Antwoord op vragen van het lid Wilders over de greep in de ABP-kas

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van het lid Wilders (PVV) over ‘De greep in de ABP-kas’ ingezonden op 7 oktober 2019 (nr. 2019Z18992).

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

drs. K.H. Ollongren


2019Z18992

Vragen van het lid Wilders (PVV) aan de minister-president over de greep in de ABP-kas (ingezonden 7 oktober 2019)

1)

Bent u bekend met het bericht 'De greep in de ABP-kas'?

Antwoord vraag 1

Ja.

2)

Deelt u de mening dat het niet valt te verkroppen dat pensioenfonds ABP en daarmee de pensioendeelnemers door opeenvolgende kabinetten-Lubbers voor meer dan 30 miljard gulden aan te weinig afgedragen pensioenpremies zijn benadeeld?

Antwoord vraag 2

Nee, uw mening deel ik niet. Vóór de privatisering van het ABP in 1996 werd de hoogte van de pensioenpremie voor het pensioenfonds ABP wettelijk vastgelegd. In de periode 1982-1994 is met instemming van het parlement de premie verlaagd van 21% naar (op enig moment) 8,3%. Deze premieverlaging vond plaats tegen de achtergrond van de goede financiële positie van het fonds en was destijds niet uniek: een vergelijkbare premieverlaging heeft plaatsgevonden bij diverse pensioenfondsen in de marktsector.

Het ABP is sinds de privatisering in 1996 een zelfstandig pensioenfonds, dat los staat van de overheid. Ten tijde van de privatisering is met instemming van de sociale partners en het parlement gekozen voor een eenzelfde financiële opzet als gebruikelijk in de marktsectoren. Sinds de invoering van de Pensioenwet in 2007 is wettelijk vastgelegd uit welke elementen de kostendekkende premie dient te bestaan en is voorgeschreven dat deze door het bestuur van een pensioenfonds wordt vastgesteld.

3)

Deelt u de mening dat het ABP voor deze grote politieke misstand, waarbij de regering ongestoord miljarden uit de pensioenkas kon grijpen, niet is gecompenseerd? Wat gaat u doen om deze greep uit de APB-pensioenkas alsnog te compenseren?

4)

Kunt u zich als minister-president inzetten om dit onrecht uit het verleden te herstellen, het APB en de gepensioneerden alsnog recht te doen, en wilt u deze vragen zelf beantwoorden?

Antwoord vraag 3 en vraag 4

Als minister van Binnenlandse Zaken ben ik verantwoordelijk voor het pensioenoverleg in de publieke sector, vanuit die hoedanigheid heb ik uw vragen beantwoord. Anders dan u stelt is er naar mijn overtuiging geen sprake van een politieke misstand. Er is geen sprake geweest van een ‘greep uit de kas’. Er is destijds volgens de op dat moment geldende regels een premieverlaging doorgevoerd. Ik zie dan ook geen aanleiding voor compensatie.


Indiener(s)