Antwoord op vragen van het lid Bisschop over branden in Aramese dorpen in Turkije

Hierbij bied ik de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Bisschop over branden in Aramese dorpen in Turkije. Deze vragen werden ingezonden op 14 augustus 2019 met kenmerk 2019Z15715.

Ik verwijs tevens naar mijn antwoorden op schriftelijke vragen gesteld door het lid Karabulut over de situatie van Aramese Christenen in Zuidoost Turkije. Deze antwoorden gingen uw Kamer toe op 15 augustus 2019 (2019Z15456).

De Minister van Buitenlandse Zaken

Stef Blok

[Ondertekenaar 1]

[Ondertekenaar 2]

[Ondertekenaar 3]

[Ondertekenaar 4]


Antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Bisschop (SGP) over branden in Aramese dorpen in Turkije

Vraag 1

Kent u het bericht 'Christelijke dorpen in Turkije geteisterd door brand'? [1]

Antwoord

Ja

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat de afgelopen weken diverse branden schade hebben aangericht in Aramese dorpen in de Turkse provincie Mardin die worden bevolkt door Oosterse christenen, en dat ook het eeuwenoude Mor Hananyoklooster werd getroffen?

Antwoord

De branden hebben schade aangericht aan de omgeving van Aramese, gemengde Aramees/Koerdische en Koerdische dorpen in de regio. De branden hebben de dorpen zelf niet bereikt. De rook van de branden is wel tot in de dorpen gekomen. Hetzelfde geldt voor het Mor Hananyo (of Deyrulzaferan) klooster: de landerijen eromheen zijn voor een groot deel afgebrand, maar de branden hebben het klooster zelf niet bereikt.

Vraag 3

Beaamt u dat deze branden onderdeel lijken te zijn van systematische benadeling van, of aanvallen op Turkse christenen door middel van onder meer brandstichting, berovingen en dreigingen, waarbij Turkse autoriteiten niet altijd ingrijpen?

Antwoord

De ambassade in Ankara onderhoudt nauw contact met de Aramese gemeenschap en NGO’s die zich bezighouden met de rechten van minderheden in Turkije. Ook over deze branden is contact geweest met de Aramese gemeenschap enerzijds en de lokale Turkse autoriteiten anderzijds. Bovendien heeft Nederland dit onderwerp op hoog niveau onder de aandacht gebracht bij het Turkse ministerie van Buitenlandse Zaken.

Hieruit is de indruk ontstaan dat de autoriteiten zich hebben ingezet voor de bestrijding van de branden, en dat de bestrijding van de branden in deze regio niet substantieel lijkt af te wijken van hoe bosbranden in andere regio’s van Turkije in de afgelopen weken zijn bestreden.

Vraag 4

In hoeverre is hier sprake van verwijtbare nalatigheid van Turkse autoriteiten, ook bijvoorbeeld inzake het onderhoud van elektriciteitsinfrastructuur in of rond deze dorpen?

Antwoord

De staat van de infrastructuur in en rond deze dorpen is vergelijkbaar met die in en rond andere plaatsen in het zuidoosten van Turkije.

Vraag 5

Indien dit er sprake is van nalatigheid, veroordeelt u dit, en bent u bereid de negatieve gevolgen van de branden en andere bedreigingen aan te kaarten bij de Turkse overheid, juist gezien de van oudsher gemarginaliseerde positie van (Aramese) christenen in Turkije?

Antwoord

Mij is niet gebleken dat er sprake is van op de (Aramese) christenen gerichte nalatigheid. De positie van (Aramese) christenen wordt door Nederland met regelmaat aan de orde gesteld in contacten met de Turkse autoriteiten, als genoemd laatstelijk op hoog niveau naar aanleiding van de genoemde branden.



Indiener(s)

Stef  Blok