Antwoord op vragen van de leden De Graaf en Wilders over het bericht ‘Syriëgangers op ambassade Ankara’

In antwoord op uw brief van 1 november 2019 met kenmerk 2019Z20974

delen wij u mee dat de schriftelijke vragen van de leden De Graaf en Wilders (beiden PVV) over het bericht ‘Syriëgangers op ambassade Ankara’ worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage van deze brief.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Ferd Grapperhaus

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Ankie Broekers-Knol

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Stef Blok


Antwoorden Kamervragen van de minister van Justitie en Veiligheid op vragen van de leden De Graaf en Wilders (beide PVV) over het bericht ‘Syriëgangers op ambassade Ankara’.

Vraag 1

Kent u het bericht ‘Syriëgangers op ambassade Ankara’?

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Hoe zijn deze terroristen daar beland? Hebben ze hulp gehad en zo ja, van wie?

Antwoord 2

Zoals eerder gemeld in een brief aan uw Kamer van 31 oktober jl zijn de twee vrouwen met hun kinderen reeds enige weken geleden – dus nog voor de Turkse militaire acties in Noord-Syrië – uit het opvangkamp Al Hol ontsnapt.[1] Op 30 oktober hebben betrokkenen zich bij de ambassade in Ankara gemeld. Voor de rest kunnen wij hier niet op individuele gevallen ingaan.

Vraag 3

Deelt u de mening dat mensen die zich hebben aangesloten bij Abu Bakr al Baghdadi en zijn islamitische staat, ongeacht de rol die zij hebben vervuld, voor eeuwig het recht hebben verspeeld ooit nog op Nederlands grondgebied te kunnen vertoeven? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Bent u bereid zorg te dragen voor het feit dat deze terroristen, alsmede hun kinderen, nooit meer een stap zullen zetten op Nederlands grondgebied? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3 en 4

Als een Nederlandse uitreiziger zich meldt bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in de regio, wordt (consulaire) bijstand verleend volgens de reguliere kaders gericht op een gecontroleerde terugkeer naar Nederland met het oog op vervolging en berechting. Nederland streeft ernaar mensen die (terroristische) misdrijven hebben gepleegd te berechten, bij voorkeur in de regio daar waar de misdaden zijn gepleegd.

Ten aanzien van onderkende uitreizigers die de Nederlandse nationaliteit hebben geldt dat zij bij terugkomst in Nederland worden aangehouden op grond van verdenking van een terroristisch misdrijf. Zo zijn zij, indien daar aanleiding toe is, onder andere onderwerp van inlichtingenmatig en/of strafrechtelijk onderzoek. Veroordeelden voor en verdachten van een terroristisch misdrijf worden op één van de speciale terroristenafdelingen (TA’s) geplaatst.

Uitreizigers van wie het Nederlanderschap op grond van artikel 14, vierde lid Rijkswet op het Nederlanderschap is ingetrokken worden tevens ongewenst vreemdeling verklaard en kunnen daardoor Nederland niet meer eigenstandig op legale wijze inreizen. Voorwaarde voor de intrekking is dat de persoon 16 jaar of ouder is, zich buiten Nederland bevindt, zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie die is geplaatst op een lijst [2] van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

Kinderen van Nederlandse ouders kunnen conform de Rijkswet op het Nederlanderschap van rechtswege of anderszins over de Nederlandse nationaliteit beschikken. Indien de juridische band met een Nederlandse ouder kan worden aangetoond dan kan daarmee de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit worden aangetoond, en geldt dat - zoals voor alle Nederlandse staatsburgers – aan hen het recht niet kan worden ontzegd om naar Nederland terug te kunnen keren.

Vraag 5

Wilt u deze vragen met grote spoed beantwoorden, in elk geval vóór het debat over voorkomen dat jihadisten terugkeren naar Nederland, dat vooralsnog voor woensdag 6 november 2019 gepland staat?

Antwoord 5

Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.

1) NOS teletekst pagina 105, 31 oktober 2019



[1] Kamerbrief 31 oktober 2019 ‘Melding twee vrouwelijke Syriëgangers bij ambassade Ankara’

[2] Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 2 maart 2017, nr. 2050307, tot vaststelling van de lijst met organisaties de een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid