Antwoord op vragen van de leden Van Haga en Lodders over haar bewering dat gebonden hulp verleden tijd is

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van Haga en Lodders (beiden VVD) aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over haar bewering dat gebonden hulp verleden tijd is. Deze vragen werden ingezonden op 20 mei 2019 met kenmerk 2019Z09987.

De Minister voor Buitenlandse Handel

en Ontwikkelingssamenwerking,





Sigrid A.M. Kaag

[Ondertekenaar 2]

[Ondertekenaar 3]

[Ondertekenaar 4]


Antwoorden van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op vragen van de leden Van Haga en Lodders (beiden VVD) aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over haar bewering dat gebonden hulp verleden tijd is

Vraag 1

Kunt u zich uw volgende uitspraak herinneren: “Gebonden hulp is al een concept wat alle EU-lidstaten en OESO/DAC-landen allemaal, collectief hebben achtergelaten”?[1]

Antwoord

Ja.

Vraag 2
Klopt het dat er voor landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) die participeren in het OESO Arrangement voor overheidsgesteunde exportkredieten de verplichting geldt dat wanneer zij gebonden hulp willen verstrekken aan een ontwikkelingsland, zij dit aan alle andere OESO-landen en het secretariaat van de relevante OESO-werkgroep moeten notificeren?

Antwoord

OESO-landen die deelnemen aan het Arrangement voor overheidsgesteunde exportkredieten en handelsgerelateerde hulp [2] moeten hun gebonden hulp alleen notificeren aan de andere landen die deelnemen aan het Arrangement en aan het secretariaat van de relevante OESO-werkgroep (artikel 4c en 5a van het Arrangement).

De participanten van het Arrangement hebben daarnaast in een agreement vastgelegd dat ze handelsgerelateerde ongebonden hulp notificeren aan alle OESO landen. Deze database is publiek toegankelijk via de website van de OESO (zie voetnoot 2).

Daarnaast is er de OESO-DAC aanbeveling [3] over gebonden hulp. Deze vraagt DAC-leden om over gerapporteerde ODA aan te geven of deze gebonden of ongebonden is verstrekt.

Vraag 3
Kunt u, gelet op bovenstaande notificatieverplichting, de Kamer een overzicht doen toekomen van:

a) de gebondenhulpnotificaties van alle OESO-donorlanden over de afgelopen vijf jaar;

b) het aantal genotificeerde transacties;

c) de hulpbedragen per genotificeerde transactie;

d) de relevante hulpontvangende landen per genotificeerde transactie;

e) de sector (bijvoorbeeld onderwijs, energie, water en sanitatie, transport, telecommunicatie, gezondheidszorg) per genotificeerde transactie;

f) alsmede de mate van concessionaliteit per genotificeerde transactie?

Antwoord 3 a, c en f

Notificaties door OESO-landen die deelnemen aan het Arrangement worden in vertrouwelijkheid gedeeld met andere OESO-landen die deelnemen aan het Arrangement (zie ook artikel 54, Hoofdstuk IV, Sectie 5, p.36 van de Arrangement). De onder 3 a, c, en f gevraagde informatie kan om die reden niet middels beantwoording van deze Kamervraag aan uw Kamer worden verstrekt. De gevraagde informatie is – onder voorwaarde van diezelfde vertrouwelijkheid - inzichtelijk voor leden van de Tweede Kamer op het Ministerie van Financiën.

Wel bied ik u met betrekking tot de vragen 3d en 3e niet herleidbare, geaggregeerde data aan, waarmee een beeld ontstaat van de omvang van deze handelsgerelateerde gebonden hulp. Onderstaande overzichten betreffen enkel het gebonden deel van transacties.

Antwoord 3 b

Het aantal genotificeerde transacties van gebonden hulp over de periode van 2014 – 2018 is 823.

Antwoord 3 d

Genotificeerde gebonden hulp per doelland (mil SDR)

Jaar

Land

2014

2015

2016

2017

2018

Afghanistan

60,0

194,0

326,0

360,0

60,0

Angola

3,0

112,0

Armenia

2,1

2,1

15,0

Bangladesh

198,1

174,5

160,8

134,5

122,6

Benin

6,0

15,0

30,0

Bolivia

0,4

37,3

74,2

Bosnia and Herzegovina

8,0

6,0

Brazil

15,0

Burkina Faso

30,3

Cabo Verde

16,7

3,0

Cambodia

107,9

108,8

79,8

100,6

204,3

Cameroon

0,2

1,4

4,2

1,4

2,1

Chad

0,3

Colombia

15,0

16,5

300,0

100,0

Côte d’Ivoire

0,2

89,1

179,1

48,1

Democratic Republic of the Congo

30,8

30,0

30,0

460,0

Dominican Republic

19,0

4,0

Egypt

345,8

48,7

246,8

180,0

143,5

El Salvador

23,5

113,1

2,1

Ethiopia

15,4

16,0

148,5

2,0

81,7

Georgia

54,3

6,1

5,3

7,4

224,4

Ghana

60,9

12,3

28,7

42,2

Guatemala

36,1

122,1

235,0

Guinea

0,3

Haiti

9,0

10,0

75,0

Honduras

15,0

2,3

90,0

62,1

16,4

India

11,0

33,9

1.262,5

1.010,3

Indonesia

26,5

32,5

1.159,5

127,1

851,4

Iraq

431,7

219,0

195,0

Jamaica

15,0

Jordan

40,6

83,5

70,0

15,0

Kazakhstan

30,0

Kenya

129,7

24,1

128,7

36,1

167,5

Kosovo

25,0

1,4

27,8

Kyrgyzstan

50,5

6,0

11,2

6,0

53,1

Laos

45,3

43,9

136,2

111,1

203,1

Lebanon

60,0

100,0

Lesotho

2,0

Liberia

30,0

30,0

Macedonia (FYROM)

34,0

14,5

Madagascar

0,3

30,0

200,0

Mali

6,0

Mexico

15,0

15,0

8,5

8,5

Moldova

2,1

15,9

26,6

6,1

Mongolia

8,7

2,1

161,5

18,7

168,2

Morocco

11,0

2,5

74,9

41,9

Mozambique

65,6

87,3

2,0

Myanmar

173,5

102,3

109,8

228,0

279,9

Nepal

4,0

5,0

15,0

30,0

30,0

Nicaragua

84,0

23,3

74,6

45,9

74,1

Nigeria

60,0

60,0

Pakistan

163,2

62,5

148,2

60,0

56,3

Papua New Guinea

143,1

Paraguay

0,2

Peru

60,0

Philippines

50,3

1.323,5

5,3

3.141,3

634,9

Rwanda

0,3

Sao Tome and Principe

2,0

0,5

Senegal

88,3

10,7

141,3

32,7

Serbia

6,0

17,5

Somalia

75,0

60,0

South Africa

0,5

South Sudan

8,5

Sri Lanka

572,1

16,6

5,8

289,5

1.045,2

Sudan

15,0

Tajikistan

0,5

30,0

Tanzania

93,9

15,2

81,8

15,2

42,9

Thailand

36,0

Timor-Leste

0,5

30,0

Tunisia

24,0

134,7

Turkmenistan

4,0

Uganda

2,0

3,0

Ukraine

0,5

535,0

170,0

92,0

182,4

Uzbekistan

12,4

39,3

81,1

113,0

Viet Nam

253,9

455,7

248,0

290,2

196,3

West Bank and Gaza Strip

33,2

140,0

690,0

4,0

Zambia

23,5

4,0

100,0

30,0

Zimbabwe

6,0

30,0

Grand Total

3.518

4.393

6.298

7.543

6.779

Antwoord 3 e

Genotificeerde gebonden hulp (mil SDR)*

Rapportage jaar

[CRS Code] - sector

2014

2015

2016

2017

2018

[11000] - education

115

52

329

241

483

[12000] - health

324

342

419

1.367

669

[14000] - water and sanitation

669

901

324

93

292

[15000] - government and civil society

312

343

548

355

241

[16000] - other social infrastructure and services

133

19

50

219

206

[21000] - transport and storage

1.358

1.949

3.189

3.491

3.787

[22000] - communications

186

42

111

94

105

[23000] - energy generation, distribution and efficiency

95

80

246

19

172

[24000] - banking and financial services

23

1

60

30

[25000] - business and other services

9

105

36

369

160

[31100] - agriculture

152

156

530

388

178

[32100] - industry

5

60

120

102

286

[32200] - mineral resources and mining

15

136

[32300] - construction

0

104

660

[41000] - general environmental protection

19

145

323

45

34

[99800] - unallocated

105

93

12

70

30

Grand Total

3.518

4.393

6.298

7.543

*SDR =Special Drawing Rights

Vraag 4
Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van de Official Development Assistance (ODA) van alle individuele OESO-landen over de afgelopen vijf jaar en daarbij per OESO-donorland een splitsing maken in gebonden hulp en ongebonden hulp?

Antwoord

In tabel 1 treft u een overzicht aan van de bilaterale ODA-commiteringen van OESO-landen, opgesplitst in gebonden en ongebonden hulp in miljoenen US Dollars over de periode 2013-2017. Gegevens over 2018 zijn nog niet beschikbaar.


Tabel 1. bilaterale ODA-commiteringen van OESO-landen, opgesplitst in gebonden en ongebonden bilaterale hulp in miljoenen US Dollars

Bron: OESO[4]

Vraag 5
Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van de totale gebonden en ongebonden hulp per landencategorie op basis van de inkomenscategorieën van de Wereldbank?

Antwoord

In tabel 2 is een overzicht opgenomen van de totale gebonden en ongebonden bilaterale hulp per landencategorie op basis van de inkomenscategorieën van de Wereldbank[5].

Tabel 2. Totale gebonden en ongebonden bilaterale commiteringen per landencategorie van de Wereldbank in miljoen USD

Landencategorie Wereldbank

Ongebonden

Gebonden

LDCs

122.846

25.269

2013

30.151

4.789

2014

24.092

5.137

2015

23.017

5.641

2016

21.447

4.911

2017

24.139

4.791

LMICs

130.863

30.353

2013

25.750

6.469

2014

26.884

5.061

2015

24.257

7.167

2016

24.994

6.187

2017

28.979

5.469

MADCTs

868

126

2013

303

29

2014

281

33

2015

53

23

2016

200

15

2017

32

26

Other LICs

1.727

464

2013

368

98

2014

311

83

2015

366

100

2016

335

146

2017

347

37

Part I unallocated by income

33.733

6.566

2013

6.379

1.068

2014

6.112

1.361

2015

6.647

1.633

2016

8.041

1.229

2017

6.554

1.275

UMICs

56.299

11.634

2013

7.792

2.531

2014

10.399

2.605

2015

10.325

2.442

2016

15.414

1.672

2017

12.370

2.385

Totaal

346.336

74.412

Bron: OESO

Vraag 6
Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van alle ongebonden hulp van alle OESO-landen en inzichtelijk maken welke bedragen per individueel OESO-land van de ongebonden hulp uiteindelijk terugvloeien naar leveranciers van diensten en/of goederen uit het donorland (dus zowel voor hulpontvangende landen die niet en wel onder de OESO Aanbeveling voor de ontbinding van hulp vallen)?

Antwoord

OESO-landen wordt niet gevraagd te rapporteren over ongebonden hulp die terugvloeit naar de donor die deze hulp heeft verstrekt. Daarover is derhalve geen informatie beschikbaar.

In het OESO 2018 rapport over de DAC Aanbeveling is in tabel 6 de distributie van alle contracten met leveranciers te zien, maar deze tabel maakt geen onderscheid tussen gebonden en ongebonden hulp. [6]

Nederland rapporteert aan de OESO-DAC over de omvang van de ODA die verstrekt is aan ontwikkelingslanden op activiteitenniveau. Nederland rapporteert niet over het aantal afgesloten contracten. Om die reden zijn in tabel 6 geen gegevens over Nederland opgenomen.

Vraag 7
Deelt u de brede internationale zorg dat de in de Development Assistance

Committee (DAC) van de OESO gerapporteerde ongebonden hulp weliswaar de jure ongebonden is, maar de facto toch gebonden is of kan zijn?

Antwoord

De analyse in het OESO 2018 rapport over de DAC-aanbeveling over ongebonden hulp laat een gemengd beeld zien. Over het geheel is er nog steeds sprake van een toename van ongebonden hulp, met uitzondering van een paar landen (zie de tabel bij vraag 4).

Dat hulp de facto terug kan stromen terwijl ze de jure ongebonden is kan worden verklaard door beleidskeuzes die donorlanden maken, ingegeven door kennis en expertise waarover ze zelf beschikken. Zo zijn er donoren die hun hulp inzetten in sectoren waar ze zelf goed in zijn. Daarmee blijven een effectieve inzet van ODA en een level playing field uitgangspunten, maar wordt wel de kans vergroot dat bedrijven en organisaties uit het donorland opdrachten verkrijgen.


Vraag 8
Wat zou volgens u het antwoord van Nederland en de Europese Unie moeten zijn op al deze ontwikkelingen?

Antwoord

Het kabinet is voorstander van ongebonden hulp, in lijn met afspraken in OESO-DAC verband.[7] Ook voor de EU is dit een belangrijk principe, zoals al in 2002 uiteen is gezet in de mededelingen “Untying aid: enhancing the effectiveness of aid, [8] die nog steeds wordt uitgevoerd.[9]

Ongebonden hulp draagt niet alleen bij aan de kwaliteit en kosteneffectiviteit van hulp, maar ook aan verbeterde transparantie en verantwoording over de hulp. Daarnaast draagt ongebonden hulp bij aan lokaal eigenaarschap. Nederland blijft zich daarom zowel binnen de OESO als in EU verband inzetten voor ongebonden hulp.

Tegelijkertijd beoogt het kabinet om Nederlandse organisaties en bedrijven in te zetten bij het bereiken van ontwikkelingsdoelstellingen, zeker in die sectoren waarop ze een comparatief voordeel hebben vanwege de kennis en kunde waarover ze beschikken. Zie ook het antwoord bij vraag 7. Wat telt is dat er een gelijk speelveld is waar de beste uitvoerder (op prijs en kwaliteit) wint.

Dat neemt niet weg dat Nederland zich ook sterk blijft maken om maximaal gebruik te maken van kennis en expertise die in de focusregio’s aanwezig is.

Vraag 9
Kunt u deze vragen vóór het algemeen overleg Handelsbevordering d.d. 29 mei 2019 beantwoorden?

Antwoord

Nee, het zorgvuldig beantwoorden van uw vragen heeft om meer tijd gevraagd.



[2] OECD, 2019. ARRANGEMENT ON OFFICIALLY SUPPORTED EXPORT CREDITS. January 2019 (Ref. TAD/PG(2019)1), digitaal beschikbaar via http://www.oecd.org/trade/topics/export-credits/aid-and-export-credits/ (geraadpleegd 3 juni 2019)

[3] OECD, 2019. Revised DAC Recommendation on Untying ODA (2019), digital beschikbaar via https://www.oecd.org/dac/financing-sustainable-development/development-finance-standards/untied-aid.htm (geraadpleegd op 3 juni 2019)

[4] OECD (2019), "Detailed aid statistics: Tying status of bilateral ODA", OECD International Development Statistics (database), https://doi.org/10.1787/data-00080-en (geraadpleegd op 3 juni 2019).

[5] De hiervoor toegepaste inkomenscategorieen zijn: LDCs (Minst Ontwikkelde landen); LICs (Lage Inkomenslanden); LMIC (Lage Middeninkomenslanden); UMIC (Hoge Middeninkomenslanden); MADCT (Meer geavanceerde ontwikkelingslanden en gebieden / More Advanced Developing Countries and Territories); Part I unallocated by income (regionale en wereldwijde programma’s).

[6] OECD, 2018. 2018 REPORT ON THE DAC UNTYING RECOMMENDATION (DCD/DAC(2018)12/REV2) opgevraagd van https://www.oecd.org/dac/financing-sustainable-development/development-finance-standards/DCD-DAC(2018)12-REV2.en.pdf geraadpleegd op 3 juni 2019.

[7] Zie voetnoot 6

Indiener(s)