Antwoord op vragen van de leden Van Dam en Bosman over de politieke situatie op Sint Maarten

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de leden Van Dam (CDA) en Bosman (VVD) over de politieke situatie op Sint Maarten. Deze vragen werden ingezonden op 26 september 2019, met kenmerk 2019Z18077.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,



drs. R.W. Knops

2019Z18077

Vragen van de leden Van Dam (CDA) en Bosman (VVD) aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de politieke situatie op Sint Maarten (ingezonden op 26 september 2019)

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van de persconferentie van de premier van Sint Maarten, Leona Marlin, op 23 september jl.?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Onderschrijft u de schets van de politieke situatie op Sint Maarten die zij daarin heeft gegeven, met name haar uitspraken over onbestuurbaarheid, buitenparlementair optreden, gebrek aan integriteit en verachting van Grondwet en Trias Politica?

Antwoord

Ik kan de zorgen van minister-president Romeo-Marlin over de politiek-bestuurlijke situatie op Sint Maarten goed plaatsen. Zoals ik zelf op 25 september jl. in een toespraak voor de Staten van Sint Maarten had willen overbrengen, staat het land voor een aantal enorme uitdagingen. Om deze uitdagingen te kunnen aangaan, is politieke stabiliteit een onmisbare voorwaarde. De regering van Romeo-Marlin heeft zich de afgelopen twee jaren, in soms uiterst moeilijke omstandigheden, ingezet om deze stabiliteit te bieden. Dat is door de Nederlandse regering steeds bijzonder gewaardeerd. Ik betreur het dan ook dat het kabinet van Romeo-Marlin twee weken geleden in een sfeer van politieke crisis ten val is gekomen. Of die politieke situatie een gevolg is of blijk geeft van gebrek aan integriteit en verachting van Grondwet en Trias Politica, zal moeten blijken. Sint Maarten is een autonoom land binnen het Koninkrijk. Mij past daarom terughoudendheid bij het geven van een inhoudelijk oordeel over de oorzaken van de ontstane situatie, maar er is reden voor zorg en waakzaamheid. Daarom houdt de Nederlandse regering deze situatie wel nauwlettend in de gaten, temeer gelet op onze betrokkenheid bij wederopbouw en het versterken van de rechtsstaat in Sint Maarten.

Vraag 3

Deelt u de opvatting dat de toespraak van de premier onderstreept dat de democratische rechtsstaat inclusief de integriteit van het openbaar bestuur en het functioneren van de rechtshandhaving op Sint Maarten zich in een diepe crisis bevindt? Wilt u het antwoord op deze vraag beantwoorden in het licht van artikel 43, lid 2 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden?

Antwoord

Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, vloeit uit de staatkundige inrichting van het Koninkrijk voort dat ik voorzichtig moet zijn bij het geven van een inhoudelijk oordeel over het functioneren van de politieke instellingen van de Caribische landen. Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten behartigen zelfstandig hun eigen aangelegenheden (artikel 41 Statuut). Onder deze eigen aangelegenheden vallen ook de staatsinrichting, het openbaar bestuur en de rechtshandhaving. Het klopt dat deze autonomie niet grenzeloos is. Op grond van artikel 43, tweede lid, Statuut is het Koninkrijk verantwoordelijk voor het waarborgen van de waarden van fundamentele rechten, rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur in elk van de landen. In het licht van de autonomie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten binnen het Koninkrijk – en, daaraan voorafgaand, hun recht op zelfbeschikking – moet echter behoedzaam worden omgesprongen met deze waarborgfunctie. Van bestuurlijk ingrijpen door het Koninkrijk kan bijvoorbeeld alleen in uitzonderlijke omstandigheden sprake zijn. Deze staatsrechtelijke verhoudingen betekenen niet dat het Koninkrijk – en daarbinnen Nederland, als grootste partner – niet alert moeten blijven. Waar er – zoals momenteel helaas in Sint Maarten – aanleiding is om aan te nemen dat de democratische rechtsstaat in zwaar weer verkeert, is de regering van het Koninkrijk c.q. Nederland gehouden om alles wat redelijkerwijs en juridisch mogelijk is te doen om de situatie te (helpen) verbeteren. Aldus werkt Nederland al jaren intensief met de autoriteiten van Sint Maarten samen door een bijdrage te leveren aan het versterken van de rechtsstaat. Op grond van diverse samenwerkingsregelingen en justitiële Rijkswetten krijgt samenwerking vorm op het gebied van veiligheid en rechtshandhaving, maar bijvoorbeeld ook via de onderlinge regeling versterking grenstoezicht en de oprichting van een Integriteitskamer, die als voorwaarden golden voor het beschikbaar stellen van wederopbouwmiddelen.

Vraag 4

Welke mogelijkheden heeft de regering van het Koninkrijk om stabiliteit en integriteit op Sint Maarten te bevorderen in de huidige politieke situatie? Welke mogelijkheden bestaan er op het vlak van geschreven en ongeschreven statutair staatsrecht om – ten behoeve van het welzijn van de inwoners van Sint Maarten – terug te keren naar een fatsoenlijk functionerende democratische rechtsstaat?

Antwoord

Zoals in het antwoord op vraag 3 beschreven, zijn er verschillende mogelijkheden om stabiliteit en integriteit op Sint Maarten te bevorderen. Veel van deze mogelijkheden komen overigens niet toe aan de regering van het Koninkrijk maar aan de regering van Nederland, omdat zij gebaseerd zijn op samenwerking tussen Sint Maarten en Nederland (artikel 36-38 Statuut). Waar het staatsrechtelijke mogelijkheden voor de regering van het Koninkrijk betreft om de democratische rechtsstaat te bevorderen, zijn de instrumenten beperkter. Klassieke bestuurlijke toezichtsarrangementen in het Statuut treft men aan in artikel 50 (een vernietigingsrecht) en artikel 51 (een taakverwaarlozingsregime). Beide procedures zouden toepassing kunnen vinden, indien de democratische rechtsstaat ernstig en acuut gevaar loopt en – in het geval van artikel 51 – de constitutionele instellingen van Sint Maarten zelf niet bij machte blijken daaraan het hoofd te bieden. Voorts valt nog te wijzen op de bevoegdheid van de regering van het Koninkrijk om een aanwijzing te geven aan de Gouverneur van Sint Maarten, op grond van artikel 15 Reglement voor de Gouverneur van Sint Maarten. Deze bevoegdheid, waarvan in het verleden enkele malen gebruik werd gemaakt, is minder verstrekkend dan de bevoegdheden neergelegd in artikel 50 en 51 Statuut en daardoor ook aan minder stringente voorwaarden gebonden dan deze laatste twee bepalingen. Niettemin dient ook hiermee met grote terughoudendheid te worden omgegaan. Uitgangspunt blijft de autonome status van Sint Maarten binnen het Koninkrijk.

Vraag 5

Bent u bereid desnoods onorthodoxe maatregelen te overwegen met het oog op de bevolking van Sint Maarten?

Antwoord

Vanzelfsprekend bereidt de regering zich voor op allerlei situaties. Ik kan niet vooruitlopen op de vraag wat we dan precies zullen doen. Eventuele besluitvorming zal hoe dan ook altijd moeten geschieden met inachtneming van de daarvoor geldende constitutionele kaders. Voor ingrijpen van Koninkrijkswege betekent dit, zoals hierboven uiteengezet, dat dit zeer zorgvuldig zou moeten geschieden. Daar komt bij dat ik meer geloof in samenwerking tussen de landen binnen het Koninkrijk dan in een dwingend ingrijpen door het Koninkrijk. Uiteraard moeten de omstandigheden dat wel toelaten.

Vraag 6

Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de plenaire behandeling van de begroting Koninkrijksrelaties voor 2020?

Antwoord

Ja.

Indiener(s)