening dat het toepassen van technische maatregelen forse investeringen kan vergen, afhankelijk van het soort techniek dat wordt toegepast. Ik ben voornemens financiële middelen ter ondersteuning van deze investering beschikbaar te stellen. Zoals aangegeven in mijn brief van 4 september jl. aan uw Kamer komen veel opgaven, waaronder het reduceren van emissies, samen bij de veehouder. Die opgaven kunnen niet behaald worden door steeds meer dierlijke producten te produceren tegen steeds lagere prijzen. Er zijn verdienmodellen nodig waarbij boeren en andere partijen een eerlijke prijs krijgen voor goede, veilige producten die op een duurzame manier zijn geproduceerd. Dat vraagt om een omslag in denken en doen van zowel consumenten en afnemers als van alle schakels in de dierlijke productieketen. In genoemde brief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de activiteiten die ik nodig acht om deze transitie te ondersteunen.

13

Erkent u dat het verminderen van de import van (soja)veevoer uit het buitenland wel een kansrijke emissiereducerende maatregel is, waarmee de stikstoftoevoer wordt verminderd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Verlaging van het eiwitgehalte in veevoer leidt in algemene zin tot een vermindering van de ammoniakuitstoot. Wanneer de soja in het veevoer wordt vervangen door een vervangende bron van eiwitten in het veevoer heeft dat op zichzelf geen invloed op de uitstoot van ammoniak. In de Nationale Eiwit Strategie (NES) wordt, in lijn met het EU Eiwit Rapport van 23 november 2018, onder andere gekeken naar de vermindering van de afhankelijkheid van importen van eiwitten van buiten de EU. De vervanging van geïmporteerde soja door Europees geteelde soja of Europees geteelde eiwitten of reststormen, heeft dan ook de aandacht in de NES.

14

Erkent u dat grondgebondenheid een geschikt uitgangspunt vormt en de inzet op meer weidemelk een kansrijke maatregel is voor een duurzame en blijvende emissiereductie?

Antwoord

Grondgebondenheid in de melkveehouderij draagt bij aan verdere verduurzaming en aan het verder sluitend maken van de kringloop. Grondgebondenheid is ook positief voor weidegang, mits de beschikbare grond bestaat uit voldoende huiskavel om te kunnen weiden. Weidegang levert een ammoniakreductie op van 5% in de stalemissie.

15

Ziet u de inzet op meer weidemelk als een quick win? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zoals in het antwoord op vraag 14 aangegeven levert weidegang minder ammoniakemissie op. Op dit moment vindt door meer dan 80% van het aantal bedrijven weidegang plaats. Een hogere deelname zou inderdaad meer ammoniakwinst opleveren. Mede op basis de forse inspanningen van alle betrokken partijen in de zuivelketen en daarbuiten is de afgelopen jaren weidegang weer toegenomen. Inzet op meer weidegang kan zeker een bijdrage leveren aan de reductie van ammoniak.

16

Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het debat over een snelle oplossing van de stikstof- en PFAS-problematiek?

Antwoord

Ik heb uw Kamer reeds geïnformeerd dat dit niet lukt.



[1] Voor wat betreft huisvestingsystemen gaat het bij MIA/Vamil om ‘duurzame stallen’. Dit omvat meer dan uitsluitend emissiereductie.

[2] Luchtwassers worden gezien als onderdeel van huisvestingsystemen.

[3] ISDH subsidie is bedoeld voor ‘duurzame stallen’. Dit omvat meer dan uitsluitend emissiereductie.

[4] Kamerstuk 28973 nr. 218

Indiener(s)