Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het opnemen van gegevens van een MOT-melder in het strafdossier

In antwoord op uw brief van 21 oktober 2019 deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) inzake het opnemen van gegevens van een MOT-melder in het strafdossier worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Ferd Grapperhaus

Antwoorden Kamervragen van het lid Van Nispen (SP) aan de minister van Justitie en Veiligheid over het opnemen van gegevens van een MOT-melder in het strafdossier(nr. 2019Z20127, ingezonden 21 oktober 2019)

Vraag 1

Herinnert u zich de eerdere vragen over het melden van verdachte of ongebruikelijke transacties door notarissen en de angst voor bedreigingen als gevolg daarvan? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2
Klopt het dat het nog steeds gebruikelijk is dat de naam van een Melding Ongebruikelijke Transactie (MOT)-melder opgenomen wordt in het strafdossier? Acht u dit wenselijk?

Antwoord 2

Ik hecht eraan om het meldproces en de diverse redenen voor het opnemen van bepaalde informatie over een instelling in dat proces toe te lichten. Een ongebruikelijke transactie dient door instellingen genoemd in 1a van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) te worden gemeld bij de Financial Intelligence Unit (FIU)-Nederland. Deze belangrijke verplichting is opgenomen in artikel 16 van de Wwft. Na analyse van de FIU-Nederland kan een melding van een ongebruikelijke transactie verdacht worden verklaard door de FIU-Nederland. Voor deze analyse dient de FIU-Nederland de informatie in de melding van de ongebruikelijke transactie te kunnen verifiëren en, indachtig artikel 17 Wwft, nadere informatie te kunnen opvragen bij instellingen. Verdacht verklaarde transacties worden door de FIU-Nederland aan diverse (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten ter beschikking gesteld.

In de informatie die de FIU-Nederland over de verdachte transactie ter beschikking stelt, wordt de bedrijfs- of kantoornaam van de meldende instelling opgenomen. De reden daarvoor is dat het Openbaar Ministerie alleen opvolging kan geven aan een verdacht verklaarde transactie wanneer deze ook geverifieerd kan worden. Bovendien moet het Openbaar Ministerie de mogelijkheid hebben om aanvullende en verduidelijkende gegevens op te kunnen vragen bij de instellingen, hetgeen belastend of ontlastend bewijs kan opleveren. Verder kunnen er – zeker in complexere zaken – bewijsproblemen ontstaan als de meldende instellingen, die gebruikt zouden zijn om bijvoorbeeld wit te wassen, niet bekend zijn bij het Openbaar Ministerie.

Als vervolgens mede op basis van een verdacht verklaarde transactie een opsporingsonderzoek wordt opgestart, wordt die informatie van FIU-Nederland in beginsel integraal opgenomen in het strafdossier. Dit gebeurt omdat zowel de verdediging als de zittende magistratuur inhoudelijk moeten kunnen toetsen op basis van welke specifieke informatie een opsporingsonderzoek is gestart. Hierbij zij opgemerkt dat de wettelijke vereisten ten aanzien van de concreetheid van de tenlastelegging maken dat de feiten in de tenlastelegging herleidbaar zullen zijn tot een melding van een ongebruikelijke transactie.

Een uitzondering ter bescherming van een meldende instelling is mogelijk, wanneer een dreigende situatie ontstaat naar aanleiding van een melding van een ongebruikelijke transactie of het afleggen van een verklaring daarover. Een dergelijke situatie wordt zeer serieus genomen door politie en het Openbaar Ministerie. In dergelijke uitzonderlijke gevallen kan een instelling worden verhoord volgens de procedure voor het verhoor van anonieme getuigen. Tevens kunnen in dat geval maatregelen worden genomen in het kader van getuigenbescherming.

Uiteraard is het nog steeds van groot belang dat zorgvuldig wordt omgegaan met de gegevens van meldende instellingen. Verwijzingen naar namen van medewerkers bij meldende instellingen zullen bij de analyse en verdachtverklaring van een ongebruikelijke transactie zoveel mogelijk achterwege blijven.

Vraag 3

Vindt u het, in het licht van de verhardende criminaliteit, nog steeds toelaatbaar en verantwoord dat de gegevens van de MOT-melder in het strafdossier worden opgenomen en dus voor derden raadpleegbaar zijn? Zo ja, waarom?

Vraag 4

Bent u bereid er bij het openbaar ministerie (OM) en de Financial Intelligence Unit (FIU) op aan te dringen dat geen gegevens van een MOT-melder, van welk beroep dan ook en in het bijzonder de notaris, in het strafdossier worden vermeld, zodat voorkomen wordt dat de melder kan worden bedreigd of erger? Bent u bereid hierover in overleg te treden met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3 en 4

Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 2 is het voor de bruikbaarheid en daarmee de effectiviteit van meldingen van ongebruikelijke transacties van belang dat de op basis daarvan door FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties voor strafrechtelijke doeleinden kunnen worden gebruikt. Zonder vermelding van de bedrijfs- of kantoornaam van de meldende instelling in het strafdossier kan niet door de verdediging en de zittende magistratuur, worden getoetst op basis van welke specifieke informatie een opsporingsonderzoek is gestart.

Zoals bij de beantwoording van eerdere, in vraag 1 vermelde Kamervragen is aangegeven, is met de KNB afgesproken dat notarissen bedreigingen kunnen melden bij de Landelijk Officier van Justitie Witwasbestrijding. Bij het Openbaar Ministerie zijn tot heden - op één aangekondigde melding na, die uiteindelijk niet daadwerkelijk is ingediend - geen meldingen van notarissen binnengekomen met betrekking tot bedreigingen die zij hebben ervaren en die gerelateerd zijn aan hun meldingen van ongebruikelijke transacties.

Vraag 5

Bent u bereid te onderzoeken of een systeem ingericht kan worden waarbij meldingen vanuit het notariaat niet meer door individuele notarissen maar door dan wel via de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) worden gedaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunnen we de uitkomsten van dat onderzoek verwachten?

Antwoord 5

Ik ben bereid om met de KNB in overleg te treden om te onderzoeken of en hoe in het meldproces verbetering kan worden aangebracht.

1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015-2016, nr. 2762

Indiener(s)