Antwoord op vragen van het lid De Groot over het bericht ‘Het Waddenfonds als grabbelton’

Geachte voorzitter,

Hierbij - mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - de beantwoording van de schriftelijke Kamervragen van de leden Wassenberg (PvdD, ingezonden 1 november 2019) en De Groot (D66, ingezonden 5 november 2019).

Tijdens het Wetgevingsoverleg Water van 11 november 2019 zijn eveneens mondelinge vragen gesteld over het Waddenfonds door de leden Schonis (D66), Wassenberg en van Esch (beide PvdD). Aangezien deze vragen dezelfde strekking hebben als de schriftelijke vragen, worden deze niet apart beantwoord.

Vragen van het lid De Groot (D66)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht ‘Het Waddenfonds als grabbelton’?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2.

Klopt het dat er geen onafhankelijk toezicht of toezicht vanuit de Rijksoverheid plaatsvindt op het verstrekken van subsidies uit het Waddenfonds en de resultaten van deze subsidies voor de Wadden?

Antwoord 2

Ja, dat klopt. Zie mijn antwoord op vraag 13 van het lid Wassenberg.

Vraag 3

Klopt het dat het Waddenfonds opgericht is om de natuur in het Waddengebied te versterken ter compensatie van de gasboringen die in dit Unesco-gebied plaatsvinden?

Antwoord 3
In 2005 is door het toenmalige Kabinet besloten om in de periode 2007-2026 additioneel € 800 miljoen te investeren in het Waddengebied. Deze investering is bedoeld als compensatie voor de negatieve effecten van gaswinning op de natuur- en landschapswaarden in het Waddengebied. Zie verder het antwoord bij vraag 3 van het lid Wassenberg.

Vraag 4

Deelt u de mening dat gelden vanuit het Waddenfonds alleen gebruikt dienen te worden voor het versterken van de natuur en omgeving van de Wadden? Kunt u toelichten wat dit voor u betekent (per bewindspersoon)?

Antwoord 4

Nee, die mening deel ik niet.

De Tweede Kamer heeft bij de instelling van het Waddenfonds de voorwaarde gesteld dat de beschikbare middelen fiftyfifty worden verdeeld over het verbeteren van de natuur- en landschapswaarden en het bevorderen van een duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied.

Vraag 5

Kunt u specificeren wat het versterken van de natuur en omgeving van de Wadden inhoudt en wat voor projecten hieronder vallen?

Antwoord 5

Zie het antwoord bij vraag 4 van het lid Wassenberg.

Voor welke projecten hier onder vallen kan ik u verwijzen naar de website van het Waddenfonds waarop alle projecten per rubriek zijn weergegeven.

Vraag 6

Is het Waddenfonds ondersteunend geweest van het landelijk natuurbeleid op en rondom de Wadden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 6
Ja, uit de Midterm-review “10 jaar Waddenfonds: bevindingen en adviezen” van 23 mei 2016, uitgevoerd door RoyalHaskoningDHV in opdracht van de Waddenprovincies en het Waddenfonds, blijkt dat er meerdere voor de natuur (potentieel) succesvolle projecten zijn ondersteund.

RoyalHaskoningDHV concludeert dat er geen aanleiding is om de hoofddoelen van het Waddenfonds aan te passen. Wel is het van belang om de doelen nader te duiden, bijvoorbeeld in het licht van de actuele tijdsgeest. Bijvoorbeeld door duidelijk te maken om welke externe bedreigingen het kan gaan (denk aan klimaatverandering, eutrofiëring, vervuiling door olie of plastics) of te zorgen voor meer aandacht voor het centrale gebied (het ‘natte wad’) van het waddengebied en niet alleen de kuststroken en eilanden van het wad.

Vraag 7

Staat u achter het gevoerde beleid van het Waddenfonds, zoals dat tot op heden is gevoerd met het verstrekken van subsidies? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 7

Ik sta inderdaad achter het gevoerde beleid. De doelen en de fifty fifty verdeling staan nog steeds overeind, zoals ook uit de Midterm review is gebleken. Wel is, zoals ook werd geconcludeerd, nadere duiding nodig. Hieraan wordt door de Waddenprovincies en het Waddenfonds inhoud gegeven.

Vraag 8
Hoeveel geld is er vanuit het Waddenfonds terecht gekomen bij de versterking van de natuur in de Wadden en hoeveel bij andere projecten in de drie betrokken provincies?

Antwoord 8

Het Waddenfonds geeft aan dat in de periode na de decentralisatie (sinds 2012 t/m juni 2019) € 111 miljoen aan subsidies is verstrekt voor ecologie en € 132 miljoen aan economische projecten. Omgerekend gaat het dan om 46% voor ecologie. Voor de periode voor de decentralisatie: zie het antwoord op vraag 4 van het lid Wassenberg.

Over de totale periode is er € 176 miljoen subsidie verstrekt aan natuurprojecten en € 176 miljoen aan economische projecten verstrekt. Hieruit blijkt een evenwichtige verdeling tussen natuur en economie conform de doelstellingen van het Waddenfonds.


Vraag 9

Kunt u nader uiteenzetten op welke wijze de Rijksoverheid en de betreffende departementen en bewindspersonen zijn betrokken bij het Waddenfonds?

Antwoord 9

Zie het antwoord bij de vragen 3, 4 en 13 van het lid Wassenberg.

Vraag 10

Delen beide bewindspersonen de mening dat het Waddenfonds per direct onder verscherpt toezicht moet komen te staan en dat er orde op zaken gesteld dient te worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

Nee, die mening wordt niet gedeeld. Zoals reeds aangegeven is het Waddenfonds gedecentraliseerd en gelden de afspraken zoals opgenomen in genoemd Bestuursakkoord.

Vraag 11

Wat moet er gebeuren om het mogelijk te maken dat de Rijksoverheid kan controleren of het geld uit het Waddenfonds goed uitgegeven wordt?

Antwoord 11

De Financiële verhoudingswet (FvW) geeft aan dat Decentralisatie Uitkeringen beleids- en bestedingsvrij moeten worden uitgekeerd aan decentrale overheden.

De Algemene Rekenkamer (AR) heeft in de ‘Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 Ministerie van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties’, gepubliceerd mei 2019, bij BZK als fondsbeheerder van het Provinciefonds en Gemeentefonds een onvolkomenheid geconstateerd voor de toepassing van het instrument Decentralisatie Uitkering.

Bij betalingen uit het Provinciefonds en Gemeentefonds zijn namelijk bij een groot aantal decentralisatie uitkeringen, waaronder het Waddenfonds, beperkingen gesteld aan de beleids- en bestedingsvrijheid voor de ontvangende decentrale overheden. De Kamer is hierover bij brief van 6 september 2019 (Kamerstuk 35 000 B, nr. 13) door de minister van BZK geïnformeerd.

BZK adviseert voor het Waddenfonds betaling aan de provincies anders te regelen en wel via een op te stellen specifieke uitkering (ministeriele regeling). Via SiSa (single information, single audit) leggen de provincies dan jaarlijks aan mij verantwoording af van de bestedingen ten laste van de specifieke uitkering.

Deze wijziging in de uitbetaling wordt nader uitgewerkt in overleg met de provincies, waarbij het uitgangspunt is verder niets te veranderen aan de situatie die met de bestuursovereenkomst uit 2012 is gecreëerd.

Vraag 12

Hebben de bestuurders van het Waddenfonds zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling, zoals geschetst in het artikel ‘Het Waddenfonds als grabbelton’? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 12

Nee, dat is niet het geval. De publieke belangen van interprovinciale waddensamenwerking, zowel voor wat betreft het Investeringskader Waddengebied als voor het Waddenfonds, betreffen de versterking van ecologie en duurzame economie van het Waddengebied.

Dit betekent dat de binnen het Waddenfonds te behartigen belangen per definitie de door de Waddenprovincies gezamenlijk te behartigen belangen zijn. De taken, bevoegdheden etc. betreffende de samenwerking zijn vastgelegd in de Gemeenschappelijke regeling Waddengebied.

Vraag 13

Kunt u deze vragen voor 11 november (Wetgevingsoverleg Water) beantwoorden?

Antwoord 13

In het WGO Water is afgesproken dat ik de schriftelijke ingediende vragen en de tijdens het WGO Water gestelde vragen in een keer schriftelijk zal beantwoorden.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,

drs. C. van Nieuwenhuizen Wijbenga