Antwoord op vragen van het lid Koerhuis en Ronnes over het bericht dat Utrecht versneld ruim 9.000 woningen en nieuwe OV-verbindingen krijgt

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid Koerhuis (VVD) en Ronnes (CDA). De vragen gaan over het bericht dat Utrecht versneld ruim 9.000 woningen en nieuwe OV-verbindingen krijgt. Deze vragen werden ingediend op 28 november 2019 met kenmerk 2019Z23500.

De minister voor Milieu en Wonen,

S. van Veldhoven – Van der Meer


2019Z23500

Vragen van de leden Koerhuis (VVD) en Ronnes (CDA) aan de minister voor Milieu en Wonen over het bericht dat de gemeente Utrecht versneld ruim 9000 woningen, nieuwe ov-verbindingen krijgt
(ingezonden 28 november 2019)

Vraag 1

Kent u het bericht dat de gemeente Utrecht versneld ruim 9000 woningen, nieuwe ov-verbindingen krijgt? [1]

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe verhoudt de reservering voor de gemeente Utrecht van 60 miljoen euro uit de woningbouwimpuls zich tot uw eerdere toezegging aan de Kamer om in het voorjaar regels vast te stellen per Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) over de toewijzing van de middelen uit de woningbouwimpuls?

Antwoord 2

In de brief over de woningbouwimpuls die voor het WGO naar uw Kamer is gestuurd zijn de eerste contouren van de voorwaarden en het proces van de woningbouwimpuls geschetst. [2] Er wordt een AMvB opgesteld waarin de voorwaarden en procedure worden vastgesteld. Alle aanvragen voor de impuls moeten hieraan voldoen. Ik verwacht uw Kamer begin volgend jaar te kunnen informeren over de uitwerking van de AMvB.

Op 20 november is in het Bestuurlijk Overleg MIRT Noordwest [3], in het kader van het gebiedsgerichte programma U-Ned, besloten tot het starten van de MIRT-verkenning OV en wonen in de regio Utrecht. Doel van deze MIRT-verkenning is Utrecht Science Park beter bereikbaar te maken, Utrecht Centraal te ontlasten, nieuwe woon- en werklocaties te ontsluiten en de bouw van meer dan 9 duizend extra woningen mogelijk te maken. Voor de verkenning is regionaal draagvlak.

In de woondeal regio Utrecht zijn afspraken gemaakt over versnellingslocaties voor de woningbouw. Door de verkenning naar dit pakket aan maatregelen kan er binnen een aantal van deze locaties een verdere verdichting plaatsvinden waardoor er ruim 9 duizend extra gebouwd kunnen worden.

Van de €380 mln. die gereserveerd moet worden om de verkenning te starten heeft BZK zich voorgenomen €60 mln. te zullen reserveren. Hieraan zijn de voorwaarde verbonden dat een aanvraag voldoet aan alle nog vast te stellen voorwaarden en procedure van de woningbouwimpuls. Verder moet de regio de onderliggende businesscases voor de woningbouwlocaties nader uitwerken en de reguliere aanvraagprocedure volgen. De beoordeling van deze aanvraag geschiedt op dezelfde voorwaarden als aanvragen van andere gemeenten.

Vraag 3

Kan blijken dat er geen geld aan de gemeente Utrecht wordt toegekend nadat het gehele besluitvormingsproces op basis van de AMvB is doorlopen? Zo ja, waarom heeft u nu al aangegeven een bedrag van 60 miljoen euro te reserveren? Zo nee, op basis van welke regels is dit besluit vastgesteld en waar zijn die regels vastgelegd?

Antwoord 3

In mijn antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat de voorgenomen reservering voorwaardelijk is aan de nog vast te stellen voorwaarden en procedures van de woningbouwimpuls. De uiteindelijke aanvraag zal door de regio Utrecht uitgewerkt en ingediend worden. Daaruit volgt dat er dus vooraf geen garantie is dat deze middelen uitgekeerd worden. Dit is afhankelijk van de onderliggende businesscases van de woningbouwprojecten. De inspanning die ik gezamenlijk met de regio heb gedaan om dit mogelijk te maken is in lijn met de afspraken die zijn gemaakt binnen de woondeal regio Utrecht. Maar het is dus niet zo dat Utrecht nu vooruitlopend op andere regio’s toegang heeft gekregen tot de woningbouwimpuls.

Het doel van de woningbouwimpuls is om sneller meer betaalbare woningen te bouwen. In de regio Utrecht zijn er verschillende gebiedsontwikkelingen waar al ruim 13 duizend woningen gepland staan. Om een verdere verdichting mogelijk te maken, zijn investeringen in ontsluiting van deze gebieden randvoorwaardelijk. De timing met het Bestuurlijk Overleg MIRT maakte een hefboomeffect mogelijk, waarbij niet alleen middelen van de woningbouwimpuls, maar ook van het infrastructuurfonds, de gemeente en de provincie beschikbaar bij elkaar kwamen. Daardoor was het mogelijk om zicht op financiering te realiseren van €380 mln. bij elkaar te brengen en daarmee de verkenning te kunnen starten.

Vraag 4

Op basis van welke voorschriften handelt u door vooruitlopend op de bekendmaking van de toekenningsregels een groot deel van de eerste tranche toe te kennen aan één gemeente? Kunnen andere gemeenten een bezwaarschrift indienen tegen de reservering voor de gemeente Utrecht?

Antwoord 4
De voorgenomen reservering is geen toekenning of uitgave maar een voorgenomen reservering, onder voorwaarden. Voor toekenning moet de aanvraag nog de procedure doorlopen en aan de voorwaarden, uit de nog op stellen AMvB, voldoen. Daarnaast is het op dit moment nog niet duidelijk in welke jaren de definitieve aanvragen vanuit de regio Utrecht zullen worden ingediend. Bij afronding van de MIRT-verkenning vindt besluitvorming plaats over de invulling van de mobiliteitsoplossingen en hoe dit gefinancierd wordt.

De reservering is een voornemen dat de komende periode uitgewerkt moet worden. Daarvoor gelden de voorwaarden zoals eerder benoemd. Daarnaast is er regionaal draagvlak voor de MIRT-verkenning dit is ook uitgesproken in het BO MIRT en is in lijn met de afspraken uit de woondeal regio Utrecht. Er is dus nog geen sprake van een toekenning van middelen uit de impuls en daarmee is er geen bezwaar- of beroepsmogelijkheid tegen de voorgenomen reservering.

Vraag 5

Hoe heeft u in de gemaakte afspraken met de gemeente Utrecht invulling gegeven aan de toezeggingen van uw ambtsvoorganger naar aanleiding van de aangehouden motie Ronnes/Koerhuis? [4] Waar zijn deze afspraken schriftelijk vastgelegd?

Antwoord 5

In het BO MIRT Noordwest heb ik met de regio Utrecht gesproken over de voortgang van het MIRT-onderzoek ‘Wonen, Werken, Bereikbaarheid en Leefbaarheid in de Metropoolregio Utrecht’. In dit MIRT-onderzoek worden toekomstige ontwikkellocaties voor woningbouw onderzocht in samenhang met ontwikkellocaties voor werken, mobiliteit en leefbaarheid. De polders Rijnenburg en Reijerscop zijn potentiële lange termijn ontwikkellocaties in de regio Utrecht en zijn dan ook in het MIRT-onderzoek opgenomen.

De keuze voor specifieke locaties blijft aan de gemeente en provincie, mijn rol is om gemeenten en provincies te wijzen op de verantwoordelijkheid om voldoende locaties beschikbaar te stellen, zoals ik ook heb aangegeven bij mijn reactie op uw motie. In het BO MIRT Noordwest, hebben we daarom ook een afspraak gemaakt dat er vanaf 2025 130% plancapaciteit is ten opzichte van de groei van de woningbehoefte. Deze afspraak neemt voorlopig mijn zorgen weg welke ik in de Kamerbrief van 13 september jl. [5] heb geuit over de plancapaciteit voor de periode 2025-2030. Met minimaal 130% plancapaciteit, is er voldoende ruimte om het woningtekort in te lopen en planuitval op te vangen. De gemaakte afspraken zijn op 21 november jl. naar uw Kamer verzonden.[6]

Vraag 6

Waarom stimuleert u een binnenstedelijk project en geen buitenstedelijk project terwijl op buitenstedelijke locaties zoals Rijnenburg de “grote klappers” gemaakt kunnen worden?

Antwoord 6

De woningbouwimpuls richt zich op het sneller realiseren van meer (betaalbare) woningen. De regio Utrecht heeft aangegeven dat met een bijdrage van € 60 miljoen binnen al lopende gebiedsontwikkelingen meer dan 9 duizend woningen extra te realiseren zijn. De bouwproductie kan worden opgehoogd van ruim 13 duizend woningen naar ruim 22 duizend woningen voor de komende jaren. Dit levert een belangrijke bijdrage aan de aanpak van het woningtekort op de korte termijn.

De locatie Rijnenburg is geen alternatief voor versnelling van de woningbouw op de korte termijn. De huidige planvorming is nog niet in een dergelijk stadium dat zij binnen de scope en de kaders van de Woningbouwimpuls valt, zoals ik deze op 8 november jl. [7] naar u gezonden heb. De locatie zou wel op de langere termijn eveneens een grote bijdrage kunnen leveren aan de woningbehoefte, maar daarvoor zijn ook besluiten rondom bereikbaarheid en andere ruimtelijke voorwaarden nodig. Daarom loopt besluitvorming mee in het MIRT onderzoek naar de hoofdkeuzes voor de verstedelijkings- en bereikbaarheidsopgaven tussen 2030 en 2040. Dit onderzoek moet leiden tot een integrale strategie voor verstedelijking (wonen, werken leefbaarheid) en bereikbaarheid voor de langere termijn.

Vraag 7

Waarom wordt het in het geval van het project in de gemeente Utrecht geld besteed aan een binnenstedelijk project dat al in de plannen zat en waarbij de woningaantallen al als “hard” waren gepland? Hoe rijmt u dit met dat de woningbouwimpuls bedoeld is om extra woningen te realiseren?

Antwoord 7

Aanvullend op antwoord 6 kan ik u aangeven dat de meer dan 9 duizend extra woningen nog niet hard waren. Bij het benoemen van de versnellingslocaties in de woondeal regio Utrecht is hier ook geen rekening mee gehouden. Een deel van deze woningen stond al wel als zacht plan geregistreerd, maar kan niet gebouwd worden zonder dat er een oplossing komt voor mobiliteitsknelpunten.

Vraag 8

Welke andere gemeenten hebben de kans gehad om vooruitlopend op de toekenningsregels een aanspraak te doen op de woningbouwimpuls? Wanneer is hier met andere gemeenten over gesproken?

Antwoord 8

In de brieven die tot nu toe naar uw Kamer zijn gestuurd is aangegeven dat de woondealregio’s prioritair zijn voor de woningbouwimpuls. De afgelopen maanden is er dan ook veelvuldig contact geweest tussen BZK en deze gemeenten. Een aantal van deze regio’s is inmiddels ook begonnen met het inventariseren en prioriteren van de locaties die in aanmerking komen voor de woningbouwimpuls. Naast de woondealgebieden zijn er ook contacten geweest met andere provincies en gemeenten.

Het is van belang om duidelijk te stellen dat er geen sprake van is dat de regio Utrecht eerder aanspraak heeft gemaakt op de middelen uit de woningbouwimpuls. De uiteindelijke aanvragen van Utrecht zullen dezelfde procedure doorlopen en op dezelfde voorwaarden worden getoetst als die van andere regio’s.

Vraag 9

Op welke wijze en wanneer heeft u de VNG op de hoogte gebracht om vooruitlopend op de toekenningsregels 60 miljoen euro voor één gemeente te reserveren en de gevolgen hiervan voor de slagingskansen van andere gemeenten?

Antwoord 9

Er is voorafgaand aan deze voorgenomen reservering geen specifiek contact geweest over deze casus tussen de VNG en mijn ministerie. De slagingskansen van andere gemeenten worden ook niet geraakt door deze voorgenomen reservering. De uiteindelijke aanvragen van Utrecht zullen dezelfde procedure doorlopen en op dezelfde voorwaarden worden getoetst.

Vraag 10

Bent u van plan om ook voor andere projecten geld te reserveren, vooruitlopend op de toekenningsregels die in het voorjaar worden gepubliceerd? Zo ja, op basis waarvan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

In de regio Utrecht is sprake van een mooie koppelkans waardoor het mogelijk is om veel extra woningen te realiseren. De komende periode worden, samen met andere regio’s, locaties die mogelijk in aanmerking komen voor de impuls geïnventariseerd en geprioriteerd. Als zich daarbij kansen voordoen waarbij vooruitlopend op de inwerkingtreding van de AMvB enige mate van commitment nodig is vanuit het Rijk. Zal ik, net als in deze casus, bezien welke mogelijkheden daar binnen de juridische kaders voor zijn.

Vraag 11

Kunt u deze vragen één voor één en vóór het algemeen overleg Bouwopgave beantwoorden?

Antwoord 11

Ja.



[2] Kamerstukken II, 2019 – 2020, 32 847 nr. 576.

[3] Kamerstukken II, 2019 – 2020, 2019Z22970.

[4] Kamerstukken II, 2018 – 2019, 32 847, nr. 533.

[5] Kamerstukken II, 2019 – 2020, 32 847, nr. 553.

[6] Kamerstukken II, 2019 – 2020, 2019Z22970.

[7] Kamerstukken II, 2019 – 2020, 32 847, nr. 576.

Indiener(s)