Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Financiën, de antwoorden aan
op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Haga over het bericht
‘Wise persons' to scrutinize EU development finance’. Deze vragen werden
ingezonden op 25 april 2019 met kenmerk 2019Z08638.
De Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking,
Sigrid A.M. Kaag
Antwoorden van de minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de minister van Financiën, op vragen
van het lid Van Haga (VVD) over het bericht ‘Wise persons' to scrutinize EU
development finance’
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht ‘Wise persons' to scrutinize EU development
finance’?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt het kabinet het mandaat van deze ‘High-Level Group of Wise
Persons’?
Antwoord
In haar Mededeling van 12 september 2018, met als titel “Naar een
doeltreffendere financiële architectuur voor investeringen buiten de
Europese Unie signaleerde de Europese Commissie dat het noodzakelijk zou
zijn om de externe investeringsarchitectuur van de Europese Unie te
versterken. Om mondiale uitdagingen – zoals armoedebestrijding,
klimaatverandering, irreguliere migratie en demografische uitdagingen – aan
te kunnen moet ontwikkelingsfinanciering in grotere mate gebruik gaan maken
van een combinatie van verschillende financieringsbronnen, aldus de
Europese Commissie. Publieke en private middelen moeten zo efficiënt
mogelijk worden ingezet met het oog op een zo groot mogelijke impact en het
behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s). In het BNC-fiche over
deze Mededeling (Kamerstuk 22 112, nr. 2713) verwelkomt het kabinet de
prioriteit die de Commissie geeft aan het versterken van de samenwerking en
samenhang tussen bestaande initiatieven en instellingen, specifiek waar het
gaat om garanties vanuit de EU. In de Mededeling werkt de Commissie echter
geen scenario’s voor de langere termijn uit. De High Level Group of Wise
Persons kijkt hier nadrukkelijk wel naar.
In het door de Raad vastgestelde mandaat is vastgelegd dat de High Level
Group of Wise Persons onderzoek zal verrichten naar de rol van Europese
instituties, zoals de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank
(EIB), in samenhang met de inzet van de (multilaterale) Europese Bank voor
Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD), de bilaterale ontwikkelingsbanken,
regionale ontwikkelingsbanken en de Wereldbank. De werkgroep zal een
assessment maken van de huidige Europese financiële architectuur voor
ontwikkeling en daarbij de vraag beantwoorden in hoeverre deze in staat is
om de externe beleidsdoelen van de Unie te behalen, vooral op het gebied
van ontwikkelingsimpact, effectiviteit, additionaliteit en value for money.
Ook zal de werkgroep een analyse maken van de respectieve sterktes en
zwaktes van de mandaten en instrumenten van betrokken actoren, inclusief
risicomanagement, bestuur, aandeelhouderschap en incentive structuren van
de EIB en de EBRD. Tenslotte zal de werkgroep ook kijken naar de
strategieën van de EIB, EBRD en de Commissie om hun mandaten verder te
ontwikkelen, o.a. op het gebied van het bevorderen van private
sectorontwikkeling, inclusief in de minst ontwikkelde en fragiele staten.
In het licht van de hoger genoemde mondiale uitdagingen en de inzet ten
behoeve van het behalen van de SDG’s vindt het kabinet het nuttig dat een
groep experts, met diverse achtergronden en allen met een rijke relevante
ervaring, zich buigt over de Europese financiële architectuur voor
ontwikkeling en op basis daarvan met een advies komt.
Vraag 3
In hoeverre verwacht u dat de conclusies van deze werkgroep invloed zullen
hebben op de vormgeving van het Europees Ontwikkelingsfonds en de wijze
waarop dit fonds zich zal verhouden tot het Meerjarig Financieel Kader
2021-2027?
Antwoord
Nederland vindt het belangrijk dat de aanbevelingen van de werkgroep kunnen
worden meegenomen in de besluitvorming over de vormgeving van het European
Fund for Sustainable Development Plus (EFSD+) onderdeel van het ‘Instrument
voor Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale samenwerking’ (NDICI)
binnen het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 . Het mandaat van de
werkgroep heeft in beginsel geen betrekking op de vormgeving van de overige
onderdelen van het instrument.
Vraag 4
Deelt u de mening, zoals in het artikel verkondigd door een deskundige, dat
de EU weliswaar meer investeert in ontwikkelingslanden dan de rest van de
wereld tezamen, maar dat het systeem dermate gefragmenteerd
en ongecoördineerd is dat de impact daar onder lijdt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De lidstaten van de Europese Unie en de Commissie zijn gezamenlijk
verantwoordelijk voor ongeveer 57% van de ontwikkelingssamenwerking door
alle OESO/DAC donoren. Dit geld wordt door de EU onder meer ingezet via
multilaterale financiële instellingen zoals de Wereldbank of de Europese
Investeringsbank en via nationale ontwikkelingsbanken zoals FMO. Deze
instellingen behalen met de EU-middelen doorgaans goede resultaten en
werken binnen bepaalde fondsen al in meer of mindere mate samen,
bijvoorbeeld binnen het huidige European Fund for Sustainable Development
en binnen de Westelijke Balkan Investeringsfaciliteit (WBIF). Zoals
aangegeven in de hierboven genoemde Commissiemededeling is er echter ruimte
voor verbetering. Het kabinet is van mening dat het goed is dat een High
Level Group of Wise Persons hierover een advies uitbrengt. Door
samenwerking tussen instellingen en lidstaten te verbeteren en optimaal
gebruik te maken van de comparatieve voordelen en niches van nationale en
internationale organisaties, kan de EU als geheel mogelijk meer impact
behalen.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de rol die een land als China speelt in
ontwikkelingslanden noopt tot het herijken van de wijze waarop
ontwikkelingsfinanciering wordt vormgegeven?
Antwoord
Het kabinet vindt dat de EU zich rekenschap moet geven van de steeds
actievere rol van China in ontwikkelingslanden in derde landen. Waar nodig
zal de EU haar strategie en inzet daarop moeten aanpassen. Zoals aangegeven
in de bilaterale China-strategie wil het kabinet in EU-kader toewerken naar
een bewustere inzet van de comparatieve voordelen van Europa in onder
andere Afrikaanse landen. De EU en Nederlandse
ontwikkelingssamenwerkingsinzet zijn primair gericht op het behalen van de
Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en het aanpakken van de grondoorzaken
van armoede en instabiliteit, als onderdeel van een breder geïntegreerd
buitenlandbeleid. Het bereiken van ontwikkelingsimpact vormt hierbij een
belangrijk leidend principe.
Het kabinet onderschrijft de constatering van de Europese Commissie in de
EU Gezamenlijke Mededeling ‘EU-China: een strategische visie’ van 12 maart
2019 dat de EU en China gedeelde belangen hebben in duurzame ontwikkeling
en de 2030 Agenda. Dit schept mogelijkheden voor nauwere samenwerking
binnen internationale instellingen, bijvoorbeeld bij het vergroten van
duurzame connectiviteit. Het kabinet vindt met de Commissie dat China zijn
betrokkenheid als Official Development Assistance (ODA)-donor en partner in
multilaterale fora zou moeten versterken. Nederland wil bestaande
samenwerking met China, bijvoorbeeld in kiesgroepen, aangrijpen om de
discussie aan te gaan over (een verschillende kijk op) voorwaarden voor
financiering en standaarden. Te denken valt hierbij aan samenwerking binnen
de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)-kiesgroep en de
Inter-American Development Bank (IDB)-kiesgroep. Het Nederlandse
aandeelhouderschap van de Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) biedt
ook mogelijkheden voor deze discussie.
Vraag 6
Deelt u tevens de mening dat middelen in het kader van
ontwikkelingsfinanciering effectief en gecoördineerd moeten worden ingezet
en dat er pas extra geld op tafel kan komen zodra dit aantoonbaar het geval
is? Zo ja, is dit standpunt onderdeel van de Nederlandse
onderhandelingsinzet?
Antwoord
Het kabinet deelt de mening dat middelen effectief en gecoördineerd ingezet
dienen te worden. Het kabinet ziet ook dat met de middelen die door de EU
worden ingezet bij de verschillende instellingen (zowel multilateraal als
bilateraal) doorgaans goede resultaten worden behaald. Echter, door
samenhang te vergroten kan mogelijk nog meer synergie en impact worden
bereikt. Dit is onderdeel van de Nederlandse onderhandelingsinzet voor de
inrichting van het ‘European Fund for Sustainable Development Plus’
(EFSD+).
Vraag 7
Bent u bereid de Kamer te informeren over de conclusies van de werkgroep,
zodra zij deze heeft gepresenteerd? Bent u tevens bereid de Kamer op de
hoogte te houden van de verdere behandeling?
Antwoord
Ja.