Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over een leerling-zweminstructeur die wordt verdacht van ontucht met minderjarigen


Datum 27 november 2019

Betreft Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van Nispen (SP) over een leerling-zweminstructeur die wordt verdacht van ontucht met minderjarigen 2019Z16626 (ingezonden 6 september 2019).

Hoogachtend,

de minister voor Medische Zorg

en Sport,

Bruno Bruins


Antwoorden op de vragen van het lid Van Nispen (SP) over een leerling-zweminstructeur die wordt verdacht van ontucht met minderjarigen (2019Z10517).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een leerling-zweminstructeur ontucht zou hebben gepleegd met zes jonge kinderen en dat de zwemclub waar hij voor werkte het heeft nagelaten een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) te vragen van de bewuste instructeur; wat is daarop uw reactie?

Antwoord vraag 1

Ja.

Seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik zoals ontucht zijn onacceptabel. Ik ondersteun de sportsector om alles in het werk te stellen om een veilige sportomgeving te creëren en om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen en aan te pakken. Zo ondersteunt het Centrum Veilige Sport verenigingen bij het opzetten van een effectief preventiebeleid, maar ook bij het praktisch reageren op grensoverschrijdend gedrag.

In de zwemsector zijn veel vrijwilligers actief. Voor hen bestaat de regeling gratis Verklaring Omtrent Gedrag. Via deze regeling kunnen vrijwilligers, die werken met kwetsbare mensen, gratis een VOG aanvragen. Sportclubs kunnen op deze wijze nagaan of iemand een justitieel verleden heeft. De sportsector wordt gestimuleerd om zo veel mogelijk gebruik te maken van deze regeling.

Vraag 2

Klopt het dat verdachte in het verleden een PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) opgelegd heeft gekregen?

Antwoord vraag 2

Dit betreft een maatregel in het Nederlandse jeugdstrafrecht. Het past mij niet om op deze individuele casus in te gaan.

Vraag 3

Op grond waarvan woonde de verdachte in een begeleidwonenproject? Waaruit bestond deze begeleiding precies? Hield deze begeleiding bijvoorbeeld ook in dat er toezicht was?

Antwoord op vraag 3

Deze vragen gaan over de zorgvraag van de betrokkene en de wijze waarop hier vanuit de instelling voor begeleid wonen invulling aan is gegeven. In verband met de privacy van de betrokkene kan ik deze vragen niet beantwoorden. Bovendien loopt het strafrechtelijk onderzoek nog.

In algemene zin kan ik u melden dat begeleid wonen op verschillende gronden mogelijk is, bijvoorbeeld op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). De gemeente kan een maatwerkvoorziening voor begeleiding verstrekken en de burger kan zelf het wonen regelen. Maar het kan ook een vorm van beschermd wonen zijn, waarbij de gemeente een maatwerkvoorziening bestaande uit wonen en ondersteuning verstrekt. Hierbij zorgt de aanbieder voor toezicht en begeleiding.

Vraag 4

Was de achtergrond van verdachte bekend bij de instelling van het begeleidwonenproject? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Klopt het, dat de begeleid wonen instelling en de zwemclub geen contact met elkaar hebben gehad over verdachte? Hoe kan dat en vindt u dat wenselijk?

Antwoord op vraag 4 en 5

Deze vragen gaan over het handelen door de instelling voor begeleid wonen in deze individuele situatie. Ik kan hier niet op ingaan gedurende een strafrechtelijk onderzoek.

Vraag 6

De Koninklijke Nederlandse Zwembond (KNZB) adviseert zwemclubs een VOG te vragen, maar vindt u ook dat een VOG verplicht zou moeten zijn voor (leerling)zweminstructeurs? Zo ja, hoe gaat u dit regelen?

Antwoord vraag 6

Een sector dient in gezamenlijkheid met de betreffende vakminister te besluiten om over te gaan tot invoering van een wettelijke VOG-verplichting. Dit wordt niet wenselijk geacht in de sportsector vanwege de vele soorten van (vrijwilligers)werk en de hoeveelheid vrijwilligers in de sport (circa 10% van de Nederlanders van 12 jaar en ouder is maandelijks of vaker actief als vrijwilliger in de sport). Een wettelijke verplichting vergroot de regeldruk voor de sector aanzienlijk. Daarnaast is het belangrijk dat iedere sportvereniging zelf over een veilige omgeving nadenkt en daarbij de afweging maakt of en voor welke vrijwilligers een VOG nodig is. In dit maatwerk zal daarom niet worden getreden.

Momenteel adviseert de KNZB verenigingen al nadrukkelijk om personen die met kwetsbare groepen werken een VOG aan te laten vragen. Daarnaast stelt de KNZB zelf het hebben van een VOG in de opleiding voor zwemtrainers en -instructeurs reeds verplicht. Doordat een VOG vereist is voor het succesvol afronden van de opleiding, vindt hierop vanzelf controle plaats.


Dit kabinet zet in op het ondersteunen van sportverenigingen bij het maken van integriteitsbeleid. Het aanvragen van een VOG voor vrijwilligers kan hier onderdeel van uitmaken. Uit onderzoek is gebleken dat een VOG voor vrijwilligers vooral effectief is als deze wordt ingezet als sluitstuk van een breder integriteitsbeleid. Het hebben van gedragsregels, een vertrouwenspersoon, een zorgvuldig aannamebeleid en een open cultuur op de sportclub is evenzeer van belang. [1] Sportbonden en -verenigingen kunnen bij vragen over integriteitsbeleid gebruik maken van de kennis die het Centrum Veilige Sport beschikbaar stelt.

Vraag 7

Worden zwemclubs op dit moment steekproefsgewijs gecontroleerd op het gegeven of zij wel of niet een VOG vragen van hun medewerkers c.q. leerling-medewerkers? Zo nee, waarom niet en bent u bereid deze controles alsnog in het leven te roepen?

Antwoord vraag 7

Nee, dit gebeurt niet aangezien medewerkers en leerling-medewerkers niet onder een wettelijke VOG-plicht vallen. Zie ook het antwoord op vraag 6.

Vraag 8

Vindt u dat zwemclubs ouders actief zouden moeten informeren als zij inderdaad VOG’s vragen voor hun medewerkers, maar zeker ook wanneer zij dit niet doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 8

Ik vind het belangrijk dat verenigingen duidelijk kenbaar maken hoe hun brede integriteitsbeleid eruit ziet, waarin VOG’s een plek kunnen hebben. De KNZB adviseert dat ook aan hun verenigingen, om maatregelen te nemen die bijdragen aan een veilige sportomgeving en deze actief onder de aandacht te brengen bij de leden. Het al dan niet communiceren van maatregelen aan ouders is iets wat bij de betreffende sportverenigingen zelf ligt.

1)

https://www.gelderlander.nl/arnhem/misbruik-door-zwemleraar-21-schokt-vereniging-stagiair-betasttegeslachtsdelen-

kinderen~aeba8254/ d.d. 04-09-2019

2)

https://www.gelderlander.nl/arnhem/van-ontucht-verdachte-zwemleraar-arnhem-had-jeugd-tbs~a80d449a/

d.d. 05-09-2019



[1] M. van der Klein, V. Los & L.M. Verwijs, ‘In veilige handen met gratis VOG. Evaluatieonderzoek integriteitinstrumenten ter voorkoming van seksueel overschrijdend gedrag in het vrijwilligerswerk’, (Utrecht 2013, Verwey-Jonker Instituut). Met medewerking van N.H. Hermens en K. Lünnemann

Indiener(s)