Antwoord op vragen van het lid Kerstens over de gevolgen van het cao-akkoord VVT voor de continuïteit van zorg

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Kerstens (PvdA) over de gevolgen van het cao-akkoord VVT voor de continuïteit van zorg (2019Z19677).

Hoogachtend,

de minister van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

Hugo de Jonge


Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Kerstens (PvdA) over de gevolgen

van het cao-akkoord VVT voor de continuïteit van zorg.

(2019Z19677)

1.

In hoeverre verwacht u dat thuiszorgorganisaties in de financiële problemen kunnen komen of zelfs failliet kunnen gaan ten gevolge van het cao-akkoord in de sector VVT (Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg)?[1] [2]

Antwoord op vraag 1:

In het kader van het OVA-convenant kijkt het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) op hoofdlijnen of cao-afspraken meerjarig binnen de (raming van de) overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA) passen. Dit vanwege het risico dat cao-afspraken anders ten koste gaan van het voorzieningenniveau. Voor de recente cao-afspraken tussen Actiz en de bonden heb ik becijferd dat dit het past.

Voor wat betreft de precieze invulling van de afspraken is het aan cao-partijen om hierover te onderhandelen. Ik ga ervanuit dat zij uiteindelijk samen tot een evenwichtig eindresultaat komen en tevens de betaalbaarheid van de gemaakte afspraken zullen wegen. Dat laat onverlet dat er altijd zorgorganisaties kunnen zijn die in de financiële problemen komen door samenloop van omstandigheden.

2.

Wat kunnen de gevolgen van het cao-akkoord zijn voor de medewerkers van kleinere thuiszorgorganisaties, wanneer het cao-akkoord algemeen verbindend wordt verklaard?

Antwoord op vraag 2:

Indien de afspraken worden vastgelegd in een cao kunnen cao-partijen verzoeken cao-bepalingen algemeen verbindend te verklaren. Door algemeenverbindendverklaring (avv) gaan de cao-bepalingen gelden voor alle werkgevers en werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao. De avv’de afspraken uit de cao – bijvoorbeeld met betrekking tot salarisverhogingen en meer en grotere vaste contracten – zouden dan ook gaan gelden voor medewerkers van thuiszorgorganisaties die niet rechtstreeks, door middel van lidmaatschap van een werkgeversorganisatie, aan de cao zijn gebonden.

3.

Voor welk deel van de verplegenden en verzorgenden geldt dat zij werken bij kleinere zorgorganisaties, die naar de mening van brancheorganisatie Zorgthuisnl in de problemen gaan komen? [3]

Antwoord op vraag 3:

Ik beschik niet over informatie over het aandeel van de verplegenden en verzorgenden dat werkt bij kleinere organisaties, die naar mening van brancheorganisatie Zorgthuisnl in de problemen gaan komen.

4.

Op welke manier kunnen werkgevers volgens u de 0,93% hogere loonkosten ten gevolge van het naar voren halen van de dertiende maand, gaan opvangen? Voor welke organisaties verwacht u dat zij dit niet kunnen opvangen?

Antwoord op vraag 4:

Het is aan organisaties zelf om te bezien hoe zij binnen hun bedrijfsvoering het eerder verhogen van het opbouwpercentage van de eindejaarsuitkering financieel kunnen opvangen. Ik heb geen zicht op welke organisaties dit niet zouden kunnen opvangen.

5.

Denkt u ook dat het nodig zal zijn extra geld beschikbaar te stellen om de continuïteit van thuiszorg te garanderen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 5:

Ik zie geen reden om op grond van de recent gesloten nieuwe cao VVT te veronderstellen dat de continuïteit van de thuiszorg op dit moment in het geding is. Zie ook mijn antwoorden op de vragen 1 en 4.

6.

Bent u bereid indien nodig extra geld beschikbaar te stellen om continuïteit van de thuiszorg te garanderen? Zo ja, wanneer geeft u hier duidelijkheid over? Zo nee, waarom niet?

7.

Kunt u c.q. kunnen gemeenten de benodigde (thuis)zorg continueren als organisaties daadwerkelijk ‘omvallen’ en bent u bereid in dezen een coördinerende rol te vervullen?

Antwoord op de vragen 6 en 7:

Zoals toegelicht in de beantwoording van vraag 5, zie ik geen reden om te veronderstellen dat de continuïteit van de thuiszorg op dit moment in het geding is. Indien continuïteit van ondersteuning op grond van de Wmo 2015 op enig moment in het geding komt, is het primair aan gemeenten om in te grijpen. Zij dienen op grond van de Wmo 2015 zorg te dragen voor continuïteit van zorg.

In onze Kamerbrief over de doorontwikkeling van het beleid rond zorgaanbieders in financiële problemen [4] heb ik samen met de minister voor Medische Zorg en Sport en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beschreven in welke gevallen wij een rol voor onszelf zien bij zorginstellingen in financiële problemen. Zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor hun financiële bedrijfsvoering en de inkopende partijen (bij de Wmo 2015 zijn dat de gemeenten) hebben zorgplicht. Als een aanbieder financiële problemen heeft moet hij samen met de gemeente en andere betrokkenen een passende oplossing zoeken. Bemoeienis vanuit VWS is daarbij normaal gesproken niet nodig en niet aan de orde. Wanneer het echter gaat om een aanbieder waarvan het wegvallen grote maatschappelijke impact zou hebben, en partijen er niet in slagen om tot een passende oplossing te komen, dan kan regie vanuit VWS nodig zijn. Wij roepen iedereen dan aan tafel en spreken hen aan op hun verantwoordelijkheid. Zo nodig kunnen we partijen ondersteunen bij het opstellen van een herstructureringsplan of een plan voor gecontroleerde overdracht van zorg aan andere aanbieders. In zeer uitzonderlijke situaties, en onder strikte voorwaarden, kunnen wij ook een financiële bijdrage leveren aan de uitvoering van dat plan. Van zo’n situatie kan sprake zijn als:

· De continuïteit van cruciale zorg in het geding is of als er acute risico’s dreigen voor de kwaliteit en veiligheid van de patiëntenzorg, én

· Partijen de problemen niet redelijkerwijs zelf kunnen oplossen, én

· Andere ondersteuning vanuit VWS onvoldoende soelaas biedt.

Zoals hierboven ook aangegeven is van dit alles op dit moment geen sprake. Coördinatie of financiële steun door VWS zijn dan ook niet aan de orde.

8.

Hoe gaat u ervoor zorgen dat na inwerkingtreding van de nieuwe cao de AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) reële prijs Wmo 2015 onverkort wordt toegepast (zodat de overeengekomen loonsverhogingen in de tarieven worden doorvertaald), gelet ook op de penibele financiële positie waarin veel gemeenten verkeren?

Antwoord op vraag 8:

De AMvB reële prijs Wmo 2015 is in juni 2017 in werking getreden. Gemeenten die voor het leveren van een voorziening door een aanbieder na 1 juni 2017 een aankondiging van een overheidsopdracht in het kader van de Wmo 2015 hebben gedaan, moesten daarbij de AMvB reële prijs Wmo 2015 toepassen. Om gemeenten en aanbieders te ondersteunen bij de implementatie van de AMvB reële prijs is eind 2017 een regiegroep reële prijs in het leven geroepen. Deze regiegroep heeft tot eind 2018 diverse ondersteunende producten voor gemeenten en aanbieders vervaardigd. Tevens zijn vanuit de regiegroep in die periode diverse signalen van vermeende onjuiste toepassing van de AMvB reële prijs onderzocht. De eindrapportage van de bij de regiegroep betrokken onafhankelijke deskundige heb ik uw Kamer op 24 juni 2019 toegestuurd.[5] Met de werkzaamheden die vanuit de regiegroep reële prijs zijn uitgevoerd, is stevig geïnvesteerd in een zorgvuldige invoering van de AMvB reële prijs.

Het is nu aan gemeenten om zorgvuldig uitvoering (te blijven) geven aan de AMvB reële prijs. Indien er een twijfels ontstaan over een juiste toepassing van de AMvB reële prijs is het primair aan de gemeenteraad om haar controlerende rol te pakken. In het geval dat een gemeente en een aanbieder niet tot overeenstemming komen over een vraagstuk ten aanzien van de uitvoering van de AMvB reële prijs, kan men zich in gezamenlijkheid wenden tot de Geschillencommissie Sociaal Domein.

Om breed te bezien hoe de AMvB reële prijs wordt uitgevoerd en welke effecten de toepassing van de AMvB reële prijs heeft, laat ik een meerjarig evaluatieonderzoek uitvoeren. De eerste rapportage vanuit dit evaluatieonderzoek heb ik uw Kamer op 24 juni 2019 toegestuurd. [6] De tweede rapportage vanuit dit onderzoek verwacht ik uw Kamer in januari 2020 te kunnen toesturen. De eindrapportage vanuit het onderzoek wordt in het tweede kwartaal van 2020 opgeleverd.



[1] https://www.skipr.nl/actueel/id39953-bonden-bereiken-akkoord-over-cao-vvt.html

[2] https://www.skipr.nl/actueel/id39979-%27cao-akkoord-vvt-zorgt-voor-tientallen-faillissementen%27.html

[3] https://zorgthuisnl.nl/media/2460/def_persbericht_zorgthuisnl.pdf

[4] Kamerstuk 32620, nr. 235

[5] Kamerstukken 2018-2019, 29538, nr. 298.

[6] Kamerstukken 2018-2019, 29538, nr. 298.

Indiener(s)