Antwoord op vragen van de leden Van den Hul, Bergkamp en Özütok over een slachtoffer van homofobe bedreigingen dat zelf de dader moest opsporen

In antwoord op uw brief van 5 augustus 2019 deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van de leden Van den Hul (PvdA), Bergkamp (D66) en Özütok (GroenLinks) over een slachtoffer van homofobe bedreigingen dat zelf de dader moest opsporen worden beantwoord in de bijlage bij deze brief.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Ferd Grapperhaus


Antwoorden Kamervragen van de leden Van den Hul (PvdA), Bergkamp (D66) en Özütok (GroenLinks) aan de minister van Justitie en Veiligheid over een slachtoffer van homofobe bedreigingen dat zelf de dader moest opsporen maar de politie vervolgens de zaak niet in behandeling wilde nemen (ingezonden 5 augustus, (2019Z15536 )

Vraag 1

Hoe beoordeelt u het bericht dat de politie niets deed bij een geval van langdurige homofobe bedreigingen, zelfs nadat het slachtoffer een dossier overhandigde met alle informatie over de dader, inclusief naam, adresgegevens en een duidelijk portret, en dat de politie pas in actie is gekomen nadat het openbaar ministerie daartoe heeft moeten sommeren? [1]

Antwoord 1

Ik ben van mening dat deze zaak zorgvuldiger had moeten worden behandeld, de politie deelt deze mening. De politie heeft het slachtoffer uitgenodigd voor een gesprek, het netwerk Roze in Blauw is hier ook bij betrokken. Zoals bekend kan ik verder niet ingaan op individuele zaken.

Vraag 2

Wat is uw beleid om de aangiftebereidheid bij discriminatie te verhogen?

Vraag 3

Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat aangifte van discriminatie vaker leidt tot een veroordeling?

Antwoorden 2 en 3

Geweld tegen LHBTI-personen mag niet worden geaccepteerd. De aanpak van discriminatie is wezenlijk voor het functioneren van en het vertrouwen in onze samenleving en haar instituties. Het aanpakken van iedere vorm van discriminatie heeft derhalve prioriteit, ook voor de politie en het OM. Belangrijke kaders voor de landelijke aanpak van discriminatie zijn het Nationaal Actieprogramma Discriminatie 2016-2020 en de Veiligheidsagenda 2019-2022. Hiermee onderstreept het kabinet het belang van bestrijding van discriminatie.

Met het Actieplan Veiligheid LHBTI dat in april jl. aan uw Kamer is gezonden zet ik in op een verhoging van de meldings- en aangiftebereidheid, verbetering van de registratie, het vergroten van kennis en expertise bij politiemedewerkers, de zorg voor slachtoffers, het monitoren van discriminatiezaken en uitbreiding van de capaciteit bij het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie van het OM [2].

Het uitgangspunt van de politie is en blijft dat de politie van en voor iedereen is en dat iedereen bij elke politiemedewerker terecht kan en goed geholpen wordt. In het Actieplan noemde ik al de App «Meld Discriminatie Nu». Deze app vergroot de bekendheid van de mogelijkheden om te melden. Daarnaast heb ik onderzoek aangekondigd naar de werkwijze omtrent de strafverhoging bij commune delicten met een discriminatoir aspect. Al deze maatregelen zullen bijdragen aan een verbetering van de behandeling van aangiftes van discriminatie en daarmee van de opsporing en vervolging van discriminatie-incidenten. In het voorjaar van 2020 zal uw Kamer in de periodieke voortgangsrapportage over het Nationaal actieprogramma tegen discriminatie worden bericht over de voortgang van de maatregelen in het Actieplan.

Vraag 4

Op welke wijze gaat u de positie van Roze in Blauw versterken, waar de Kamer met de motie Özütok c.s. om heeft gevraagd? [3]

Antwoord 4

In het Halfjaarbericht politie van 4 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de positie van Roze in Blauw binnen de politieorganisatie wordt versterkt [4]. De kennis en expertise van dit netwerk worden ingezet waar nodig, het uitgangspunt is dat iedereen bij elke politiemedewerker terecht kan en daar goed geholpen wordt. De inzet van specialistische expertise wordt in de politieorganisatie geborgd met de Netwerken Divers Vakmanschap. Deze netwerken zijn verspreid over de eenheden en staan onderling met elkaar in verbinding, waardoor de kennis en expertise actief kunnen worden ingezet in het operationele politiewerk. Op deze wijze wordt het bevorderen van diversiteit integraal opgepakt.

Vraag 5

Klopt het dat u naar aanleiding van de motie Bergkamp c.s. geen apart onderzoek gaat uitvoeren naar gespecialiseerde rechercheurs? [5] Zo ja, waarom en op welke wijze gaat u dan wel de motie uitvoeren? Zo nee, op welke wijze moeten we uw brief van 31 juli 2019 dan interpreteren? [6]

Antwoord 5

In de beleidsreactie op het WODC-onderzoek naar de mogelijke speciale behoeften van slachtoffers van commune delicten met een discriminatoir aspect (zogeheten hate crimes) ten aanzien van het strafproces en de slachtofferhulp, die ik u gezamenlijk met de Minister voor Rechtsbescherming naar verwachting in het najaar zal doen toekomen, zal worden ingegaan op de motie Bergkamp.

Vraag 6

Welke vraagstelling heeft het onderzoek van het WODC naar hate crime? Klopt het dat dit onderzoek al klaar is en zo ja, sinds wanneer?

Antwoord 6

Met dit onderzoek wordt onder meer beoogd na te gaan wat Nederland kan leren van buitenlandse voorbeelden van opvang die is afgestemd op de slachtoffers van commune delicten met een discriminatoir aspect. Ook wordt onderzocht wat de behoeften zijn van de verschillende te onderscheiden slachtoffergroepen van 'hate crime' in Nederland: in hoeverre stelt dit bijzondere eisen aan de opvang van deze slachtoffers bij het melden c.q. doen van aangifte en daarna bij het bieden van slachtofferhulp? In hoeverre worden de mogelijkheden voor het bieden van bescherming en wegnemen van angst als toereikend ervaren? Het WODC heeft mij bericht dat het onderzoek zijn afronding nadert.

Vraag 7

Gaat dit onderzoek over hate crimes ook over gespecialiseerde rechercheurs? Zo ja, op welke wijze en in welke vraagstelling is deze onderzoeksvraag dan meegenomen? Zo nee, hoe moeten we de brief dan interpreteren?

Antwoord 7

Ja. Er is onderzocht wat de behoeften zijn van de verschillende te onderscheiden slachtoffergroepen van hate crime ten aanzien van de strafprocedure en slachtofferhulp en in hoeverre dit bijzondere eisen stelt aan bijvoorbeeld de opvang van deze slachtoffers bij het melden c.q. doen van aangifte en daarna bij het bieden van slachtofferhulp. Ook is er gekeken naar buitenlandse voorbeelden, zoals het werken met gespecialiseerde agenten.

Vraag 8

Hoe gaat u de motie Van den Hul c.s. over ontwikkeling van een leerlijn (lhbti)-discriminatie te ontwikkelen als vast onderdeel binnen de politieacademie uitvoeren? [7]

Antwoord 8

In het Halfjaarbericht politie van 4 juli jl. ben ik hierop ingegaan [8]. In de basispolitieopleiding, die iedere politiemedewerker moet volgen, is er aandacht voor LHBTI. Om kennis en expertise over de verschillende groepen in de organisatie te borgen, worden politiemedewerkers getraind op divers vakmanschap, zowel in de basis als in de voortgezette opleidingen. Het curriculum voor de voortgezette opleiding wordt op dit moment geactualiseerd. Daarnaast komt er binnen het basispolitieonderwijs meer aandacht voor het thema discriminatie, zowel vanuit strafvorderlijk perspectief als vanuit het perspectief van het slachtoffer. Het netwerk Roze in Blauw wordt regelmatig ingeschakeld om in het kader van dit thema gastcolleges te geven. Ook zal de Politieacademie een voorlichtingsfilm over transgenders gaan gebruiken in de opleiding, die in samenwerking met het Transgendernetwerk Nederland (TNN) tot stand is gebracht. Deze voorlichtingsfilm instrueert over een professionele bejegening van transgender-personen bij het opnemen van aangiften en bij fouilleren.



[1] “Dirk spoorde dader van homofobe bedreigingen op: ‘Politie deed niets’”, Het Parool, 3 augustus 2019 ( https://www.parool.nl/amsterdam/dirk-spoorde-dader-van-homofobe-bedreigingen-op-politie-deed- niets~b30d780a/ )

[2] Kamerstukken II, 2018/19, 30 420, nr. 303

[3] Kamerstuk 30 420. nr. 314

[4] Kamerstukken II, 2018/19, 29 628, nr. 896

[5] Kamerstuk 30 420, nr. 324

[6] Kamerstukken II, 2018/19, 29 628, nr. 899

[7] Kamerstuk 30 420, nr. 310

[8] Kamerstukken II, 2018/19, 29 628, nr. 896

Indiener(s)