Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk, Van Ojik, Voordewind en Kuiken over het artikel ‘De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders’

Geachte voorzitter,

Met deze brief bied ik u aan, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de beantwoording van vragen van de leden Jasper van Dijk (SP), Van Ojik (GroenLinks), Voordewind (ChristenUnie) en Kuiken (PvdA) aan de minister en staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het artikel ‘De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders’ (ingezonden 18 juli 2019).

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen van de leden Groothuizen en Sjoerdsma (beiden D66), ingezonden op 18 juli 2019 (vraagnummer 2019Z15232).

Vraag 1
Wat is uw oordeel over het artikel ‘De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders’? [1]

Antwoord 1

Nederland onderschrijft de verplichting voor kapiteins om mensen die op zee in nood verkeren te redden en de noodzaak om voor hen een veilige haven te vinden. Het is bekend dat de situatie in het Middellandse Zeegebied de afgelopen maanden veranderd is en dat het steeds moeilijker lijkt te worden voor bepaalde schepen om havens te vinden die willen meewerken aan het ontschepen van drenkelingen. Dat dit leidt tot spanningen aan boord is gebleken bij recentelijk uitgevoerde operaties. De stelling in het nieuwsbericht dat het noodzakelijk is dat er in het Middellandse Zeegebied voldoende veilige havens zijn om reddingsacties van de koopvaardij tot een goed einde te brengen, onderschrijf ik.

Vraag 2
Deelt u de mening dat reders die migranten oppikken een veilige haven moeten kunnen bereiken?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3
Deelt u de mening dat de problematiek rond het redden van drenkelingen voor de reders toeneemt omdat de EU haar eigen missie met marineschepen in de Middellandse Zee heeft opgeschort?

Antwoord 3

Dit causale verband kan niet worden vastgesteld. Operatie Sophia heeft als hoofdtaak om mensensmokkel te bestrijden en niet om drenkelingen te redden. Het redden van drenkelingen is een internationale verplichting voortvloeiend uit het internationaal zeerecht en wordt veelal uitgevoerd door de kustwacht van Mediterrane landen en andere schepen actief op de Middellandse Zee.


Vraag 4
In hoeverre zijn de Europese lidstaten bereid om koopvaardijschepen met drenkelingen te ontvangen?

Antwoord 4
De meeste Europese lidstaten aan de Middellandse Zee zijn hiertoe bereid. Zoals bekend ligt dit moeilijker voor schepen die opereren in de Middellandse Zee en stelselmatig drenkelingen aan boord nemen.


Vraag 5
In hoeverre zijn veilige landen in Noord-Afrika hiertoe bereid?

Antwoord 5

Ook in Noord-Afrika zijn landen die bereid zijn veilige havens te bieden. Het is bekend dat landen in Noord-Afrika eerder koopvaardijschepen veilige havens hebben geboden en toegestaan hebben om drenkelingen aan wal te brengen.

Vraag 6
Hoe staat het met de onderhandelingen over ontschepingsplatforms in Noord-Afrika, waar ook UNHCR en IOM hun medewerking aan willen verlenen?

Antwoord 6
Kortheidshalve verwijs ik u naar de beantwoording van vergelijkbare vragen in het schriftelijke overleg d.d. 16 juli 2019 ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 18-19 juli 2019 [2] Zoals vaker met uw Kamer is gedeeld, betreurt het kabinet de gebrekkige voortgang op het maken van afspraken over ontscheping in landen buiten de EU. Wel constateert het kabinet dat in meerdere (Noord-) Afrikaanse landen wel degelijk sprake is van een praktijk waarin drenkelingen in hun havens worden ontscheept. Vaak zijn UNHCR en IOM daarbij betrokken.

Vraag 7
Deelt u de mening van de reders als zij zeggen dat mensen terugsturen naar Libië in strijd is met het VN-Vluchtelingenverdrag? Zo nee, waarom niet, aangezien u zelf een moratorium heeft afgekondigd op terugkeer naar Libië?

Antwoord 7

Dit kan niet zo worden gesteld. De Internationale Maritieme Organisatie en UNHCR hebben gezamenlijk richtlijnen opgesteld over de omgang met drenkelingen die hebben aangeven internationale bescherming te willen. In dat geval, dient een kapitein de betreffende drenkelingen aan wal te brengen in een veilige haven waar men toegang heeft tot een procedure die kan leiden tot een beschermde status. Dat kan via de nationale autoriteiten of via UNHCR. Deze mogelijkheid bestaat op dit moment niet in Libië. Het door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 juli 2019 voor de duur van een half jaar ingestelde besluit- en vertrekmoratorium ten aanzien van Libië staat hier los van. Zoals door de staatssecretaris toegelicht tijdens het Algemeen Overleg Asiel -en Vreemdelingenbeleid op 4 juli 2019 ziet het vertrekmoratorium er uitsluitend op toe dat uitgeprocedeerde Libische asielzoekers thans niet verplicht worden vanuit Nederland terug te keren naar Libië.

Vraag 8
Wat onderneemt u om aan de zorgen van de reders tegemoet te komen?

Antwoord 8
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onderhandelt op Europees niveau over een structurele oplossing voor de herverdeling van migranten. Ik verwacht dat een structurele oplossing zal bijdragen aan het beschikbaar zijn van voldoende veilige havens om schepen met drenkelingen aan boord te ontvangen. Daarnaast wordt in EU-verband door enkele lidstaten gesproken over een tijdelijk ontschepingsmechanisme. Uw Kamer is hierover geïnformeerd via de aanbiedingsbrief van het verslag van de informele JBZ-raad van 18-19 juli 2019.

Vraag 9
Klopt het dat op 17 juli 2019 in het kader van de JBZ-Raad op initiatief van Frankrijk en Duitsland een spoedbijeenkomst wordt gehouden over veilige ontscheping van migranten? Steunt u de inzet van deze spoedbijeenkomst?

Antwoord 9

Ja. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer voorafgaand aan de informele Raad hierover geïnformeerd via het schriftelijke overleg van 16 juli 2019 ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 18-19 juli 2019. Voorts verwijs ik u naar de aanbiedingsbrief van het verslag van de informele JBZ-raad van 18-19 juli 2019 waarin een uitgebreide toelichting is opgenomen. Zoals toegelicht in dit verslag, hebben de bijeenkomsten niet geresulteerd in een tijdelijk mechanisme dat, wat het kabinet betreft, kan bijdragen aan de gewenste structurele oplossing voor ontscheping.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,

drs. C. van Nieuwenhuizen Wijbenga



[2] Kamerstukken II 2018-2019, 32 317, nr. 567.