Antwoord op vragen van het lid Raemakers over het bericht 'Gemeenten niet gericht op schuldenvrij maken inwoners'

Hierbij zend ik u, mede namens de minister voor Rechtsbescherming, de antwoorden op de vragen van het lid Raemakers (D66) over het bericht ‘Gemeenten niet gericht op schuldenvrij maken inwoners’.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

T. van Ark

Bijlage

Eindrapport Aansluiting gezocht! Verkenning aansluiting minnelijke schuldhulpverlening en wettelijke schuldsanering

2019Z11928

(Ingezonden 12 juni 2019)

Antwoorden op de vragen van het lid Raemakers (D66) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht ‘Gemeenten niet gericht op schuldenvrij maken inwoners’

1

Bent u bekend met het artikel ‘Gemeenten niet gericht op schuldenvrij maken inwoners’?1)

Antwoord op vraag 1

Ik ben bekend met het artikel. Het artikel is geschreven naar aanleiding van het rapport ‘Aansluiting gezocht!’ dat ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming heb laten opstellen. U heeft het rapport op 27 mei 2019 ontvangen als bijlage bij de voortgangsbrief Brede Schuldenaanpak[1].

2

Deelt u de mening dat het onwenselijk is wanneer de focus bij gemeentelijke schuldhulpverlening meer ligt op gedragsverandering dan op een schuldenvrije toekomst? Zo ja, wat kunt u doen om hierin een verandering in de werkwijze te bewerkstelligen?

Antwoord op vraag 2

Ik vind het belangrijk dat er meer aandacht is gekomen voor financieel gezond gedrag. Bijvoorbeeld in de vorm van stress-sensitieve dienstverlening. Dit kan de duurzaamheid van de geboden oplossing ten goede komen. Gedragsverandering maakt daarmee een integraal onderdeel uit van het werken aan het beheersbaar maken dan wel oplossen van een problematische schuldsituatie. De conclusies van het WRR-rapport ‘Weten is nog geen doen’ [2] onderstrepen dit. Waar het rapport ‘Aansluiting gezocht!’ terecht op wijst is dat de aandacht voor het gedrag van mensen niet ten koste mag gaan van het vinden van een passende oplossing voor de problematische schuldsituatie. Het oplossen van een problematische schuldsituatie is zowel afhankelijk van gedragsaspecten (de schuldenaar moet bijvoorbeeld tijdens het traject geen nieuwe schulden maken) als van de aard van het schuldenpakket. Het aanbieden van een schuldregeling of doorstroming naar een Wsnp-traject zijn vormen van hulpverlening die een gemeente kan aanbieden. Andere vormen van hulpverlening zijn gericht op het voorkomen van escalatie en het beheersbaar maken van de schuldensituatie.

3

Hoe beoordeelt u de constatering dat aanmeldingen voor schuldhulp in toenemende mate buiten de registraties van schuldhulporganisaties blijven?

Antwoord op vraag 3

Gemeenten moeten de mensen met (het risico op) problematische schulden in beeld willen hebben. Een goede registratie van hulpvragen kan gemeenten een goed beeld geven van de behoeften binnen de lokale situatie. Bovendien kan op deze wijze een gemeente en een gemeenteraad beter sturen op de effectiviteit van de uitvoering van hun schuldhulpverlening. Het is mede daarom dat ik ook een goede registratie stimuleer. In dat kader is met subsidie van SZW de Benchmark Armoede en Schulden doorontwikkeld. Met de benchmark worden gemeenten gemotiveerd om beter te registreren, zodat ze van elkaar kunnen leren: hoe doe ik het als gemeente in vergelijking met andere? Waarom doet een andere gemeente het beter en wat kunnen wij daarvan overnemen?

Ik verwacht dat de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) voor gegevensuitwisseling en vroegsignalering die ik voorbereid, verder bij zal dragen aan een betere registratie.

4

Wat kunt u op korte termijn doen om samen met betrokken partijen en gemeenten tot betrouwbaar en sluitend cijfermateriaal over de werking van de minnelijke schuldhulpverlening te komen?

Antwoord op vraag 4

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de schuldhulpverlening. Zij moeten (cijfermatig) inzicht hebben of verkrijgen om te kunnen sturen op de effectiviteit van de uitvoering van hun schuldhulpverlening. Het college van burgemeester en wethouders moet immers verantwoording kunnen afleggen aan de gemeenteraad.. Ik ondersteun ze hierbij, zoals met de genoemde subsidie voor de doorontwikkeling van de Benchmark.

Naast de benchmark laat ik op dit moment onderzoek doen naar de landelijke schuldenproblematiek in vervolg op Huishoudens in de rode cijfers 2015 [3]. Het CBS heeft het vooronderzoek [4] inmiddels afgerond. Het CBS onderzocht hoe problematische schulden in kaart gebracht kunnen worden op basis van gegevens uit bestaande registers in plaats van op basis van enquêtes, zoals tot nu toe is gebeurd. Een onderzoek op basis van gegevens uit bestaande registers is beduidend minder arbeidsintensief en kan daardoor jaarlijks (in plaats van nu 3-jaarlijks) worden uitgevoerd. In dit jaarlijks terugkerende onderzoek zullen data uit het Curatele- en bewindsregister, het Centrale Insolventie Register en de registratie Schuldregeling bij het Bureau Krediet Registratie verwerkt worden. Door gebruik te maken van deze registers ontstaat een accurater beeld. De publicatie van het eerste onderzoek van het CBS verwacht ik in het voorjaar van 2020.

5

Wat kunt u daarnaast doen om tot een uniforme definitie van problematische schulden en het minnelijke traject te komen, om zo het verschil in behandeling per gemeente terug te brengen?

Antwoord op vraag 5

De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening geeft een duidelijke definitie van schuldhulpverlening. Deze definitie is bewust breed, de gemeenteraad moet immers een plan vaststellen dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente. De definitie is voldoende helder: de aan de inwoner geboden oplossing moet gericht zijn op het oplossen van schulden.

Wel zie ik dat het dienstverleningsaanbod per gemeente verschilt en nog te vaak van wisselende kwaliteit is. Ook de samenwerking en aansluiting tussen de verschillende vormen van dienstverlening op gemeentelijk niveau is niet altijd optimaal. Ik vind dit een belangrijk conclusie van de onderzoekers. Mensen moeten verzekerd zijn van voldoende kwaliteit en professionaliteit binnen de schuldhulpverlening. Door verschillende partijen moet hieraan worden gewerkt.

In mijn reactie op het rapport die ik gelijktijdig aan de Kamer stuur ga ik daarom in op verschillende initiatieven die moeten bijdragen aan het vergroten van de kwaliteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening. Het rapport laat zien dat er nu doorgepakt moet worden. Daarvoor zijn een drietal trajecten van belang die de kwaliteit van de schuldhulpverlening verder moeten verbeteren: de bestuurlijke uitgangspunten, de basisnorm schuldhulpverlening en het beroepscompetentieprofiel die worden ontwikkeld.

6

Herkent u de constatering dat het schuldenaren ontbreekt aan een helder kader waarop gerekend mag worden bij gemeentelijke schuldhulpverlening en wat zijn hierop uw inspanningen?

Antwoord op vraag 6

Gemeenten moeten een plan hebben dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan haar inwoners op basis waarvan mensen worden toegelaten tot de schuldhulpverlening en worden geholpen. Met de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wil ik zorgen dat dit nog duidelijker in de wet wordt verankerd. Het drietal trajecten dat ik noem in het antwoord op vraag 5, zal daarnaast bijdragen aan een grotere kwaliteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening.

7

Welke inspanningen pleegt u om een zo groot mogelijk aantal schuldenaren op de hoogte te laten zijn van hun afdwingbare rechten in de gemeentelijke schuldhulpverlening?

Antwoord op vraag 7

Ik vind het belangrijk dat mensen weten waar zij recht op hebben. In de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening stel ik voor om de rechtspositie van mensen met schulden te versterken. Dit wil ik bereiken door expliciet in de wet op te nemen dat gemeenten een toegangsbesluit moeten nemen mét een plan van aanpak. Op die manier weten mensen waar ze op kunnen rekenen. Op het moment dat een aanvraag wordt afgewezen, zullen gemeenten goed moeten motiveren op welke gronden dit gebeurt: er zal altijd een individuele toetsing plaats moeten vinden.

8

Op welke wijze verklaart u dat de toestroom naar de minnelijke schuldhulpverlening gelijk lijkt te zijn gebleven, terwijl het onderzoek ‘Aansluiting gezocht’ stelt dat het reëel is te veronderstellen dat het aantal aanmeldingen voor schuldhulp is gestegen? 2)

Antwoord op vraag 8

Dit wordt door de onderzoekers deels verklaard doordat gemeenten hebben gewerkt aan een breed aanbod van verschillende trajecten binnen de schuldhulpverlening. Het aantal aanmeldingen is in de crisisjaren gestegen en laat nu weer een daling zien, waarbij het aantal aanmeldingen nog steeds ruim boven de aantallen van voor 2009 ligt. De gemeten toestroom betreft echter alleen het aantal ingezette trajecten richting een schuldregeling. Een schuldregeling is niet voor iedereen een passende oplossing is. Zowel de persoonlijke omstandigheden als de aard van het schuldenpakket kunnen aanleiding zijn om een andere vorm van dienstverlening aan te bieden. Dat zien we ook terug in de sinds 2009 opgetreden verbreding van het dienstverleningsaanbod. Zo worden voor beginnende schulden vaak vrijwilligers effectief ingezet, terwijl voor problematische schulden gemeenten inzetten op een minnelijke schuldregeling.

9

Deelt u de mening, dat het onwenselijk is wanneer de geconstateerde ontoegankelijkheid van het minnelijk traject belemmeringen opwerpt voor toetreding tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)? Zo ja, wat kunt u doen om deze doorstroom te bevorderen?

Antwoord op vraag 9

Ik vind het wenselijk dat het minnelijke traject goed toegankelijk is. Ik vind dat de gemeentelijke schuldhulpverlening breed toegankelijk moet zijn. Ik blijf me hiervoor inzetten. Mensen moeten verzekerd zijn van voldoende kwaliteit en professionaliteit binnen de schuldhulpverlening. Door betrokken partijen moet hierop worden doorgepakt.

Ik faciliteer gemeenten in het eerder vinden van mensen met schulden en het zorgen voor een snellere doorstroming, door de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening voor vroegsignalering en gegevensuitwisseling. Ik informeerde u hier al over in mijn reactie op het rapport ‘Knellende Schuldenwetgeving’ [5] en in de voortgangsbrief Brede Schuldenaanpak [6].

Specifiek voor de aansluiting van de schuldhulpverlening op de Wsnp is samen met Bureau Wsnp de Checklist verzoekschrift Wsnp voor schuldhulpverleners [7] ontwikkeld. De checklist moet ervoor zorgen dat gemeenten een kwalitatief hoogwaardige aanvraag voor de Wsnp kunnen doen. Daarmee wordt de aansluiting tussen de minnelijke schuldhulpverlening en de wettelijke schuldsanering verbeterd.

10

In hoeverre herkent u en hoe beoordeelt u de in het rapport beschreven signalen dat gemeenten zich sinds de invoering van de WSNP minder zouden inzetten om tot een minnelijk traject te komen?

Antwoord op vraag 10

Ik herken dit beeld niet. De Wsnp heeft niet gezorgd voor een afname in het aantal minnelijke schuldregelingen. Zoals ik u schreef in mijn antwoord op vraag 2 en vraag 8 hebben gemeenten een breed aanbod van verschillende hulpverleningstrajecten. Hierbij moeten de behoefte en vermogens van de schuldenaar centraal staan, zodat escalatie van de schulden voorkomen kan worden en de problematische schuldensituatie beheersbaar wordt.

11

Wat kunt u, naast het informeren van gemeenten via de Gemeentebrief, doen om gemeenten aan te sporen zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) eerlijke toegang te verstrekken tot de schuldhulpverlening?

Antwoord op vraag 11

Ik heb inderdaad recent in het Gemeentenieuws van SZW gemeenten hierover geïnformeerd. Zoals ik u heb toegezegd, zal ik ook in de voorgestelde wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening expliciet aandacht geven aan de toegang tot de schuldhulpverlening voor zzp’ers.

Om ondernemers met schulden goed te kunnen helpen moeten professionals voldoende kennis in huis hebben. Dit is niet eenvoudig. Daarom organiseert het programma Schouders Eronder bijeenkomsten met betrokken partijen om hier aan te werken en van elkaar te leren. Ik ben daarom blij dat zij dit onderwerp actief oppakken.

12

In hoeverre onderkent u de vaststelling in het rapport dat het in het huidige stelsel niet mogelijk is te sturen op de effectiviteit van schuldhulpverlening?

Antwoord op vraag 12

Zoals ik u antwoordde bij vraag 5 is de gemeenteraad verantwoordelijk voor het controleren van de kwaliteit en effectiviteit van de schuldhulpverlening. De effectiviteit van de schuldhulpverlening is niet alleen te meten in het aantal (al dan niet succesvolle) minnelijke schuldregelingen dat wordt gesloten. Wat werkt en wat past, verschilt per persoon. Vanuit de rijksoverheid faciliteren wij gemeenten intensief bij het vergroten van de kwaliteit en de professionaliteit van de schuldhulpverlening. Zo moet de gemeentelijke professional de kennis en het vakmanschap krijgen om vanuit het gemeentelijke aanbod per individu te kijken welke hulpverlening passend en effectief is.

Ik laat op dit moment ook onderzoek doen naar de landelijke schuldenproblematiek in vervolg op Huishoudens in de rode cijfers 2015 [8]. Het CBS heeft het vooronderzoek [9] inmiddels afgerond. Het CBS onderzocht hoe problematische schulden in kaart gebracht kunnen worden op basis van gegevens uit bestaande registers in plaats van op basis van enquêtes, zoals tot nu toe is gebeurd. Dit onderzoek zal gemeenten beter inzicht geven in de lokale schuldenproblematiek zodat daarmee de effectiviteit van de gemeentelijke uitvoering kan worden vergroot.

13

Op welke wijze kunt u vanuit uw coördinerende rol de sturing op effectiviteit van het schuldhulpverlening vergroten?

Antwoord op vraag 13

Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de sturing op de effectiviteit van hun schuldhulpverlening. Vanuit mijn coördinerende rol bevorder ik de samenhang tussen de verschillende stelsels: gemeentelijke schuldhulpverlening, beschermingsbewind en de Wsnp. Mijn insteek daarbij is om de regierol van gemeenten te versterken zodat zij mensen met (het risico op) problematische schulden passende dienstverlening kunnen bieden.

14

Kunt u deze vragen een voor een en uiterlijk bij uw reactie aan de Kamer op het rapport ‘Aansluiting gezocht’ beantwoorden?

Antwoord op vraag 14

Ja.

1) https://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/nieuws/gemeenten-niet-gericht-op-schuldenvrij- maken.9775797.lynkx

2) Berenschot, 26 april 2019, Aansluiting gezocht! Verkenning aansluiting minnelijke schuldhulpverlening en wettelijke schuldsanering



[1] Kamerstukken II, 2018/19, 24 515, nr. 489

[3] Panteia, Huishoudens in de rode cijfers 2015.

[5] Kamerstukken II, 2018/19, 24 515 nr. 456

[6] Kamerstukken II, 2018/19, 24 515, nr. 489

[8] Panteia, Huishoudens in de rode cijfers 2015.

Indiener(s)