Antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Van der Molen over onbeantwoorde vragen over artikel 68 van de grondwet, de inlichtingenplicht van de regering

Hierbij bied ik u mede namens de staatssecretaris van Financiën de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die op 14 mei 2019 zijn gesteld door de leden Omtzigt en Van der Molen (beiden CDA) over “onbeantwoorde vragen over nota bene artikel 68 van de grondwet, de inlichtingenplicht van de regering” (kenmerk: 2019Z09399). Tevens voldoe ik daarmee aan de verzoeken van de commissie Financiën, ingekomen op 23 mei 2019 en 5 juli 2019 om de voorgelegde vragen alsnog afzonderlijk per vraag te beantwoorden (kenmerk: 2019D21525 en 2019Z10457/2019D30064). De vragen 4 t/m 18 van de leden Omtzigt en Van der Molen komen overeen met vraag 9 t/m 23 van de door de commissie voorgelegde vragen. De resterende vragen 1 t/m 8 zijn afzonderlijk beantwoord na het antwoord op de vragen van de leden Omtzigt en Van der Molen.

Uit het verzoek gedaan door de leden Omtzigt en Van der Molen en de commissie Financiën maak ik op dat er in de Kamer vragen leven over het informeren van de Kamer bij een Wob-verzoek en de omgang met staatsgeheime informatie. Naar aanleiding van deze Kamervragen zal ik op korte termijn in de ministerraad de kamerbrieven over artikel 68 Grondwet, met daarin het algemeen kabinetsbeleid dienaangaande, opnieuw aan de orde stellen. Ik zal bij de collega-bewindslieden het belang van het adequaat en tijdig informeren van de Kamer bij Wob-besluiten nog eens onder de aandacht brengen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,





drs. K.H. Ollongren


Vragen van de leden Omtzigt en Van der Molen (beiden CDA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Financiën over onbeantwoorde vragen over nota bene artikel 68 van de grondwet, de inlichtingenplicht van de regering (ingezonden op 14 mei 2019).

Vraag 1

Herinnert u zich dat u op 2 mei, na meer dan 13 weken wachten, de Kamervragen beantwoordde over de reikwijdte van artikel 68 van de grondwet en dat u op 22 vragen slechts 5 antwoorden gaf?

Antwoord

Op 29 april heb ik mede namens de staatssecretaris van Financiën de antwoorden op de Kamervragen aan de Kamer gestuurd. Vanwege interdepartementale afstemming vergde het opstellen van de antwoorden enige tijd. Daarover bent u bij brief van 21 februari jl. geïnformeerd. Kamervragen worden wel vaker in clusters beantwoord. In dit geval zijn de vragen in vijf clusters beantwoord vanwege de samenhang tussen en de leesbaarheid van de antwoorden.

Vraag 2

Erkent u dat u een fors aantal vragen, zoals u bijvoorbeeld de vragen over staatgeheimen of de vragen over het bewust vertragen van WOB-verzoeken, het belang van de staat, in het geheel niet beantwoord is?

Antwoord

Alle vragen zijn zo goed mogelijk beantwoord.

Vraag 3

Wilt u onderstaande vragen dus een voor een – en echt een voor een - en uitgebreid beantwoorden?

Antwoord

De vragen worden hierna een voor een beantwoord.

Vraag 4

Hoe vaak gaat een Wob-verzoek over een onderwerp waarover door een of meerdere Kamerleden al specifiek is gevraagd in een debat of in Kamervragen?

Antwoord

Er wordt niet bijgehouden hoe vaak een Wob-verzoek een onderwerp betreft waarnaar door een of meerdere Kamerleden is gevraagd. Het beleid van het kabinet is dat de Kamer gelijktijdig wordt geïnformeerd over het Wob-besluit als de informatie die daardoor openbaar wordt, relevant wordt geacht voor de Kamer.

Vraag 5

Kunt u de sinds uw aantreden gemaakte afwegingen over het al dan niet actief informeren van de Kamer over de besluitvorming over Wob-verzoeken op de beleidsterreinen van u en van de minister van Financiën naar de Kamer sturen?

Antwoord

Er wordt niet bijgehouden wat de afwegingen zijn omtrent het al dan niet actief informeren van de Kamer over de afdoening van Wob-verzoeken. Elke bewindspersoon maakt van geval tot geval daarover een eigen afweging. Het feit dat een onderwerp de belangstelling heeft van de Kamer, blijkend uit bijvoorbeeld vragen daarover, zal daarin in ieder geval een rol spelen.

Vraag 6

Kunt u een overzicht geven, met betrekking tot alle ministeries, van de keren in de afgelopen vijf jaar dat de desbetreffende minister via een Wob-verzoek informatie openbaar maakte, waarom de Kamer eerder had gevraagd, maar die de Kamer toen niet (of niet volledig) gekregen had?

Antwoord

Zoals gezegd maakt elke bewindspersoon van geval tot geval een eigen afweging omtrent het al dan niet actief informeren van de Kamer over de afdoening van een Wob-verzoek. Zoals bij het antwoord op vraag 5 is aangegeven, zijn de gegevens voor het gevraagde overzicht niet beschikbaar. Wel is van belang op te merken dat de verschillen in de regimes van de Wob en de inlichtingenplicht leiden tot een andere wijze van informatieverstrekking. Naar aanleiding van een Wob-verzoek worden vaak tientallen en soms honderden documenten verstrekt. Daardoor kunnen er verschillen ontstaan in (de gedetailleerdheid van) de verstrekte informatie aan de Wob-verzoeker en de Kamer. [1] Het is niet de bedoeling dat de Kamer pas wordt geïnformeerd over voor haar relevante informatie of details naar aanleiding van een Wob-verzoek, terwijl zij al eerder daarom heeft gevraagd. Het streven en de inzet van het kabinet is er daarom immer op gericht de Kamer zo snel mogelijk te informeren, wanneer zij vragen stelt over een bepaald onderwerp of wanneer (een lid van) het kabinet van mening is dat informatie relevant is voor de Kamer.

Vraag 7

Wilt u bij de vorige vraag in elk geval betrekken de volgende voorvallen, waarin, via de Wob, informatie naar boven kwam die de Kamer niet gekregen had: de business case over investeren in het toezicht van de Belastingdienst, die de toenmalige staatssecretaris Wiebes weigerde te sturen aan de Kamer; de non lethal assistance (NLA-steun) en andere steun aan Syrische ‘rebellen’; de naheffing van de EU, die destijds al lang bekend was bij de toenmalige minister Dijsselbloem; en zeker tien andere voorbeelden, die u bekend zijn?

Antwoord

Over de genoemde voorbeelden bent u destijds geïnformeerd door de betreffende bewindspersonen. Deze hebben daarbij elk hun eigen afwegingen gemaakt over het informeren van de Kamer. Mocht het dus onverhoopt zo zijn dat in een van de vele Wob-verzoeken die worden gedaan, voor de Kamer relevante zaken naar voren komen, dan is het uiteraard aan de betreffende bewindspersoon om de Kamer daarover te informeren. Zoals gezegd is het streven en de inzet van het kabinet er immer op gericht de Kamer zo snel mogelijk te informeren.

Vraag 8

Wat kan een parlement doen, indien de regering een jaar na een vraag informatie blijkt achter te houden?

Antwoord

Indien dit zou blijken, dan is het aan de Kamer of zij daaraan gevolgen wil verbinden. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de eerdere kabinetsnota’s over artikel 68 Grondwet. [2]

Vraag 9

Bij welke gelegenheden is de afgelopen vijf jaar informatie aan de Kamer geweigerd op grond van het belang van de staat en kunt u daarvan een uitputtende lijst geven?

Antwoord

Hier wordt geen overzicht van bijgehouden. Ik wil voorop stellen dat het kabinet hecht aan een transparante en open overheid. Zo wordt er door overheden en netwerkpartners uitvoering gegeven aan de actiepunten die zijn geformuleerd in het Nationaal Actieplan Open Overheid. [3] Ook wijs ik erop dat Nederland hoog scoort op internationale metingen over Open Overheid. Zo staan we in de top 10 van de Transparency International Index. [4] Het kabinet is dan ook van mening dat het inroepen van het belang van de staat een uitzondering behoort te zijn. Inlichtingen worden dan ook slechts sporadisch geweigerd met een beroep op het belang van de staat. [5]

Vraag 10

Bij welke gelegenheden heeft het kabinet het besluit om een document niet te verschaffen achteraf getoetst (omdat het kabinet persisteerde bij niet-openbaarmaking)? Kunt u een lijst geven van die gelegenheden en de uitkomst van elk van de besluiten?

Antwoord

Een voornemen een beroep te doen op het belang van de staat dient vooraf te worden getoetst. Indien een bewindspersoon voornemens is daarop een beroep te doen, moet dit eerst worden besproken in de ministerraad. [6] In welke gevallen dit gebeurt wordt niet bijgehouden.

Vraag 11

Hoe kan een Kamerlid controleren of iets ook echt staatsgeheim is, wanneer de bewindspersoon zegt dat het staatgeheim is?

Antwoord

Rubricering van informatie als staatsgeheim dient weloverwogen plaats te vinden, mede vanwege de daaraan verbonden gevolgen bij compromittering (vgl. artikel 98 e.v. WvSr). Voor de wijze waarop informatie wordt gerubriceerd zijn Rijksbrede voorschriften opgenomen in het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013).[7] Als een bewindspersoon zich erop beroept dat informatie als staatsgeheim is gerubriceerd, dan moet een Kamerlid erop kunnen vertrouwen dat dat ook zo is. Indien een Kamerlid het niet eens is met het oordeel van de bewindspersoon en de daarvoor gegeven argumentatie, lost zich dat uiteindelijk op in toepassing van de vertrouwensregel. Overigens komt dit vraagstuk periodiek op, zo ook in 2002. Toen heeft de voormalig Vice-President van de Raad van State uw Kamer geadviseerd naar aanleiding van een suggestie die was gedaan in de Kamerstukken, namelijk om een externe instantie te laten beslissen over een geschil tussen de Tweede Kamer en een bewindspersoon over de nakoming van de inlichtingenplicht. Naar aanleiding daarvan schreef ook de Vice-President: “In ons parlementaire stelsel is (…), als het gaat om de beoordeling van het optreden van bewindslieden, niet zijnde strafrechtelijke gedragingen, geen andere instantie dan de Kamer zelf competent. In een geschil tussen de Kamer en een bewindspersoon zijn er maar twee mogelijkheden: òf de Kamer laat zich door de bewindspersoon overtuigen, òf de bewindspersoon legt zich bij de wens van de Kamer neer. Dat geldt ook als een individueel lid van de Kamer of een Kamerminderheid ex artikel 68 van de Grondwet om inlichtingen verzoekt. Het is de essentie van de vertrouwensregel (…).” [8] Voor een nadere toelichting wordt ook verwezen naar de eerdere kabinetsnota’s over dit onderwerp.[9]

Vraag 12

Op welke wijze kan de Kamer inzage krijgen in staatsgeheimen?

Antwoord

Over het algemeen zal een bewindspersoon staatsgeheime informatie niet kunnen verstrekken en daarbij een beroep doen op het belang van de staat. Voor wat betreft het functioneren van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kan staatsgeheime informatie aan de Commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CIVD) worden verstrekt. Hiertoe opent de Wiv 2017 expliciet de mogelijkheid. Verder constateer ik dat in uitzonderlijke gevallen onder voorwaarde van strikte geheimhouding aan Kamercommissies de mogelijkheid tot inzage is geboden in staatsgeheime informatie.

Vraag 13

Op welke wijze kan de Kamer vragen stellen over staatsgeheimen?

Antwoord

Het staat de Kamer vrij om daarover vragen te stellen. Het is aan de Kamer om te bepalen op welke wijze zij dit doet.

Vraag 14

Hoeveel documenten die staatsgeheim verklaard zijn, zijn vervolgens in de afgelopen vier jaar gedeclassificeerd naar niet-staatsgeheim? Kunt u een overzicht van die documenten aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord

Er is geen informatie bekend over het aantal documenten dat de laatste vier jaar is gedeclassificeerd van staatsgeheim naar niet-staatsgeheim. Rubriceringen worden verbonden aan een maximum tijdsverloop of aan een bepaalde gebeurtenis. Na die periode of na die gebeurtenis wordt opnieuw gewogen of herziening, dan wel beëindiging van de rubricering, aan de orde is. Dit hoeft alleen niet wanneer de rubricering betrekking heeft op bijzondere informatie die krachtens een internationaal verdrag of overeenkomst is verkregen of als het gaat om staatsgeheimen die door de wet als zodanig zijn aangewezen. [10] Tevens kan worden vermeld dat bij overbrenging van bijzondere informatie naar het nationaal archief, de rubricering vervalt tenzij de zorgdrager, na advies van de algemene rijksarchivaris, bepaalt dat deze gehandhaafd dan wel herzien moet worden.[11]

Vraag 15

Hoe vaak krijgen journalisten een besluit op Wob-verzoeken van ministeries binnen de normale wettelijke termijn (in percentage van alle Wob-verzoeken van journalisten)?

Antwoord

Over de snelheid van afhandeling van Wob-verzoeken van journalisten zijn geen gegevens bekend. Overigens wordt een substantieel deel van de vragen om informatie van journalisten zeer snel afgehandeld zonder dat deze als formeel Wob-verzoek in behandeling wordt genomen.

Vraag 16

Worden Wob-verzoeken wel eens bewust vertraagd door ministeries?

Antwoord

De Wob stelt termijnen voor het afhandelen van een verzoek. Het beleid is dat verzoeken zo snel mogelijk worden afgehandeld.

Vraag 17

Kunt u voorbeelden geven van Wob-verzoeken, die bewust vertraagd zijn door de regering?

Antwoord

Nee. De beantwoordingstermijn van een concreet Wob-verzoek is afhankelijk van de bestuurlijke aangelegenheid in kwestie, de reikwijdte van het verzoek, de omvang van de hoeveelheid informatie en de mogelijkheden dergelijke informatie snel te verwerken.

Vraag 18

Heeft een enkel Kamerlid gewoon recht op alle documenten die een normale burger via de Wob kan vragen? Indien het antwoord niet eenduidig ja luidt, wilt u dan precies aangeven in welke gevallen het

Kamerlid dat recht niet heeft?

Antwoord

De inlichtingenplicht is een verplichting die geldt in de constitutionele en politieke verhouding tussen regering en Staten-Generaal. De Wob is niet op die verhouding van toepassing, maar geldt tussen bestuursorganen en burgers. In algemene zin geldt dat de inlichtingenplicht aan de Kamer verder reikt dan informatie die op grond van de Wob wordt verstrekt. Informatie die aan burgers kan worden verstrekt kan uiteraard niet aan de Kamer worden onthouden op grond van artikel 68 Grondwet. Het belang van een goed geïnformeerd Kamerlid is immers van een andere orde dan het belang van de openbaarheid van bestuur jegens de burger. Het recht op inlichtingen van de Kamer is in een aantal opzichten ook breder dan het recht op openbaarheid onder de Wob. Een Minister kan op verzoek van de Kamer en voor zover redelijkerwijs mogelijk, [12] nieuwe informatie op tafel krijgen en deze informatie met de Kamer delen. De Wob kent deze mogelijkheid niet. De Wob heeft immers betrekking op in bestaande documenten neergelegde informatie. Wob-verzoeken worden afgewezen als het bestuursorgaan geen documenten heeft waarin de gevraagde informatie is opgenomen. Het inlichtingenrecht kan ook op wijzen worden geëffectueerd die niet in de Wob zijn geregeld, zoals mondelinge informatieverstrekking in een besloten vergadering, beantwoording van schriftelijke vragen, technische briefings door ambtenaren of vertrouwelijke inzage van documenten. Dit kan allemaal niet in het kader van de Wob.

Vraag 19

Wilt u deze vragen binnen 3 weken beantwoorden, wat hier een royale termijn is, aangezien de vragen al in januari zijn ingediend?

Antwoord

Deze termijn is niet gehaald omdat ik mij heb bezonnen op een reactie. Zie hiervoor de aanbiedingsbrief.

Verzoeken van de commissie Financiën de voorgelegde vragen alsnog afzonderlijk te beantwoorden (ingezonden op 23 mei en 5 juli 2019; kenmerk: 2019D21525 en 2019Z10457/2019D30064). Vragen 1 t/m 8 zijn hieronder afzonderlijk beantwoord. Vraag 4 t/m 18 van de leden Omtzigt en Van der Molen komen overeen met vraag 9 t/m 23 van de eerder voorgelegde vragen. [13] Voor de afzonderlijke beantwoording van die vragen wordt verwezen naar de voorgaande antwoorden.

Vraag 1

Hoeveel verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoeken) zijn er in de afgelopen vijf jaar gedaan bij de Rijksoverheid?

Antwoord

Hieronder zijn de per kerndepartement bekende gegevens weergegeven over de ingediende Wob-verzoeken in de afgelopen jaren. De cijfers geven de Wob-verzoeken weer die zijn gedaan bij de kerndepartementen en zijn – met uitzondering van de ministeries van SZW en VWS – dus exclusief de Wob-verzoeken die zijn ingediend bij uitvoeringsorganisaties en agentschappen. Bijzonderheden zijn in de voetnoten aangegeven. Gegevens over Wob-verzoeken worden ook aan de Kamer aangeboden in het overzicht burgercorrespondentie bij de begrotingsstukken of Jaarrapportages ‘Maatschappelijke en Juridische Correspondentie’. In totaal zijn de laatste vijf jaar 6669 Wob-verzoeken gedaan bij de kerndepartementen.

Ministerie

2014

2015

2016

2017

2018

Tot.

Algemene Zaken

50

93

60

31

51

285

Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties

62

66

55

64

83

330

Buitenlandse Zaken

86

120

109

83

101

499

Defensie

133

151

175

130

133

722

Economische Zaken & Klimaat

117

100

100

100

95

512

Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit

-

-

-

-

42

42

Financiën [14]

131

144

132

164

149

720

Infrastructuur & Waterstaat

76

85

82

62

73

378

Justitie en Veiligheid [15]

28

33

24

178

162

425

Onderwijs, Cultuur & Wetenschap

228

161

109

90

92

680

Sociale Zaken & Werkgelegenheid [16]

240

260

216

217

259

1192

Volksgezondheid, Welzijn & Sport [17]

185

192

197

173

137

884

Totaal

1336

1405

1259

1292

1377

6669

Vraag 2

Hoeveel van deze Wob-verzoeken zijn er afgewezen?

Antwoord

Van het aantal integrale afwijzingen wordt op de departementen geen overzicht bijgehouden. De inschatting is dat het aantal integrale afwijzingen slechts een fractie van de besluiten betreft.

Vraag 3
Over hoeveel Wob-verzoeken is de Kamer in de afgelopen vijf jaar geïnformeerd?

Antwoord

Hierover worden geen gegevens bijgehouden.

Vraag 4

Is het standaardbeleid om de Kamer te informeren over de beantwoording van een Wob-verzoek?

Antwoord

De inlichtingenplicht jegens de Kamer wordt beschouwd als een van de hoekstenen van ons parlementaire stelsel. Zonder goede informatievoorziening door het kabinet kan de Kamer immers haar controlerende functie niet goed uitoefenen. Om die reden dient het parlementaire recht op inlichtingen een ruime invulling te krijgen. Het beleid van het kabinet is dat de bewindspersoon een afweging maakt of de Kamer actief geïnformeerd wordt over de openbaarmaking van documenten naar aanleiding van een Wob-verzoek. Als het informatie betreft die relevant wordt geacht voor de Kamer – bijvoorbeeld als het een onderwerp is dat eerder aan de orde was in een debat of Kamervragen - wordt de Kamer gelijktijdig met het versturen van een antwoord op het Wob-verzoek daarop geattendeerd. De bewindspersoon kan het daarbij aangewezen vinden de Kamer breder te informeren over bijvoorbeeld de context of relevante informatie die niet terug te vinden is in de documenten.

Vraag 5

Kunt u toezeggen dat de Kamer vanaf nu over elke beantwoording van een Wob-verzoek wordt geïnformeerd?

Antwoord

In het rapport van de stuurgroep die tussen 2007 en 2009 de parlementaire zelfreflectie van de Tweede Kamer begeleidde, is geconstateerd dat de Kamer heel veel informatie van de regering krijgt en door de regering met enige regelmaat zelfs overladen wordt met informatie. [18] De Kamer informeren over elke beantwoording van een Wob-verzoek zou, gezien het aantal Wob-verzoeken dat jaarlijks wordt gedaan, tot gevolg hebben dat de Kamer zeer veel attenderingen en documenten zal ontvangen. Uit het antwoord op vraag 1 blijkt dat er jaarlijks bij de kerndepartementen meer dan zesduizend Wob-verzoeken worden gedaan, waarbij bij de beantwoording tientallen en soms honderden documenten worden verstrekt. Daarbij zullen de openbaar gemaakte documenten informatie bevatten waarover de Kamer al (op hoofdlijnen) beschikt, van een te hoog detailniveau zijn of niet in alle gevallen relevant zijn voor de Kamer. De Kamer wordt derhalve niet standaard geïnformeerd over de beantwoording van elk Wob-verzoek. [19]

Vraag 6

Hoe vaak informeert het kabinet de Kamer (of een Kamercommissie) over de publicatie van een Wob-verzoek?

Antwoord

Hierover worden geen gegevens bijgehouden.

Vraag 7

Is het mogelijk om bij het publiceren van een Wob-verzoek de Kamer te attenderen op de publicatie?

Antwoord

Het beleid van het kabinet is dat de bewindspersoon een afweging maakt of de Kamer actief geïnformeerd wordt over de openbaarmaking van documenten naar aanleiding van een Wob-verzoek. Als het informatie betreft die relevant wordt geacht voor de Kamer – bijvoorbeeld als het een onderwerp is dat eerder aan de orde was in een debat of Kamervragen - wordt de Kamer gelijktijdig met het versturen van een antwoord op het Wob-verzoek daarop geattendeerd. Het beleid is tevens dat (deels) ingewilligde Wob-verzoeken openbaar worden gemaakt op de website www.rijksoverheid.nl, met inbegrip van de documenten die (geheel of gedeeltelijk) openbaar worden. Daardoor is het – ook voor de Kamers – gemakkelijk om kennis te nemen van informatie die op basis van de Wob openbaar wordt gemaakt. Ook is het mogelijk geattendeerd te worden op publicaties van Wob-verzoeken door het instellen van een geautomatiseerde attendering op Rijksoverheid.nl.

Vraag 8

Is het mogelijk om bij het afwijzen van een Wob-verzoek de Kamer te attenderen op de afwijzing?

Antwoord

Het beleid is dat (deels) ingewilligde Wob-verzoeken openbaar worden gemaakt op de website www.rijksoverheid.nl, met inbegrip van de documenten die (geheel of gedeeltelijk) openbaar worden. Reden daarvoor is dat dan ook anderen dan de Wob-verzoekers gemakkelijk kennis kunnen nemen van informatie die op basis van de Wob openbaar wordt gemaakt. Alhoewel ik niet uitsluit dat een besluit om een Wob-verzoek integraal af te wijzen openbaar gemaakt wordt, sluit openbaarmaking van zo’n afwijzingsbesluit niet aan bij deze gedachte achter het openbaarmakingsregime.



[1] Zoals ook al eerder aan uw Kamer gemeld in: Kamerstukken 28362, nr. 8, p. 4-5.

[2] Kamerstukken 28362, nr. 2, p. 4 en nr. 8, p. 3.

[4] transparency.org/country/NLD

[5] Kamerstukken 28362, nr. 8, p. 3.

[6] Kamerstukken 19553 (R1307), nr. 118a en Kamerstukken 28362, nr. 2, p. 3.

[7] Zie artikel 4 en 5 VIRBI 2013.

[8] Kamerstukken 28362, nr. 4, p. 1.

[9] Kamerstukken 28362, nr. 2, p. 4 en nr. 8, p. 3-4.

[10] Artikel 5, eerste en tweede lid, VIRBI 2013.

[11] Artikel 5, vierde lid, VIRBI 2013.

[12] Zie ook de toelichting op het begrip ‘natuurlijke belemmeringen’ in Kamerstukken 2001/02, 28362, nr. 2, p. 4-5.

[13] Kamerstukken 2018/19, 28362, nr. 20.

[14] Inclusief DG Belastingdienst.

[15] De jaren 2014-2016 betreffen alleen de Wob-verzoeken die door de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (Wob-verzoeken die zien op het SG- en pSG-cluster) zijn behandeld. Overige Wob-verzoeken werden decentraal behandeld. De totale aantallen Wob-verzoeken die door het kerndepartement worden behandeld, liggen daarmee vele malen hoger. Zie ter vergelijk de jaren 2017-2018, met de cijfers van het hele kerndepartement.

[16] Inclusief Inspectie SZW.

[17] Inclusief CIBG en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

[18] Kamerstukken 31845, nrs. 2–3, blz. 45.

[19] Zie hiervoor ook de kabinetsnota uit 2016: Kamerstukken 28362, nr. 8, p. 5.

Indiener(s)