Antwoord op vragen van het lid Leijten over het afwijzen van kinderopvangtoeslag omdat de toeslagpartner dagbesteding heeft

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Leijten (SP) over "het afwijzen van de kinderopvangtoeslag omdat de toeslagpartner dagbesteding heeft”.

Mede namens de staatssecretaris van Financiën,

de Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

T. van Ark

2019Z18462

Antwoord op de schriftelijke vragen van het lid Leijten (SP) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de staatssecretaris van Financien inzake het afwijzen van kinderopvangtoeslag omdat de toeslagpartner dagbesteding heeft. (ingezonden d.d. 1 oktober 2019).

1.

Herinnert u zich het verhaal van een moeder van wie de kinderopvangtoeslag is stopgezet omdat haar partner dagbesteding nodig heeft, maar dat de Belastingdienst dit ziet als vrijwilligerswerk en geen gegronde reden om niet de kinderen te verzorgen als de moeder werkt? [1]

Ja.

2.

Wat vindt u van de definitieve afwijzing die deze moeder heeft gekregen, ondanks dat u had gevraagd nogmaals naar het dossier te kijken? [2]

Zoals uw Kamer weet kan ik uit het oogpunt van privacy niet ingaan op individuele gevallen. Ten aanzien van de voorbeelden in het Zwartboek van de SP ‘Meldpunt stopgezette kinderopvangtoeslag’ zal ik later dit jaar, samen met mijn collega van Financiën, met een reactie komen.

3.

Kunt u aangeven waarom iemand die arbeidsongeschikt is, een Wajong-uitkering heeft, én een indicatie voor dagbesteding heeft, door de Belastingdienst niet erkend wordt als ‘afwezig’ overdag?

De Belastingdienst kijkt alleen naar de criteria die de wet stelt aan het recht op kinderopvangtoeslag. Voor deze criteria verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6. Het overdag ‘afwezig’ zijn, is geen criterium in de Wet Kinderopvang om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag.

4.

Erkent u dat iemand niet zomaar een indicatie voor dagbesteding krijgt en dat dagbesteding gezien wordt als belangrijk om sociaal isolement te doorbreken en vaardigheden te ontwikkelen? [3] Kunt u uw antwoord toelichten?

Zie het antwoord op vraag 5.

5.

Erkent u tevens dat iemand die dagbesteding heeft overdag niet thuis is om voor de kinderen te verzorgen?

Dagbesteding bestaat in verschillende vormen, en komt meestal voort uit de Wet maatschappelijke ondersteuning. Dagbesteding is een waardevol instrument dat een bijdrage kan leveren aan het doorbreken van het sociaal isolement van mensen en kan helpen bij de ontwikkeling van vaardigheden. Gedurende de dagbesteding zijn ouders niet thuis. De behoeften van mensen en de redenen waarom mensen een beroep doen op dagbesteding verschilt. Dat maakt dat de groep mensen die een dagbesteding heeft sterk uiteenloopt en dat zij geen uniforme groep vormen. Gemeenten bieden daarom maatwerk aan voor deze groep.

6.

Waarom is er wel een uitzondering gemaakt voor recht op kinderopvang als een partner een opleiding volgt, in een (re)integratietraject zit of een inburgeringscursus doet?

7.

Erkent u dat de genoemde redenering in de afwijzingsbrief (“De redenering hierachter is dat kinderopvangtoeslag is bedoeld om de combinatie van werk, studie of (re)integratietraject gericht op werk en de zorg voor de kinderen te vergemakkelijken”) juist ook geldt voor een partner van een echtgenoot met dagbesteding?

8.

Is het in de geest van de wet op de kinderopvangtoeslag wenselijk dat de moeder haar werk op moet geven, omdat er geen kinderopvangtoeslag wordt toegekend? Kunt u uw antwoord toelichten?

Kinderopvang zorgt ervoor dat ouders arbeid en zorg beter kunnen combineren. De kinderopvangtoeslag maakt het voor ouders financieel mogelijk om te kiezen voor het combineren van arbeid en zorg. De financiële tegemoetkoming is speciaal gericht op het stimuleren van werk, zowel voor ouders die al werken als voor ouders die een traject volgen dat hun kans op werk vergroot. In de Wet kinderopvang is vastgesteld om welke trajecten dit gaat.

Voor huishoudens waarin de ene ouder werkt en de andere ouder een Wlz-indicatie heeft werk ik een voorstel uit dat hen ook recht geeft op kinderopvangtoeslag. Ik doe dit naar aanleiding van een aantal casussen en eerdere Kamervragen over deze specifieke groep ouders. Het gaat om een landelijk uniforme en duidelijke afgebakende groep ouders, omdat de Wlz-indicatie landelijk wordt afgegeven. Ouders met een Wlz-indicatie hebben continu en blijvend zorg nodig, of staan onder permanent toezicht. Zij zijn blijvend niet in staat om voor hun kinderen te zorgen en kunnen niet werken of een traject naar werk volgen. Ik neem deze groep ouders op in de Wet kinderopvang, zodat deze afgebakende groep gezinnen arbeid en zorg kunnen combineren.

Daarnaast is er nog een veelvoud aan sociale en medische redenen denkbaar waardoor ouders niet in staat zijn om te werken of voor hun kinderen te zorgen, bijvoorbeeld omdat zij zijn aangewezen op dagbesteding. Ik begrijp dat de werkende partner van iemand die is aangewezen op dagbesteding belemmerd kan worden in de combinatie van arbeid en zorg. Ik zou het onwenselijk vinden als deze werkende partners het werk opgeven, omdat er geen recht is op kinderopvangtoeslag. Ouders die om sociale of medische redenen niet kunnen werken en niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen, kunnen daarom bij de gemeente een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang aanvragen op basis van sociaal medische indicatie (SMI). Het gegeven dat het bij mensen met een dagbesteding om een uiteenlopende groep gaat, maakt het bieden van maatwerk via de gemeenten de wenselijke route. Gemeenten hebben hierin beleidsvrijheid en kunnen op basis van de situatie een inschatting maken over welke oplossing het meest passend is. De uitvoering gaat over het algemeen goed, zo heeft 87,5% van de gemeenten SMI vastgelegd in beleidsregels en maken hierin bewuste keuzes. [4] Budget voor deze tegemoetkoming is opgenomen in het gemeentefonds.

9.

Erkent u dat dit gezin door het besluit van de Belastingdienst zal moeten leven van enkel de Wajong- uitkering van de toeslagpartner en dat de gevolgen diep ingrijpend zijn op de financiële situatie van dit gezin? Kunt u uw antwoord toelichten?

Zoals eerder aangegeven bij het antwoord op vraag 2, kan ik vanuit het oogpunt van privacy niet ingaan op individuele gevallen. Wel erken ik in algemene zin dat het besluit dat een gezin wel of niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag inderdaad grote gevolgen kan hebben. Daarom kunnen juist deze gezinnen, die vanwege een sociaal of medische reden niet kunnen voldoen aan de voorwaarden van de kinderopvangtoeslag, een aanvraag doen voor een tegemoetkoming op basis van SMI.

10.

Kunt u aanwijzen waar in de wet wordt gesteld dat dagbesteding geen grond is voor kinderopvangtoeslag?

Zoals genoemd onder vraag 6 worden er in de Wko in artikel 1.6 een aantal groepen ouders aangewezen die aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Dit zijn groepen ouders die een traject volgen dat de kans op werk vergroot of al werkzaam zijn. Hieronder vallen: ouders die een opleiding of een inburgeringscursus volgen en ouders die een re-integratie traject volgen. Ouders met een dagbesteding worden niet genoemd in artikel 1.6. Dit neemt natuurlijk niet weg dat dagbesteding zeer belangrijk kan zijn voor mensen. Daarom kunnen zij, zoals ik bij vraag 6 schets, een aanvraag doen voor een tegemoetkoming bij de gemeente op basis van SMI.

11.

Kunt u ook aanwijzen waar in de wet wordt gesteld dat de Belastingdienst geen beleidsvrijheid heeft om bij dagbesteding van de partner géén kinderopvangtoeslag te verlenen?

Werkende ouders en in de wet nader genoemde doelgroepen, die een traject naar werk volgen, kunnen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Uit deze bepaling vloeit direct voort dat er in andere gevallen geen recht op kinderopvangtoeslag bestaat. Zie daarvoor ook het antwoord op vraag 3.

12.

Is het mogelijk in de geest van de wet de situatie van een werkende ouder met een partner die dagbesteding nodig heeft toch kinderopvangtoeslag toe te kennen? Zo ja, bent u bereid dit te regelen?

Zoals beschreven onder vraag 6 ben ik voornemens om huishoudens waarin de ene ouder werkt en de andere ouder een Wlz-indicatie heeft, aanspraak te geven op kinderopvangtoeslag. Dit betreft een landelijk uniforme en afgebakende groep. De groep ouders met een dagbesteding is veel diverser dan de groep ouders met een Wlz-indicatie. Ik ben van mening dat SMI een betere oplossing is voor de groep ouders met een dagbesteding, ook vanwege de heterogeniteit van deze groep; gemeenten staan dichter bij de burgers en kunnen een passende oplossing aanbieden.

13.

Wat vindt u ervan dat in de afwijzingsbrief verwezen wordt naar de rechtbank als het bezwaar op de beslissing gehandhaafd wordt?

Onder elke beslissing op bezwaar is een rechtsmiddelen verwijzing opgenomen. Dit is een wettelijke verplichting waarbij de belanghebbende op de mogelijkheid van beroep wordt gewezen. Deze verwijzing is ook opgenomen indien het bezwaar van een belanghebbende gegrond is verklaard.

14

Erkent u dat het vreemd is dat de regering wil dat er minder beroep op de rechtsbijstand wordt gedaan en dat als onderdeel van die plannen beloofd wordt dat overheidsinstanties minder vaak zullen procederen, maar dat de mensen in dit voorbeeld gedwongen zijn te procederen om hun recht te halen en hun bezwaren te laten toetsen? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen? [5]

Met het voorstel waar u naar verwijst wil de regering stimuleren dat er aan de voorkant wordt gekeken naar mogelijke oplossingen. Indien echter niet aan de voorwaarden voor een aanspraak op een toeslag is voldaan kan de Belastingdienst niet anders doen dan de aanvraag afwijzen.



[1] https://www.sp.nl/nieuws/2019/08/sp-presenteert-zwartboek-onterecht-stopgezette-kinderopvangtoeslag

[2] Brief onderhands meegestuurd

[3] https://perspectief.uwv.nl/artikelen/5-vragen-over-dagbesteding

[4] Kindermediair, Rapport onderzoek kinderopvang sociaal medische indicatie, januari 2016.

[5] https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2018/11/09/rechtsbijstand-minder-procedures-meer- oplossingen

Indiener(s)