Antwoord op vragen van de leden Van Eijs en Bergkamp over de onbereikbaarheid van aangepaste rolstoelwoningen

Hierbij ontvangt u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de leden Van Eijs en Bergkamp (beiden D66), ingezonden op 2 oktober 2019 met kenmerk

2019Z18630.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,





drs. K.H. Ollongren


2019Z18630

Vragen van de leden Van Eijs en Bergkamp (beiden D66) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de onbereikbaarheid van aangepaste rolstoelwoningen (ingezonden 2 oktober 2019)

1

Bent u bekend met het bericht met betrekking tot de problemen die een patiënt ondervond in de zoektocht naar een aangepaste rolstoelwoning? 1)

Antwoord op vraag 1

Ja. Uit contact met de betreffende woningcorporatie blijkt dat de patiënt inmiddels een passende woning heeft toegewezen gekregen.

2

Kunt u aangeven hoe u aankijkt tegen het feit dat patiënten een rolstoelwoning wordt ontzegd vanwege de leeftijd van de patiënt?

Antwoord op vraag 2

Woningcorporaties hebben vaak een gevarieerd scala aan woningen die gelabeld kunnen zijn voor specifieke doelgroepen. Het labelen van woningen kan in geval van een huisvestingsverordening alleen op basis van deze huisvestingsverordening van de gemeente. Indien er geen huisvestingsverordening is kunnen woningcorporaties ook woningen labelen op basis van hun privaatrechtelijke rol als verhuurder. Dit moet gebeuren op basis van objectieve criteria die verband houden met de aard van de woning. Daardoor kunnen bepaalde gelabelde woningen worden toegewezen aan woningzoekenden waarvoor die woning het meest geschikt is. Indien de woning en de voorzieningen die bij de woning worden aangeboden bestemd zijn voor ouderen, kan de woningcorporatie deze woningen voorbehouden voor deze doelgroep en mogen andere doelgroepen voor die specifieke woning geweigerd worden. Zo kan de woningcorporatie ook woningen die geschikt en bestemd zijn voor personen met een bepaalde handicap voorbehouden aan die doelgroep. Het is in dergelijke gevallen voor andere doelgroepen dan meestal niet mogelijk om zich in te schrijven voor de gelabelde woning. Indien noodzakelijk vanuit redelijkheid en billijkheid, staat het de woningcorporatie vrij desgewenst maatwerk toepassen.

3

Heeft u signalen dat dergelijke afwijzingen vaker plaatsvinden? Zo ja, wat kunt u met de sector doen om afwijzingen op deze grond tegen te gaan?

Antwoord op vraag 3

Er hebben mij niet meer signalen bereikt. Zoals bij vraag 2 vermeld, mag een woningcorporatie op basis van leeftijd woningen toewijzen. Als blijkt dat in meerdere gevallen woningen op een niet wettelijke basis worden afgewezen kan ik dat in een bestuurlijk overleg met Aedes bespreken. Maar zoals gezegd heb ik geen aanwijzing dat dergelijke afwijzingen plaatsvinden.

4

Kunt u aangeven wat er precies gebeurd is op het gebied van toegankelijkheid van woningen, tussen 30 maart 2007 en 14 juni 2016, de data dat Nederland het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap respectievelijk tekende en ratificeerde? 2)

Antwoord op vraag 4

In de periode vanaf medio jaren ’90 van de vorige eeuw tot 1 juli 2015 was onder andere het Besluit beheer sociale huurwoningen (Bbsh) op de sociale huursector van toepassing. Daarin was sprake van zes prestatie- of verantwoordingsvelden waarover Woningcorporaties in hun jaarstukken transparant moesten aangeven (‘verantwoorden’) wat zij ter zake deden. Wonen met zorg was een van deze verantwoordingsvelden uit het Bbsh. De breedte van het thema ‘wonen en zorg’ of de mate waarin corporaties eraan moesten bijdragen, is niet beschreven.

In het Actieplan Toegankelijkheid voor de bouw heb ik over de verschillende acties rond wonen en zorg vanaf 2007 een terugblik gegeven. Dit rapport heb ik in 2018 aan uw Kamer gezonden. [1]

Met de brief van 22 juni 2015 is Ouderenhuisvesting en wonen met zorg benoemd tot één van de vier prioritaire thema’s voor corporaties. Zie verder mijn antwoord op vraag 11.

5

Binnen welke van de vier actielijnen van het Programma VN-verdrag Onbeperkt meedoen! zou de problematiek (zoals deze wordt geschetst in het bericht in de eerste vraag) aangepakt worden? 3)

Antwoord op vraag 5

Binnen de actielijn Bouwen en Wonen wordt problematiek op dit thema opgepakt.

6

Wat is uw mening over het feit dat de problemen zoals geschetst in dat bovengenoemde bericht zich voordoen in de gemeente Utrecht, een van de 25 koplopergemeenten van het Programma VN-verdrag Onbeperkt meedoen!? Wat zegt dat u over de ondersteuning die geleverd wordt aan deze koplopergemeenten en over gemeenten die niet onderdeel zijn van dit koplopertraject?

Antwoord op vraag 6

De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft, als bestuurlijk partner van het programma Onbeperkt Meedoen, het project Iedereen doet mee! opgezet. Het project bevat onder meer een basisondersteuningsprogramma - dat als doel heeft om alle gemeenten te ondersteunen bij het opzetten van een lokale inclusie agenda – en een koplopersprogramma. Koplopergemeenten zijn gemeenten die al actief bezig zijn met het implementeren van het VN-Verdrag Handicap. Dat betekent niet per definitie dat zij het op alle terreinen al helemaal goed doen, maar wel dat zij het Verdrag zeer serieus nemen, samenwerken met mensen met een beperking en zich naar eigen inzicht focussen op een of meerdere leefgebieden om de implementatie van het Verdrag steeds beter vorm te geven. Zo worden de gemeenten stap voor stap steeds inclusiever. De VNG ondersteunt de (koploper)gemeenten middels leernetwerken, (regionale) bijeenkomsten en handreikingen en ervaart bij gemeenten veel enthousiasme om de implementatie van het Verdrag serieus op te pakken.

7

Deelt u de mening dat het feit dat een patiënt al bovenaan een wachtlijst voor een woning staat, in dergelijke gevallen geen reden kan zijn om geen urgentieverklaring af te geven?

Antwoord op vraag 7

Ja, woningzoekenden met een urgentie worden met voorrang gehuisvest boven mensen (op een wachtlijst) zonder urgentie. Het snel huisvesten van mensen in noodsituaties, zoals een patiënt met een ernstige medische indicatie, kan voor een gemeente een reden zijn om een urgentieregeling op te stellen. Indien een gemeente ertoe overgaat om een urgentieregeling in de huisvestingsverordening op te nemen dienen zij daarin categorieën woningzoekenden aan te wijzen die voor urgentie in aanmerking komen, zoals mensen die technisch dakloos zijn (bijvoorbeeld door brand) of mensen met een ernstige medische indicatie.

8

Welke mogelijkheden bestaan er tot ondersteuning van patiënten die in situaties terechtkomen zoals in het artikel beschreven?

Antwoord op vraag 8

Voor patiënten die met een dergelijke ziekte worden geconfronteerd, verandert er veel op allerlei levensterreinen. Waarschijnlijk hebben zij als eerste te maken met de zorg via de huisarts. Als er verdere ondersteuning nodig is, is de gemeente het eerste aanspreekpunt. De invulling hiervan verschilt per gemeente. In situaties zoals deze bekijkt de gemeente samen met de bewoner wat nodig is en wat mogelijk is aan woningaanpassingen in de huidige woning. Als aanpassing van de woning mogelijk is, dan levert de gemeente dit vanuit de Wmo. Als er meer nodig is dan er mogelijk is in de woning, wordt de bewoner door de gemeente geholpen bij het vinden van een woning die wel geschikt is. Soms kan een woningcorporatie, een marktpartij of een particulier initiatief ook meehelpen bij het zoeken naar een dergelijke woning.


9

In hoeverre herkent u de in het bericht gestelde signalen dat woningen die te boek staan als rolstoelwoningen dit in de praktijk niet zijn? Wat kun u met gemeenten en de sector doen om dit tegen te gaan?

10

Hoe rijmt het feit dat deze rolstoelwoningen niet toegankelijk zijn met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en het Actieplan Toegankelijkheid Bouw?

Antwoord op vraag 9 en 10

Er bestaat geen vastgestelde definitie van een rolstoelwoning, niet in de landelijke wet- en regelgeving, niet in het VN Verdrag handicap en ook niet in het Actieplan Toegankelijkheid Bouw. Gezien de diversiteit van de woonwensen en de soorten woningen heeft een vastgestelde classificatie weinig tot geen meerwaarde. Wel bestaan er in Nederland verschillende classificaties die woningaanbieders kunnen gebruiken. In het algemeen dient een woning die als rolstoeltoegankelijk wordt aangeboden vanzelfsprekend voor de meeste soorten rolstoelen wel toegankelijk te zijn. Er zijn mij hierover niet veel signalen bekend, maar mochten nieuwe signalen hiertoe aanleiding toe geven, dan zal ik dit met gemeenten en de sector bespreken.

In het actieplan toegankelijkheid zijn afspraken gemaakt met partijen over het geleidelijk toegankelijk maken van de gebouwde omgeving. Woningcorporaties zijn hier als partijen die veel te maken hebben met het huisvesten van deze doelgroep een belangrijke speler in. Het Actieplan toegankelijkheid bouw is een doorlopend proces, de acties daaruit worden op dit moment uitgevoerd en waar nodig worden tussendoor nieuwe afspraken gemaakt in het overleg met de betrokken partijen. Op 12 juni 2019 is er in een Kamerbrief aangekondigd naar aanleiding van een tweetal in het kader van het actieplan uitgevoerde onderzoeken voornemens te zijn tot een aanpassing van de bouwregelgeving, deze wijziging zal via de voorhangprocedure aan uw Kamer worden voorgelegd [2]. Eind dit jaar zal ik u middels een Kamerbrief op de hoogte stellen van de voortgang van de acties uit het actieplan.

11

In welke mate hebben gemeenten en het Rijk in woonvisies specifiek beleid omtrent dergelijke woningen vastgelegd?

Antwoord op vraag 11

Het Rijk is niet zelf betrokken bij het opstellen van gemeentelijke woonvisies, maar stimuleert het opstellen van lokaal woonbeleid en het maken van prestatieafspraken met corporaties wel. Ook heeft het Rijk, samen met overkoepelende organisaties van gemeenten, corporaties en huurdersorganisaties, in 2015 prioritaire thema’s benoemd. Wonen met zorg en ouderenhuisvesting was één van de vier indertijd benoemde prioritaire thema’s voor woningcorporaties. [3]

In 2016 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderzoek gedaan naar door gemeenten opgestelde woonvisies uit de periode juli 2014-oktober 2015. Woonbeleid voor ouderen met zorg en beleid voor bijzondere doelgroepen kwamen voor in elke woonvisie van de ongeveer 250 (van de 390) gemeenten die in die periode het woonbeleid opnieuw vast hebben gesteld. Dit onderzoek is aan uw Kamer aangeboden bij de Staat van de Volkshuisvesting 2017.[4] Er is geen recenter onderzoek naar woonvisies van gemeenten.

12

In hoeverre hebben gemeenten en het Rijk inzicht in de vraag naar - en aanbod van dergelijke aangepaste woningen, en de toekomstige ontwikkelingen in vraag en aanbod?

Antwoord op vraag 12

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het huisvestingsbeleid en hebben, als bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat, inzicht in vraag en aanbod. Door de diversiteit van zowel woningzoekende met een beperking als het woningaanbod is het niet alleen op nationaal, maar ook op lokaal niveau lastig om de vraag en het aanbod in kaart te brengen. Goede samenwerking en informatie-uitwisseling tussen gemeenten, woningcorporaties en zorgaanbieders is vaak nodig om de opgave in kaart te brengen. Hoe de vraag zich zal ontwikkelen is moeilijk vast te stellen. Wel zal vanwege de vergrijzing het aantal ouderen met een beperking waarschijnlijk toenemen. Via de Nationale Woonagenda streeft het Rijk ernaar dat jaarlijks 75.000 nieuwe woningen worden gerealiseerd. Op lokaal niveau zal moeten worden besloten welk soort woningen en voor welke doelgroep er gebouwd zal worden.

13

Welke inspanningen doet u om woningen die nu gebouwd worden toegankelijk te laten zijn voor personen met een beperking?

Antwoord op vraag 13

Op 18 januari 2018 heb ik u in het kader van de implementatie van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een beperking (hierna het VN Verdrag) het Actieplan Toegankelijkheid voor de bouw toegestuurd[5]. Het actieplan is met een groot aantal partijen en organisaties opgesteld. Goede toegankelijkheid vraagt immers niet alleen iets van overheden, maar van de gehele ontwikkel- en bouwkolom, van ontwerp tot oplevering van een gebouw, van opdrachtgevers en gebouweigenaren, en ook van de mensen met een beperking zelf en de organisaties die hen vertegenwoordigen. Met dit actieplan is uitvoering gegeven aan de motie Volp waarmee een beweging in gang wordt gezet om tot verbetering te komen van de fysiek-bouwkundige toegankelijkheid van woningen en gebouwen. Op 12 juni 2019 heb ik in een Kamerbrief aangekondigd naar aanleiding van een tweetal in het kader van het actieplan uitgevoerde onderzoeken voornemens te zijn tot een aanpassing van de bouwregelgeving. Eind dit jaar zal ik u middels een Kamerbrief op de hoogte stellen van de voortgang van de acties uit het actieplan.

14

In hoeverre bestaan er, en maakt de sector reeds gebruik van mogelijkheden om modulaire aanpassingen te maken aan een huis om deze toegankelijk te laten zijn voor personen met een beperking?

Antwoord op vraag 14

Het gebruik van modulaire aanpassingen om een huis toegankelijk te maken wordt niet landelijk bij gehouden. Ik weet dat een aantal leveranciers dergelijke aanpassingen verkoopt, maar heb geen inzicht in de mate waarop gemeenten en de woningbouw- en woningcorporatiesector van dergelijke producten gebruik maakt.

15

Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden?

Antwoord op vraag 15

Door de complexiteit van het vraagstuk heeft de beantwoording meer tijd gekost dan was voorzien.

1) https://m.facebook.com/story.php?story_fbid=2607288979322332&id=100001237658211&sfnsn=mo

2) https://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=IV-15&chapter=4&clang=_en

3) Bijlage bij Kamerstuk 33 990, nr. 65 (2018D39745)



[1] Kamerstukken TK 2017-2018, Kamerstuk 33990, nr. 63

[2] Kamerstukken TK 2018-2019, kamerstuk 32757, nr. 154

[3] Kamerstukken TK 2014/2015, Kamerstuk 32847, nr. 180

[4] Kamerstukken TK 2016/2017, kamerstuk 32847, nr. 298

[5] Kamerstukken TK 2017-2018, Kamerstuk 33990, nr. 63

Indiener(s)