Antwoorden Kamervragen van de leden Van Nispen en Alkaya (beiden SP) aan de ministers van Justitie en Veiligheid en van Financiën over de middelen die het notariaat ter beschikking heeft om fraude te bestrijden (ingezonden 28 mei 2019; nr. 2019Z10632)
Vraag 1
Wat is uw reactie op de stelling van de voorzitter van de Koninklijke
Notariële Beroepsorganisatie (KNB) dat het notariaat niet voldoende
middelen heeft teneinde fraude te bestrijden? 1)
Antwoord op vraag 1
Ik onderschrijf het belang van de notaris als poortwachter in het stelsel,
zoals terecht door de KNB is benoemd. Ik heb begrip voor de oproep en ben
met de KNB in gesprek over mogelijke verbeteringen. Ik ga daar in het
antwoord op vraag 5 verder op in.
Vraag 2
Hoe heeft het aantal gevallen van fraude met besloten vennootschappen
zich ontwikkeld sinds de preventieve toets door een notaris van een
bestuurder van een bv is afgeschaft? Kunt u bevestigen dat het aantal
fraudegevallen met bv’s sindsdien is gestegen?
Vraag 3
Deelt u de mening van KNB-voorzitter Van Buitenen dat de dieperliggende
oorzaak van het ‘krankzinnig grote maatschappelijke probleem van de
faillissementsfraude’ is dat de overheid het
oprichten van kapitaalvennootschappen als bv’s ‘te soepel’ heeft gemaakt?
Antwoord op vragen 2 en 3
Het beeld dat die vereenvoudiging de oorzaak is van een stijging van
faillissementsfraude herken ik niet. De oorzaken van faillissementsfraude
zijn divers en bovendien is fraude niet voorbehouden aan één specifieke
rechtsvorm. Uit onderzoek naar oorzaken en schulden van beëindigde
faillissementen bleek dat het gemeten percentage strafbare en/of
onrechtmatige benadeling van schuldeisers op 30,1 procent van de in 2015
beëindigde faillissementen uitkwam. Ten opzichte van het eerdere onderzoek
in 2010 was het percentage strafbare en/of onrechtmatige benadelingen met
6,5 procentpunt toegenomen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd. [1]
Per 1 juli 2011 is het preventieve toezicht op rechtspersonen (door middel
van een verklaring van geen bezwaar van de minister van Justitie) vervangen
door doorlopend toezicht op opgerichte rechtspersonen. [2] Daarmee wordt beoogd het
voorkomen en bestrijden van misbruik van rechtspersonen te verbeteren.
Vervolgens is de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht in werking
getreden op 1 oktober 2012. Daarmee is de oprichting van BV’s, onder meer
door afschaffing van het minimumkapitaal, eenvoudiger geworden. De notaris
heeft een rol bij het oprichten van BV’s, omdat daarvoor een notariële akte
nodig is. Deze betrokkenheid levert niet alleen een nuttige bijdrage aan de
zorgvuldigheid in het handels- en rechtsverkeer maar ook aan het voorkomen
en bestrijden van misbruik van rechtspersonen.
In de afgelopen periode is er door toezicht, handhaving en opsporing
ingezet op de bestrijding van faillissementsfraude. Ook private partijen en
beroepsorganisaties nemen initiatief om frauderisico’s te detecteren en
fraude of schade zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bijdrage is zeer
waardevol in de publiek-private samenwerking om fraude te bestrijden. Naar
verwachting heeft de toegenomen inzet en aandacht eraan bijgedragen dat
fraude beter herkend en gemeld kan worden en is daardoor ook beter
zichtbaar gemaakt. Zo wordt in de Fraudemonitor van het Openbaar Ministerie
onder meer weergegeven hoeveel meldingen door curatoren zijn gedaan bij het
Centraal Meldpunt Faillissementsfraude [3] dat is ondergebracht bij
de FIOD.
Vraag 4
Klopt het, dat het in de toekomst mogelijk wordt vanuit zowel
EU-lidstaten als derde landen in Nederland een bv op te richten, zonder
tussenkomst van een notaris? Zo ja, ziet u hierin een potentieel gevaar
met betrekking tot fraude met bv’s?
Antwoord op vraag 4
Op grond van de richtlijn Gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht (die is aangenomen door het Europees Parlement en de Raad, maar nog niet is gepubliceerd) moeten lidstaten het mogelijk maken dat bepaalde kapitaalvennootschappen (in Nederland gaat het in ieder geval om BV’s) langs digitale weg kunnen worden opgericht. De richtlijn laat evenwel ruimte voor eventuele tussenkomst van de notaris bij de oprichting. Conform het geldende kabinetsbeleid zal bij de implementatie van de richtlijn zoveel mogelijk worden aangesloten bij het al bestaande systeem, dus met inbegrip van een rol van de notaris bij de oprichting van een BV. Mede in het kader van de implementatie van de richtlijn, wordt daarom de mogelijkheid om de digitale oprichting van BV’s in Nederland te laten plaatsvinden via een digitale notariële akte uitgewerkt.
Het is voor het kabinet belangrijk dat vereenvoudiging gepaard gaat met
passende waarborgen tegen misbruik en fraude en dat er voldoende waarborgen
zijn bij de oprichting van een BV om fraude te voorkomen. De richtlijn
voorziet er daarom ook in dat lidstaten bij vermoedens van fraude of
misbruik de oprichter kunnen verzoeken om fysiek te verschijnen. Digitale
oprichting laat onderzoeksverplichtingen op grond van de Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme (zoals het cliëntonderzoek en
daarbij het vaststellen wie de uiteindelijk belanghebbende is) onverlet.
Het blijft van groot belang dat alle meldingsplichtige instellingen blijven
voldoen aan de wettelijke plicht om cliëntonderzoek uit te voeren en
ongebruikelijke transacties te melden aan de Financial Intelligence
Unit-Nederland (FIU).
Voor de volledigheid merk ik op dat in opdracht van het Ministerie van EZK wordt verkend of er de mogelijkheid is tot vereenvoudiging bij oprichting en kostenreductie van aandelenoverdracht met behoud van een betrouwbare registratie van aandelenbezit in BV’s. Hierover is uw Kamer geïnformeerd door de Staatssecretaris van Economische Zaken met het zogenoemde MKB-actieplan.[4]
Vraag 5
Bent u bereid stappen te zetten teneinde het notariaat de middelen te
geven die het nodig heeft om fraude tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 5
Ik ben in gesprek met de KNB over het instrumentarium dat voor het notariaat, vanwege diens poortwachtersrol, nodig en wenselijk is. De specifieke expertise van de notaris acht ik onontbeerlijk bij een goede vervulling van de poortwachtersrol. Gelet op de ontwikkeling van verschillende fraudeverschijningsvormen en de digitale en internationale mogelijkheden voor fraudeurs acht ik het van belang om het notariaat en het bedrijfsleven te betrekken als belangrijke partners voor fraudedetectie en de bestrijding van witwassen. De verwachting is dat met het implementeren van het UBO-register en een aandeelhoudersregister, zoals wordt voorgesteld met de Initiatiefwet van de leden Nijboer en Alkaya, op termijn meer actuele informatie over belanghebbenden respectievelijk aandeelhouders beschikbaar komt. Hiermee wordt de financieel-economische fraudebestrijding en de notariële taakuitoefening tegelijkertijd ondersteund.
Vraag 6
Wat vindt u van de suggestie notarissen de mogelijkheid te geven bij de
Belastingdienst vooraf te informeren of toekenning van een btw-nummer
aan een onderneming op bezwaren stuit? Kunt u uw antwoord motiveren?
Vraag 7
Wat is uw oordeel over het door de KNB-voorzitter geopperde stoplichtsysteem dat notarissen de nodige duidelijkheid biedt over een cliënt, zonder dat er details worden verstrekt? Staat de fiscale geheimhoudingsplicht dit volgens u in de weg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord op vragen 6 en 7
Er bestaat op dit moment geen wettelijke mogelijkheid om een btw-identificatienummer te weigeren op basis van (justitiële of fiscale) antecedenten. Op basis van artikel 9 van de btw-richtlijn van de Raad van 28 november 2006, PbEU L 347, is iedere persoon die regelmatig leveringen of diensten verricht (een economische activiteit verricht) een btw-plichtige ondernemer. In het algemeen is het oogmerk of het resultaat van die economische activiteit irrelevant voor de beoordeling of een persoon een btw-plichtige ondernemer is. Op basis van artikel 214 van diezelfde richtlijn is iedere lidstaat verplicht een btw-identificatienummer te verstrekken aan deze btw-plichtige ondernemers. Nederland kan niet eenzijdig een andere invulling geven aan deze Europese regelgeving. Gelet hierop voert de Belastingdienst in de praktijk dan ook een beperkte toets uit bij de verstrekking van btw-identificatienummers. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in de btw sprake is van een ruim ondernemersbegrip en dat (mede in het licht van het belang van de btw-identificatienummers in het zakelijk verkeer) het beleid is om btw-nummers aan alle startende ondernemers binnen vijf werkdagen te verstrekken.
Daarnaast staat thans de fiscale geheimhoudingsplicht in de weg aan de verstrekking van informatie aan notarissen. Het bieden van ‘de nodige duidelijkheid zonder dat er details worden verstrekt’ maakt dit niet anders, omdat er dan nog steeds fiscale duiding wordt gegeven over een onderneming.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het instellen van een kloppend en up-to-date
centraal aandeelhoudersregister een effectievere bestrijding van fraude
mogelijk zal maken?
Antwoord op vraag 8
Het belang van beschikbare, actuele informatie over aandeelhouders voor controle, toezicht en opsporing is door een vorig kabinet reeds onderschreven.[5] De initiatiefwet centraal aandeelhoudersregister is momenteel aanhangig bij uw Kamer. Het kabinet is voornemens een standpunt voor te bereiden en zal ingaan op de toegevoegde waarde van een centraal aandeelhoudersregister in samenhang met het UBO-register voor de bestrijding van financieel-economische fraude en witwassen. De beoordeling van de initiatiefwet is aan uw Kamer.
1) https://fd.nl/economie-politiek/1302594/gefrustreerd-notariaat-eist-meer-wapens-tegen-fraude
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)
[1] Kamerstukken II, 2016/17, 33695, nr. 13
[2] Wet van 7 juli 2010 tot wijziging van onder meer Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet documentatie vennootschappen in verband met het vervallen van de verklaring van geen bezwaar en het verbeteren en uitbreiden van de controle op rechtspersonen met het oog op de voorkoming en bestrijding van misbruik van rechtspersonen.
[3] Kamerstukken II, 2016/17, 17050, nr. 539
[4] Kamerstukken II, 2018/2019, 32637 nr. 316
[5] Kamerstukken II 2012/13, 32 608, nr. 4