Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Bruins over leegloop en braindrain in Oost-Europa

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden Jasper van Dijk (SP) en Bruins (CU) over leegloop en braindrain in Oost-Europa.

de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

W. Koolmees


Vragen van Jasper van Dijk (SP) en Bruins (ChristenUnie) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over leegloop en braindrain in Oost-Europa.

Vraag 1

Wat is uw reactie op de waarschuwing in het rapport van de Wereldbank dat het vertrek van hoger opgeleiden de economische ontwikkeling van een flink aantal Europese landen bedreigt? 1)

Vraag 2

Deelt u de mening dat (grootschalige) emigratie landen sociaal-economisch en maatschappelijk kan ontwrichten?

Antwoord op vragen 1 en 2

In het rapport wijst de Wereldbank op leegloop en braindrain als een nadelig effect van arbeidsmigratie. Tegelijkertijd wijst de Wereldbank er op dat het vergemakkelijken van migratie een van de meest effectieve instrumenten is om armoede en ongelijkheid in de wereld te bestrijden. Om die reden noemt de Wereldbank het grote belang van passende flankerende maatregelen bij arbeidsmigratie, zowel in de landen van herkomst als in de landen van bestemming.

Als bepaalde landen gedurende langdurige periodes last hebben van emigratie en verlies van geschoolde arbeid is er volgens de Wereldbank meestal sprake van structurele onderliggende problemen. Het lost dan weinig op om migratie te beperken. De remedie zal eerder gezocht moeten worden in het verbeteren van de governance en het versterken van de publieke instituties in de landen van herkomst.

Vraag 3

Erkent u dat rijke landen profiteren van de investeringen van armere landen in de opleiding van hun mensen, wanneer deze na hun opleiding naar de rijkere landen vertrekken?

Vraag 4

Bent u het ermee eens dat de meer welvarende West-Europese landen niet moeten meewerken aan het vertrek van werknemers wanneer in het land van oorsprong grote aantallen vacatures zijn?

Antwoord op vragen 3 en 4

Het vrij verkeer van werknemers en hun familie is een fundamenteel recht in de Europese Unie, en ook de Wereldbank wijst er op dat het beperken van vormen van migratie geen antwoord is op de problemen waarmee sommige lidstaten te maken hebben. Lidstaten, maar uiteraard ook landen van buiten de EU, zijn vrij om hun eigen arbeidsmarktbeleid in te richten, en het zo voor hun eigen burgers aantrekkelijker te maken om te blijven. Het is van belang dat alle lidstaten zich structureel inzetten om de sociaaleconomische omstandigheden en levensomstandigheden van hun burgers te verbeteren.

Arbeidsmigranten leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse (kennis)economie, innovatieve slagkracht en concurrentiepositie en zijn essentieel voor de continuïteit in bepaalde sectoren. [1] Dit geldt zowel voor hoog- als laagopgeleide arbeidsmigranten in verschillende sectoren. Zodoende profiteert Nederland van migranten die hierheen komen om te werken.

Dat laat onverlet dat we binnen de EU oog moeten hebben voor mogelijk nadelige gevolgen van arbeidsmigratie. De EU heeft dan ook omvangrijk programma’s om de economie te stimuleren in regio’s met een achterstand.

Vraag 5

Wat onderneemt de EU tegen leegloop en braindrain in Oost-Europa? Deelt u de mening dat dit probleem bovenaan de agenda moet komen te staan?

Antwoord op vraag 5

Leegloop en braindrain zijn serieuze problemen die ook in EU-verband aandacht verdienen. Op dit moment bestaat er geen gecoördineerde Europese inzet op dit gebied, maar duidelijk is wel dat als braindrain in een groeiend aantal lidstaten als een ernstig probleem wordt gezien, ook op Europees niveau verkend moet worden hoe aan deze uitdaging het hoofd geboden kan worden. Het onderwerp staat regelmatig op de agenda en dat zal de aankomende tijd zo blijven. Lidstaten zouden elkaar hierin kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van incentives en programma’s om te bevorderen dat arbeidsmigranten naar het land van herkomst terugkeren. Ook de Wereldbank wijst hierop in zijn studie.

Vraag 6

Erkent u dat, wanneer Noord-Macedonië en Albanië toetreden tot de EU, in die landen de leegloop eveneens zal toenemen?

Antwoord op vraag 6

In Noord-Macedonië en Albanië is momenteel sprake van een relatief grote uitstroom van veelal jonge mensen. De hervormingen die plaatsvinden in het kader van EU-integratie dragen bij aan de versterking van de instituties en economische ontwikkeling in Noord-Macedonië en Albanië. Het perspectief voor een toekomst in eigen land wordt hierdoor vergroot.

Vraag 7

Juicht u het toe dat de bevolking van Roemenië, een van de armste landen van de EU, in 2018 kromp met 129.000 mensen, terwijl het aantal Roemenen tussen 2012 en 2018 in Italië toenam met 42%, in Nederland verdubbelde en in Duitsland verdriedubbelde?

Vraag 8

Erkent u dat het vrij verkeer van werknemers grote nadelen heeft als gevolg van de grote welvaartsverschillen tussen de EU-lidstaten? Wat onderneemt u hiertegen?

Antwoord op vraag 7 en 8

Zoals hierboven al aangegeven is het vrij verkeer een fundamenteel recht en kent het ook grote voordelen. Arbeidsmobiliteit kan verschillende redenen hebben. Een belangrijke oorzaak van arbeidsmobiliteit is dat de sociaaleconomische verschillen tussen EU-lidstaten aanzienlijk zijn. Daarom vind ik het belangrijk dat de Europese Unie blijft inzetten op opwaartse sociaaleconomische convergentie om de veerkracht van de economieën van lidstaten, hun sociaaleconomische prestaties en hun leefomstandigheden te verbeteren, zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief over de toekomst van de sociale dimensie van de EU. [2]

Daarnaast kunnen lidstaten met tekorten op de arbeidsmarkt als gevolg van vertrekkende arbeidskrachten, adequaat beleid ontwikkelen om het voor werknemers aantrekkelijker te maken in het land van herkomst te blijven.

In dit kader zal het kabinet inzetten op de versterking van het Europees Semester, onder meer door het gericht onderling vergelijken van de beleidsinspanningen (doelen, instrumenten en resultaten) van lidstaten (‘benchmarking’) en vormen van beleidsintervisie tussen lidstaten (‘peer review’). Ook de effectieve benutting van de middelen uit de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) zoals het Europees Sociaal Fonds kan een belangrijke bijdrage leveren aan opwaartse sociaaleconomische convergentie. Tevens draagt de inzet van het kabinet om de koppeling tussen het Europese Semester en de benutting van Europese middelen te versterken hieraan bij.



[1] De economische waarde van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa voor Nederland, SEO, april 2018.

[2] Kamerstukken 2018/19, 21501-31, nr. 527

Indiener(s)