Antwoord op vragen van de leden Bergkamp en Den Boer over het bericht dat er minder festivals georganiseerd moeten worden om drugsgebruik tegen te gaan

In antwoord op uw brief van 15 juli 2019 deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van de leden Bergkamp en Den Boer (beide D66) inzake het bericht dat er minder festivals georganiseerd moeten worden om drugsgebruik tegen te gaan, worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Ferd Grapperhaus

Antwoorden Kamervragen van de leden Bergkamp en Den Boer (beide D66) aan de minister van justitie en veiligheid over het bericht dat er minder festivals georganiseerd moeten worden om drugsgebruik tegen te gaan (ingezonden 15 juli 2019; nr. 2019Z15117)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht ‘Meer nodig tegen drugscriminaliteit’ in de Telegraaf van 11 juli 2019?

Antwoord op vraag 1

Ja.

Vraag 2

Staat u nog steeds achter de uitspraak dat er minder festivals georganiseerd moeten worden om drugsgebruik tegen te gaan?

Antwoord op vraag 2

Ik pleit niet voor een afname van het aantal festivals als zodanig. In het artikel heb ik gezegd dat we met elkaar kritisch moeten zijn op de vraag of we de handhaving van het verbod op het bezit van harddrugs tijdens festivals aan kunnen. Daar sta ik nog steeds volledig achter. Veel festivals kennen een ‘zero tolerance’ beleid ten aanzien van harddrugs. Dit kan vooralsnog niet verhinderen dat het gebruik van harddrugs op festivals hoog is. De mate waarin politiecapaciteit kan worden ingezet om strafrechtelijk op te treden tegen bezoekers die meer dan de gebruikershoeveelheid bij zich hebben verschilt per festival, maar is niet onbegrensd. Voorafgaand aan het organiseren van een festival zou daarom nadrukkelijker de vraag kunnen worden gesteld of het verbod op bezit van harddrugs en de handel daarin effectief zal kunnen worden gehandhaafd. Dit is echter een afweging die lokaal moet worden gemaakt. Afhankelijk van de beantwoording van die vraag zou het gevolg kunnen zijn dat het aantal festivals afneemt.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het organiseren van festivals een gemeentelijke aangelegenheid is waar het Rijk niets over te zeggen heeft?

Antwoord op vraag 3

Het is aan de lokale driehoek om afspraken te maken over de benodigde politie-inzet bij evenementen. Ook bepalen gemeenten zelf welke eisen zij stellen aan de organisatoren van festivals. Ik ga met al deze partijen het gesprek voeren over de wijze waarop tot een meer eenduidig en effectief beleid ten aanzien van de aanpak van drugs op festivals kan worden gekomen, zoals ik uw Kamer in mijn brief van 9 juli jl. heb geschreven. [1]

Vraag 4

Deelt u voorts de mening dat festivals positieve en gezellige uitingen van cultuur zijn, waar mensen naartoe komen om van hun favoriete muziek te genieten en te ontspannen met gelijkgestemden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 4

Dat kunnen festivals zijn, waarbij ik opmerk dat het gebruik van illegale drugs geen voorwaarde is om van een festival te kunnen genieten.

Vraag 5

Kunt u ingaan op het inzicht van experts dat het organiseren van minder festivals kan leiden tot een grotere underground scene waar nog minder controle is op het gebruik van drugs en op de gezondheid van aanwezigen?

Vraag 6

Deelt u de mening dat het minder organiseren van festivals om drugsgebruik te voorkomen zijn doel voorbij schiet, net zoals wij mensen ook niet oproepen minder de weg op te gaan om inzet van de verkeerspolitie te beperken?

Antwoord op vraag 5 en 6

Als gezegd pleit ik niet voor een afname van het aantal festivals. Wel zou, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, voorafgaand aan het organiseren van een festival de vraag moeten worden gesteld of het verbod op bezit van harddrugs en de handel daarin effectief zal kunnen worden gehandhaafd op een festival.



[1] Kamerstukken II 2018-2019, 24 077 / 29 911, nr. 427.

Indiener(s)