Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over "de uitkomsten van het nieuwe pensioencontract bij een blijvend lage rente"

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Omtzigt (CDA) over "de uitkomsten van het nieuwe pensioencontract bij een blijvend lage rente".

de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

W. Koolmees


2019Z20175

Vragen van lid Omtzigt (CDA) over “de uitkomsten van het nieuwe pensioencontract bij een blijvend lage rente” (ingezonden 22 oktober 2019).

Vraag 1

Kunt u aangeven wat de huidige rentecurve is (onder het advies van de Commissie Parameters)[1] waartegen pensioenfondsen straks premies moeten berekenen?

Antwoord

De rentetermijnstructuur waarmee pensioenfondsen hun verplichtingen moeten waarderen wordt maandelijks gepubliceerd op de website van DNB. De laatste actuele rentetermijnstructuur is gebaseerd op de rentestanden van 31 oktober 2019. Om het effect van de Commissie Parameters op de huidige rentecurve te berekenen, dient de laatste actuele rentetermijnstructuur te worden omgerekend op basis van de door de Commissie geadviseerde UFR-systematiek. De facto moeten volledige marktrentes worden doorgetrokken naar looptijden tot 30 jaar en daarna krijg je een meer geleidelijke ingroei van de UFR-methode, die voortaan het 120-maandsgemiddelde van de 30-jaars forward rente over de afgelopen 10 jaar is.

Vraag 2

Wilt u bij ‘het nieuwe contract’ uit het SER-advies over het pensioenstelsel doorrekenen wat een werknemer aan pensioen opbouwt indien hij 27%[2] van zijn pensioengevend salaris mag inleggen? Kunt u dan per leeftijdscohort (van vijf jaar) aangeven hoe hoog het (maximale) opbouwpercentage zou zijn per jaar?

Antwoord

Het CPB is op dit moment op verzoek van de stuurgroep nadere doorrekeningen aan het maken van de beide contracten die zijn voorgesteld in het pensioenakkoord. Ik merk op dat voor het uiteindelijke pensioenresultaat niet alleen de jaarlijkse nominale opbouwpercentages van belang zijn, maar ook de mate van indexatie/korting die jaarlijks kan worden toegekend. Het nieuwe contract zal bij gelijke premies door de eis van kostendekkende inkoop gemiddeld genomen een initieel lagere nominale opbouwpercentages hebben, maar naar verwachting meer overrendement, omdat de premie de actuariële kostprijs van de nominale opbouw dekt en het verwachte overrendement dus volledig ten goede komt aan een hoger pensioenresultaat.

Vraag 3

Klopt het dat het maximale opbouwpercentage bij een middelloonregeling nu 1,875% bedraagt? Bent u bekend me het feit dat de president van de Nederlandsche Bank, dhr. Knot, in de Kamer bij het gesprek op 23 september (en elders) gesteld heeft dat: 'We moeten accepteren dat die lage of negatieve rente nog zeer lang bij ons zal zijn'?

Antwoord

Het fiscaal maximale opbouwpercentage is op dit moment 1,875% bij een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. Ik ben bekend met de uitspraken die dhr Knot in de Kamer heeft gesteld.

Vraag 4

Hoeveel pensioen (in percentage van het gemiddelde loon en het eindloon) bouwt een deelnemer op onder ‘het nieuwe contract’ indien hij zijn hele leven onder het nieuwe contract opbouwt tegen de huidige rentecurve (looninflatie: 3%, prijsinflatie: 2%, gemiddelde indexatie van pensioenrechten: 1%)?

Antwoord

Het uiteindelijke pensioenresultaat hangt af van de hoogte van de premie-inleg en van de rendementen die worden behaald en in mindere mate van de exacte vormgeving van het contract. De vormgeving van het contract kan wel effect hebben op de mate van de zekerheid die wordt geboden en op de verdeling van het pensioenvermogen tussen generaties. Maar in zijn algemeenheid geldt dat het pensioen een resultaat is van premie en rendement, ongeacht de contractvorm. De doorrekeningen waar het CPB mee bezig is zal hier extra inzicht in bieden.

Vraag 5

Is er sprake van een koopkrachtig pensioen voor nieuwe generaties onder ‘het nieuwe contract’ en de huidige rentecurve?

Antwoord

De nadere doorrekeningen waar door het CPB aan wordt gewerkt zullen hier inzicht in bieden. Bij een lage rente wordt de prijs van pensioen hoger en zal er naar verwachting voor dezelfde premie minder pensioen worden opgebouwd. Voor het uiteindelijke pensioenresultaat zijn vanzelfsprekend ook de behaalde rendementen van belang. In hoeverre er sprake is van een koopkrachtig pensioen hangt af van de bepaalde premies en de verwachte rendementen. Dit geldt in beginsel voor elke type pensioencontract.

Vraag 6

Heeft u berekeningen over wat de nieuwe pensioencontracten als uitkomsten zouden kunnen hebben? Zo ja, kunt u die dan per ommegaande allemaal met de Kamer delen?

Antwoord

Op 5 juni heeft het CPB een notitie gepubliceerd over de transitie-effecten van de huidige FTK-uitkeringsovereenkomst naar een nieuw pensioencontract, waarbij ook de zogeheten doorsneesystematiek wordt afgeschaft. Dit staat ook wel bekend als de ‘dubbele transitie’. Op verzoek van de stuurgroep zal het CPB nadere doorrekeningen maken van de contracten die zijn afgesproken in het akkoord, waarbij ook zal worden gekeken naar de pensioenresultaten bij een langdurige lage rente.

Vraag 7

Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden en in ieder geval voor het VAO pensioenonderwerpen?

Antwoord

Ja.



[1] Advies Commissie Parameters, 6 juni 2019.

[2] FD, 6 september 2019, «Maximale pensioenpremie in nieuwe stelsel op circa 27%».

Indiener(s)