Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over het stagnerende aantal vrouwen in adviescolleges van het Rijk

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de het lid Van den Hul (PvdA) over het stagnerende aantal vrouwen in adviescolleges van het Rijk. Deze vragen werden ingezonden op 27 september 2019, met het kenmerk 2019Z18242, en zijn gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Omdat de Kaderwet adviescolleges onder mijn verantwoordelijkheid valt, heb ik de vragen beantwoord.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

drs. R.W. Knops


2019Z18242

Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) over het stagnerende aantal vrouwen in adviescolleges van het Rijk (ingezonden 27 september 2019).

Vraag 1

Kent u het artikel ‘Aantal vrouwen in adviescolleges Rijk stagneert’? [1]

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Hoe verklaart u dat het aantal vrouwen in adviescolleges de laatste jaren stagneert en de vertegenwoordiging van mensen met een migratieachtergrond daalt? Kunt u daarbij ingaan op wat uw verklaring is voor de kantelpunten in de verhoudingen na 2010 en 2016?

Vraag 3

Hoe verklaart u dat het wettelijke streven naar een evenredige verhouding in adviescolleges sinds 1997 nog altijd niet is gehaald?

Vraag 4

Wat is uw reactie op de bevinding dat de handreiking om tot dit streven te komen niet bij elk adviescollege bekend is? En op welke termijn gaat u er zorg voor dragen dat elk adviescollege deze handreiking kent?

Vraag 5

Deelt u de mening dat diversiteit van meerwaarde is voor de kwaliteit van adviescolleges? Zo ja, wat gaat u doen om de adviescolleges meer divers te maken? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Bent u bereid een tijdpad vast te stellen om met alle adviescolleges tot een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen te komen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Hoe kijkt u in het licht van een evenredige vertegenwoordiging in adviescolleges aan tegen een wettelijke verplichting daartoe, en kunt daarbij ook ingaan op het onlangs verschenen rapport van de SER omtrent quota?

Antwoord vragen 2 tot en met 7

De vragen hebben alle betrekking op het op 26 september jl. aan uw Kamer aangeboden rapport van de Algemene Rekenkamer “Diversiteit in vaste adviescolleges van de regering”. [2] Zoals de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tijdens het algemeen overleg van 3 juli jl. over het functioneren van de Rijksdienst aan uw Kamer heeft toegezegd, zal ik, als verantwoordelijke voor de Kaderwet adviescolleges, namens het kabinet inhoudelijk reageren op dat rapport. Ik zal de onderhavige vragen betrekken bij de voorbereiding van de kabinetsreactie. Naar verwachting zal die kabinetsreactie niet eerder dan de kabinetsreactie op het SER-advies “Diversiteit in de top, tijd voor versnelling” aan uw Kamer worden gezonden.



[1] https://www.ad.nl/politiek/aantal-vrouwen-in-adviescolleges-rijk-stagneert~a258b5cc/?referrer=https://www. google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=newssearch&cd=1&ved=0ahUKEwi-uOGE5u7kAhVDKuwKH Z4RCH0QqQIIJygAMAA&url=https%3A%2F%2Fwww.ad.nl%2Fpolitiek%2Faantal-vrouwen-in-adviescolleges- rijk-stagneert~a258b5cc%2F&usg=AOvVaw1WZ66yIwAvzZeAQ0uVZ-MZ

[2] Kamerstukken II 2018/19, 28 101, nr. 16

Indiener(s)