Antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Leijten over de informatie die de regering gaf over de CAF-11 zaak aan de Nationale ombudsman

2019Z15756
Vragen van de leden Omtzigt (CDA) en Leijten (SP) aan de Staatssecretaris van Financiën over de informatie die de regering gaf over de CAF-11 zaak aan de Nationale ombudsman (ingezonden 15 augustus 2019).

Vraag 1

Bent u bekend met het feit dat de Nationale ombudsman bezwaar over het niet heropenen van het onderzoek naar CAF-11 (kinderopvangtoeslag) afwees met de volgende redenering: “De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: Toeslagen) heeft in zijn brief van 14 mei 2018 vermeld dat in 2014 in totaal 235 vraagouders kinderopvang afnamen via gastouderbureau Dadim te Eindhoven. U spreekt dit tegen: volgens u leverde dit gastouderbureau in 2014 slechts aan 157 vraagouders kinderopvang. U zegt hiervoor sterk bewijs te hebben. Wij hebben dit punt voorgelegd aan Toeslagen en gevraagd of zij zeker zijn van het aantal van 235. Toeslagen heeft ons verzekerd dat de genoemde 235 vraagouders in 2014 allen cliënten waren van gastouderbureau Dadim"? 1)

Antwoord op vraag 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat Toeslagen de Nationale ombudsman meegedeeld heeft dat de genoemde 235 ouders allen cliënten waren van gastouderbureau Dadim in het jaar 2014?

Antwoord op vraag 2

In de brief aan de Nationale Ombudsman (hierna: NO) van 14 mei 2018 is het volgende medegedeeld:

“Het aantal ouders dat in 2014 gebruik maakte van opvang door een gastouder die bemiddeld werd door het betrokken gastouderbureau bedroeg 235. De lopende toeslagen van deze 235 ouders zijn in 2014 gestopt.” [1]

Vraag 3

Herinnert u zich dat u op 28 juni jl. de Kamer het volgende warrige antwoord stuurde, waaruit volstrekt helder is dat in 2014 niet alle 235 vraagouders bij Dadim waren aangesloten:

“[Vraag] In de evaluatie CAF Hawaii wordt melding gemaakt van 317 betrokken BSN’s, waarvan bij 248 de toeslag is stopgezet. Hoe verklaart u het verschil tussen de 302 ouders en de 235 stopzettingen die u noemt in uw brief van 11 juni?

[Antwoord] In de loop van de behandeling zijn de aantallen vraagouders en stopzettingen steeds beter in beeld gebracht. Uiteindelijk zijn 302 vraagouders in de populatie betrokken, waarvan 235 ouders in 2014 kinderopvangtoeslag hadden. De andere 67 ouders hadden op dat moment geen kinderopvangtoeslag, maar wel in de jaren 2012 en/of 2013. Zoals eerder is aangegeven is de adviescommissie uitvoering toeslagen gevraagd om alle individuele dossiers van vraagouders voor te bereiden voor een nadere beoordeling.

[Vraag] Wilt u alsnog de vragen 17, 18, 19 en 20 van de commissie Financiën beantwoorden die zijn gesteld over de brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 maart 2019 over zijn toezeggingen en op 11 juni 2019 zijn beantwoord? Meer precies: kunt u aangeven welke vraagouder aan welke gastouder en welk gastouderbureau waren gekoppeld, zodat duidelijk wordt hoe per bureau de bezwaar- en beroepsprocedures zij verlopen?

[Antwoord] De onderzoekspopulatie bestaat uit 302 vraagouders. Daarvan was een groot deel aangesloten bij het betrokken gastouderbureau in 2012 en/of 2013 en/of 2014. Een andere groep bij dit gastouderbureau aangesloten vraagouders was eerder aangesloten bij een ander gastouderbureau. De overige ouders zijn niet overgegaan naar het betrokken gastouderbureau of hadden opvang op dezelfde locatie als het betrokken gastouderbureau. De bezwaar - en beroepsprocedures hebben betrekking op de vraagouders, niet op de gastouders of het gastouderbureau. Zoals eerder is aangegeven is de adviescommissie gevraagd om alle individuele dossiers van vraagouders voor te bereiden voor een nadere beoordeling”? 2)

Antwoord op vraag 3

Ja, ik herinner mij deze antwoorden.

Vraag 4

Hoeveel van de 235 vraagouders bij wie de kinderopvangtoeslag is stopgezet in 2014, hadden in 2014 kinderopvang via het bureau Dadim?

Antwoord op vraag 4

Op 28 juni heb ik aangegeven dat de aantallen vraagouders en stopzettingen steeds beter in beeld gebracht worden. [2] Ik heb toen geschreven dat uiteindelijk 302 vraagouders in de populatie zijn betrokken, waarvan een groot deel was aangesloten bij het betrokken gastouderbureau in 2012 en/of 2013 en/of 2014. Ook heb ik aangegeven dat 235 vraagouders uit de populatie in 2014 kinderopvangtoeslag ontvingen. Van deze ouders zijn de voorschotten kinderopvangtoeslag stopgezet. Over deze nuancering is overigens contact geweest met de NO. Die gaf aan dat precieze aantal vraagouders in het jaar 2014 geen invloed heeft op de uitkomsten van zijn onderzoek (zie ook vraag 5).

Toeslagen heeft mij desgevraagd laten weten dat circa 200 van deze 235 vraagouders waren aangesloten bij het betrokken gastouderbureau.

Vraag 5

Klopt het dat de ombudsman op basis van foutieve informatie van de Belastingdienst/Toeslagen dit onderzoek gesloten heeft?

Antwoord op vraag 5

Nee, dat klopt niet. De Nationale ombudsman concludeert in de brief aan het advocatencollectief dat het precieze aantal vraagouders in het jaar 2014 geen invloed heeft op de uitkomsten van zijn onderzoek (“ Ik ben van mening dat het precieze aantal vraagouders in het jaar 2014 geen invloed heeft op de uitkomsten van mijn onderzoek ”) of de conclusies van het onderzoek (“ Voor de conclusies van het onderzoek is het niet van essentieel belang of er 157 of 235 vraagouders (of een aantal daar tussenin) zijn getroffen.” ).

Vraag 6

Op welke wijze heeft u de ombudsman verteld dat u hem onjuiste informatie verschaft heeft?

Antwoord op vraag 6

Mijn medewerkers en ik proberen de NO altijd zo zorgvuldig mogelijk te informeren. Er is in de samenstelling van deze groep afgelopen jaar steeds meer inzicht gekomen. Hierover is uw Kamer bijvoorbeeld geïnformeerd bij brief van 28 juni jl.[3] In die tijd is ook bovenstaande nuancering aan de NO toegelicht. De NO heeft daarbij aangeven dat dit voor de conclusie van zijn onderzoek geen verschil maakt (zie ook het antwoord op vraag 5).

Vraag 7

Kunt u deze vragen één voor één en binnen twee weken beantwoorden?

Antwoord op vraag 7

Uw vragen zijn één voor één en tezamen met andere Kamervragen over CAF-zaken beantwoord.



[1] Brief 14 mei 2018: geen powerplay maar fair play

[2] Kamerstukken II, 2018/19, 31 066, nr. 517, antwoorden op vragen 67 en 68.

[3] Kamerstukken II 2018/19, 31066, nr. 517.

Indiener(s)